Met haar Instagram-account Weird things in Brussels vangt Cato Beljaars de absurditeit van onze hoofdstad in honderden geestige en soms ongelooflijke straatfoto’s. Zo veroverde ze al de harten van meer dan 100.000 volgers.
Cato woont in Molenbeek en studeerde eerder Radio aan het RITCS. Ze had toen al interesse in sociale media, maar toen ze tijdens covid afstudeerde, groeide ook de interesse in fotografie. Ze ging fotografielessen volgen, kocht een fototoestel, en begon aan straatfotografie te doen. “Ik begon in mijn vrije uren rond te wandelen in Brussel en zag heel vaak rare dingen. Zo is de naam ‘Weird things in Brussels’ bij mij opgekomen. Van zodra ik die had, kreeg ik ook het idee om een Instagram-account te maken om mijn foto’s op te posten, puur voor de fun.” Foto’s van auto’s op de tramsporen, een man die met een trombone geld afhaalt, mensen die in Victoriaanse kostuums wachten op de tram: ondertussen meer dan 100.000 volgers lusten er wel pap van. En sommigen van die volgers begonnen ook een handje te helpen. Cato: “Ik had niet eens een oproep gedaan, maar mensen begonnen mij ook hun eigen foto’s te sturen. Daar zaten zoveel goede dingen tussen dat ik die uiteindelijk ook ben beginnen posten.”
Het hobbyproject werd uiteindelijk zelfs een fotoboek, dat zo’n succes werd dat de uitgeverij in september al een tweede deel lanceerde: ook (More) Weird things in Brussels bevat meer dan 200 van de beste foto’s die eerder op Instagram verschenen. Volgens Cato is het niet eens zo moeilijk om aan zoveel goede foto’s te geraken. Onderscheidt ze misschien bepaalde categorieën van foto’s die terugkomen? “Foto’s met steps kwamen zeker in het begin vaak terug. Nu er meer parkeerplaatsen voor zijn, is het al beter, maar je vindt die steps nog altijd overal, zelfs in bomen. Afval is ook veelvoorkomend, zoals op de foto van een volle glascontainer waar superveel glazen flesjes naast staan. Wat ik ook al regelmatig ben tegen gekomen zijn terrassen in het midden van een bouwwerf. Mensen die leuk aan het aperitieven zijn naast een grote kraan. Of een man die aan het zonnen en zijn krant aan het lezen is midden op de grote open vlakte van de werf voor het Beursgebouw.”
Dat nonchalante is waarschijnlijk wel typisch Brussels, denkt Cato, die nochtans merkt dat ze elders al navolging heeft gekregen, met projecten als Weird things in Los Angeles, Dendermonde of Zürich. Is taal ook een bron van humor in het straatbeeld? “Zeker. Je komt bijvoorbeeld veel verkeerde vertalingen tegen. Of er is die foto van de MIVB-bus richting De Brouckère die op het kapotte scherm als bestemming alleen ‘Bro’ toont.” Voorlopig gaat Cato dus nog een tijdje door. Ondertussen trekt ze ook regelmatig de straat op voor Bruzz, en blijft ze de omgeving scannen op taferelen die niet helemaal in de haak zijn.
“Pink Ribbon” is een organisatie die zich inzet om borstkankerpatienten te ondersteunen, elk jaar in september brengen ze een nieuw lintje uit, dat wordt ontworpen door patienten en dit jaar won het ontwerp van Chloé Clauwaert uit Grimbergen. En dat is een straf verhaal.
“In aug 2022 kreeg ik de diagnose en de week nadien ben ik gestart met zes maanden chemo, dan een zware operatie en daarna bestralingen. Alles er op en er aan. Maar het gaat goed nu, ik krijg nog wel nabehandelingen gedurende een paar jaar.
Mijn zoontjes zijn nu tien en negen. Twee jaar geleden heb ik hen eerlijk verteld wat er aan de hand was en zij zijn daar heel goed mee omgegaan. Het ergste voor hen was dat ik kaal werd. Dat was moeilijk. Voor hen heeft een meisje lang haar en ik zag er ook wel raar uit zonder wimpers en wenkbrauwen. Je kan dan echt niet verbergen dat je ziek bent.
Ik zie er nu weer een stuk beter uit, maar de chemopillen en de hormoontherapie, dat hakt er wel op in, al is dat niet zichtbaar voor de buitenwereld.”
Het lijkt niet eenvoudig om zo’n ervaringen mee te nemen in een ontwerp voor een lintje?
“Ik begin altijd zonder plan. Het komt gewoon vanzelf. Dus het was mijn minimalistische stijl in combinatie met een knipoog naar borstkanker, door hier en daar subtiel een borst te insinueren en dat is iets wat uiteindelijk ook in het finale ontwerp is gebleven.
Herbeginnen doe ik nooit, als er een lijn fout zit of er komt een vlek op omdat de kat erover loopt, dan corrigeer ik dat wel op één of andere manier. Fouten bestaan eigenlijk niet, ik maak er dan wel iets anders van, zodat het geen fout meer is.”
Heeft die houding je ook geholpen om je ziekte te overwinnen?
“Ik heb ook zo in de therapie gestaan ja, de dingen bekijken van dag tot dag en problemen pas oplossen als ze zich stellen. Al heb ik natuurlijk ook wel veel onrust gevoeld over de toekomst. Momenteel werk ik nog niet, ik leef nu op het tempo dat de oncoloog in UZ Jette mijn aanbeveelt.”
Maar binnenkort kunnen we je grafisch werk toch in een Brusselse galerie komen bekijken?
“Inderdaad, in oktober is mijn werk te zien in de Paula Raiglot Art Studio op de Zavel. Daar kijk ik wel naar uit, het is toch wel mijn droom om meer als ontwerper te kunnen werken. Ik probeer daar stapje voor stapje in te groeien en daar op een serieuze basis mee bezig te zijn.”
En in afwachting kan je ook een kijkje nemen op Instagram: @chloe.clauwaert.art of op de website: www.chloeclauwaert.be
De Brusselse Ommegang is meer dan zeshonderd jaar oud. De regisseur van evenement is de Brusselse ondernemer én artiest Giles Daoust.
Giles Daoust is CEO van het interim- en familiebedrijf Daoust, maar tegelijkertijd ook fotograaf, schrijver, striptekenaar en filmregisseur. Toen hij in 2006 de kans kreeg om de show van de Ommegang op de Grote Markt te regisseren, twijfelde hij niet, want hij kent dat terrein. “Mijn familie is van Brussel. Mijn moeder had een antiekzaak op de Zavel. Dus toen ik 18 jaar geleden de kans kreeg, vond ik het een hele eer om te mogen werken voor zo’n gerespecteerd evenement, dat ondertussen UNESCO Werelderfgoed is.”
Op de dagen van de Ommegang vormen liefst 1400 figuranten een stoet en een show vol edellieden, ambachtslui, ridders, steltenlopers, marionetten, reuzen en praalwagens. Twee naaisters werken het hele jaar door om de 1400 kostuums te repareren en aan te passen. De operationele directeuren Daniel Huybrechts en Pia Pastorelli leiden de organisatie. En voorzitter Paul Le Grand benadrukt het verbindende karakter van de Ommegang: “De deelnemers, uit Brussel, Vlaanderen en Wallonië vertonen deze historische gebeurtenis in een geest van eenheid en gezamenlijke herkomst.”
Wat is dan de betekenis van deze historische optocht voor Brussel? Daoust: “De processie ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van de Zavel werd al in de 14de eeuw georganiseerd door het grote eedverbond van de kruisboogschutters. Tijdens de processie van 1549 stelde keizer Karel V ook zijn zoon en opvolger Filips II voor aan onze gewesten, wat aanleiding gaf tot een enorme parade. Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van België in 1930 werd besloten om die Ommegang opnieuw uit te voeren in een gemoderniseerde vorm. Die geef dus een blik op onze geschiedenis en de rol van Brussel in Europa.”
Aan de Ommegang nemen bekende artiesten, politici en leden van notabele Brusselse families deel. Dit jaar spelen Jo Lemaire, Bert Kruismans, Thomas de Bergeyck, en tekenaar Johan De Moor belangrijke rollen in de drietalige vertelling.
Daoust en zijn team wacht natuurlijk een logistieke uitdaging. “Daarnaast willen we op de historische Grote Markt voor een immersieve show zorgen met veel live muziek, licht- en rookeffecten, en beelden op het grote scherm die bijdragen tot het filmische karakter.” Het Brusselse karakter is daarbij ook belangrijk. “We verwijzen ondermeer naar de legende van Beatrijs Soetkens en poppentheater Toone, en wanneer we werken met Franse artiesten, zoals dit jaar de Franse actrice Josiane Balasko, dan coachen we hen ook om het Brusselse accent onder de knie te krijgen.” MB
Jennifer Tabotasa is niemand minder dan Miss Brussel. De 25-jarige marketingstudente heeft verschillende talenten en ook veel affiniteit met Brussel en het Brussels.
Tabotasa is geboren in Molenbeek en woont in het centrum. Ze zit in haar derde jaar Marketing aan de Odisee Hogeschool. Daarvoor ging ze naar de kunsthumaniora, waar ze zich vooral in architectuur specialiseerde.
Heel concrete toekomstplannen heeft Tabotasa nog niet, maar ze is zo graag in Brussel dat ze denkt dat ze hier nog wel een tijdje zal blijven. En ze heeft ook verschillende interesses, want naast haar studies is ze ook met kleding bezig. “Gewoon thuis, in mijn appartementje, met de naaimachine die ik heb gekregen voor mijn kerstmis toen ik 18 was. Ook daarvoor naaide ik al ontwerpen met de hand, dus ik ben er wel al een tijdje mee bezig. Hopelijk kan ik er later nog iets meer mee doen, maar ik ben nog een beetje aan het uitzoeken wat precies.”
Ondertussen werkt Tabotasa ook parttime als hostess, wat haar op verschillende evenementen brengt. Maar de titel van Miss Brussel die ze in september 2023 behaalde op het traject richting Miss België-verkiezing, is natuurlijk het hoogtepunt van het afgelopen jaar. Zo werd ze zelf een bekende Brusselaar. Hoe belandde ze op de verkiezing? Tabotasa: “Ik wou gewoon eens een keer iets anders doen. Een nieuwe uitdaging aangaan. Wat mij het meeste aantrok aan de Miss België-verkiezing is het hele showgedeelte. Op het podium staan, jezelf tonen, en nieuwe mensen leren kennen, dat zijn dingen die ik graag doe. Het is natuurlijk wel een competitie, maar er is toch een leuke sfeer onder de meisjes. Ik heb er echt superleuke herinneringen aan, en heel toffe meisjes leren kennen waar ik nu nog steeds mee afspreek.”
De media-aandacht die Tabotasa kreeg toen ze net was verkozen als Miss Brussel, is een beetje gaan liggen nu Miss België ondertussen is verkozen. Maar ze heeft toch wat overgehouden aan het avontuur. “Wat ik heb geleerd is dat je gewoon moet durven. Ik twijfelde vroeger nogal eens aan mezelf, en dat heb ik wel echt wel aan de kant moeten schuiven. Je moet jezelf durven tonen en de mindset krijgen dat je een nee hebt, en een ja kunt krijgen.”
Bij Brusseleir konden we Tabotasa ook al aan het werk zien tijdens de De Gruuten Talk Show. Wat vindt ze van het Brusselse dialect? “Met mij familie spreek ik Engels, ik ga naar school in het Nederlands, en met veel andere Brusselaars spreek ik Frans. Het is voor de inclusiviteit belangrijk om gemeenschappelijke talen te hebben waarmee je kan communiceren. Maar voor bepaalde groepen is het eigen dialect ook belangrijk om hun cultuur te kunnen behouden en versterken. Dat kan alleen maar positief zijn.”
Actrice Mona Mina Leon maakte indruk als een van de hoofdpersonages in de televisieserie 1985 over de Bende van Nijvel. Die speelt zich grotendeels af in de stad waarin ze opgroeide en woont. Haar liefde voor Brussel is dan ook groot.
Natuurlijk wordt Mona Mina Leon (1994) tegenwoordig iets vaker herkend op straat. “Ik voel plots een soort van aura,” lacht ze bescheiden. “Het is heel tof dat de serie zo goed is ontvangen, en dat mensen er zo vriendelijk en lief over zijn. Het is fijn om die erkenning te voelen voor iets waar we allemaal heel hard aan hebben gewerkt.” Voor Mona Mina begon het acteren tijdens de vier jaar opleiding die ze kreeg in het RITCS. Daarna trok ze twee jaar naar Australië waar ze ook theater maakte in het Engels. Vervolgens was ze verbonden aan het Mechels gezelschap Abattoir Fermé van Stef Lernous, en aan kunstencentrum Monty in Antwerpen. Ondertussen combineert ze theater dus met film, én met schrijven.
“Binnenkort hoor je mijn stem in de nieuwe film Ruby Gillman Teenage Kraken van Dreamworks, en in september maak ik een theaterproject met een vriendin. Daarnaast ben ik ook een boek aan het schrijven. Daar komen trouwens ook wel wat Brusselse woorden in, omdat ik dat heel gevoelsmatig aan het schrijven ben, als een stream of consciousness, in een heel vrije taal waarin plots woorden opduiken als “ik loop op mijn ‘slasjen’”, of “het is buiten aan het ‘drasjen’”.
Mona Mina werd geboren in Ukkel en groeide tot haar twaalfde op in Kuregem. Nu woont ze in Jette. “Heel leuk. Toen ik uit Melbourne terug naar België kwam heb ik voor het werk een tijd in Antwerpen gewoond, maar Brussel trok me toch weer aan. Ik denk dat de mentaliteit hier toch echt anders is. Ik denk dat ik redelijk Brussels ben qua gedachtengoed.
'Ik hou van de
talen die hier
gesproken
worden.'
Dat heeft te maken met verdraagzaamheid: er toch eerder vanuit gaan dat mensen goede bedoelingen hebben dan slechte.” “En ik hou ook van de talen die hier gesproken worden,” vult Mona Mina aan. “Ook van het Brussels. Ik heb een tijd in een pralinezaak in Basilix gewerkt, en daar kwam toch nog clienteel dat vollen bak Brussels sprak. Ook op de markt in Jette hoor je het nog best wel veel.”
Toen bleek hoeveel goede reacties acteur Tom Vermeir kreeg omdat hij voor zijn rol als adjudant Goffinard in 1985 Brusselse tussentaal had geleerd met de hulp van Guy Vanhengel, schrok Mona Mina daar niet van. Maar gelooft ze ook dat het Brussels dialect nog in één of andere vorm zal kunnen overleven? “Ik vind het in ieder geval cool dat er instanties zoals Brusseleir! bestaan die het in levend helpen houden, weten waar alles vandaan komt, en de systemen erachter in kaart brengen. Daarnaast is er ook het nieuwe Brussels dat misschien nog niet erkend is als een dialect, maar dat door mensen van mijn leeftijd en jonger wordt gesproken en dat verschillende invloeden kent. Ook dat is heel interessant.”
Een initiatief waarmee de sympathie van den Brusseleir voor onze werking kan omgezet worden in censkes, oude, ploêt onder auspiciën van de Koning Boudewijn Stichting. Dankzij de steun van de Copains van Brusseleir willen we met het project Brussels WALLAH OMG jongeren rekruteren die goesting hebben in het Brussels en samen met hen een project uitwerken die hun leefwereld creatief vertaalt.
Word nu van Brusseleir!
Stortingen vanaf 40€ genieten van een fiscaal attest.
Lees hieronder het interview met Marc Frederix en Tom Asselberghs, bezielers van de Copains van Brusseleir!
Brusseleir! heeft heel veel ideeën, weten ook Marc Frederix en Tom Asselberghs. Maar om al die inspiratie om te zetten in goede en haalbare projecten, zijn er natuurlijk mensen en middelen nodig. Dankzij hun jarenlange ervaring in het bedrijfsleven denken Frederix en Asselberghs daarom mee na hoe Brusseleir! zijn werking nog kan optimaliseren. Een goed voorbeeld is het nieuwe fonds ‘Copains van Brusseleir!’
Marc Frederix en Tom Asselberghs zijn zelf voorbeelden van de grote groep sympathisanten die Brusseleir! omringen, en die graag iets willen betekenen voor de vereniging. Daarom besloten de twee om hun beroepservaring wat betreft netwerking, communicatie, reclame en marketing in te zetten voor de werking van Brusseleir! Hoe ze dat allemaal zien vertellen ze in dit gesprek. Eerst vatten ze zelf samen waar ze al die ervaring vandaan hebben.
Frederix: Ik ben van oorsprong een Hasselaar, maar ik kwam in 1977 naar Brussel om aan de VUB te studeren. Zo heb ik mijn hart aan de hoofdstad verloren, en ben ik zoals zovelen blijven hangen. Ik heb in Etterbeek, Sint-Joost en Schaarbeek gewoond, en in 1995 ben ik dan naar Overijse verhuisd. Maar ik heb altijd mijn band met Brussel behouden. Na mijn studies filosofie heb ik een tijdje bij De Morgen gewerkt als promotiemanager. Daarna heb ik vijftien jaar lang een reclamebureau gehad, en vervolgens ben ik vijftien jaar directeur geweest van de Nationale Loterij, waar we een aantal stevige merken hebben uitgebouwd. In 2018 heb ik dan beslist uit dat vaste dienstverband te stappen om wat meer ruimte te hebben voor mezelf. Om te reizen en te fietsen, maar ook om vrijwilligerswerk te doen en op te treden als adviseur.
Ik noem mezelf een ‘sidekick’ van kleine organisaties die inzichten kunnen gebruiken over communicatie, marketing, advertising en verbinding met consumenten. Zo ben ik vrij snel in de socio-culturele sector verzeild geraakt, omdat ik ook voorzitter ben van Public vzw, het vroegere Cultuurnet Vlaanderen, van waaruit ook de Museumpas is opgericht, waar ik ook voorzitter van ben. De link met marketing is er nog als voorzitter van de Effie Awards voor de meest efficiënte marketingcampagnes
Asselberghs: Ik woon nu in Merchtem maar ben als Vlaming uit de Noordrand altijd ook een Brusselaar geweest. Ik heb veel in Brussel geleefd en beleefd, heb veel Brusselse vrienden, studeerde aan de voormalige UFSAL Toegepaste Economische Wetenschappen, en volg nog altijd het cultuurleven in de stad. Zo ben ik ook lid van de Brusselse Warande, de ontmoetingsplek voor Vlamingen in Brussel. Beroepshalve heb ik lang de sales en marketing verzorgd voor een aantal bedrijven, waaronder lang geleden Lernout & Hauspie (wat natuurlijk een unieke belevenis was (lacht), VISA, en anderen. Tot 11 jaar geleden was ik commercieel directeur bij Isabel, een betalingssysteem voor corporate bedrijven, waar we met mijn team de elektronische factuur Zoomit gelanceerd hebben. Daarna ben ik zelfstandige geworden. Als consultant deed ik eerst opdrachten voor bedrijven als BNP/Fortis, KBC en RSC Anderlecht. Zo heb ik een goed netwerk in Brussel opgebouwd. Sinds 10 jaar ben ik actief als recruiter/ headhunter. Eerst in dienst van enkele headhunterskantoren zoals Signium, nu als zelfstandige voor een aantal grote bedrijven die trouwe klanten zijn, zoals Myreas-Colruyt Groep, BDO, Visa en IBM.
Op welke manier kwamen dan jullie contacten met Brusseleir! tot stand?
Frederix: Ik ontmoette Geert Dehaes in 2019 op een netwerkinglunch van het VUB Fellowship. Niet lang daarna kwam van hem de vraag een studie te doen naar een een mogelijke nauwe samenwerking tussen café ’t Goudblommeke in Papier en Brusseleir!. Na die audit hebben we geconcludeerd dat het partnerschap zeker kon blijven bestaan, maar dat Brusseleir! best een eigen gezicht zou krijgen. Dat hebben we op twee manieren gedaan. Door met dit ‘Oeis van ’t Brussels’ aan de Vlaamsesteenweg een ankerpunt te creëren. We hebben nu een vitrine naar buiten toe en mensen kunnen hier ook binnenstappen om kennis te maken met de werking. In de tweede plaats hebben we een herbronning en een rebranding gedaan, waarbij we in 2020 de naam van Be.Brusseleir veranderd hebbenin Brusseleir!, en ook het DNA van de vzw hebben scherpgesteld. Dat is het DNA van de mélange. Brussel is al van in de middeleeuwen een stad van heel veel migratiestromen die samenkomen in een unieke mix. Daarop hebben wij het taalerfgoed geënt. Brusseleir promoot het taalerfgoed van het Brussels dialect, maar is meer dan dat. Als je dat taalerfgoed promoot, promoot je ook het imago van de Brusselaar: optimistisch, een beetje rebels, af en toe wat zwanzend, wat surrealistisch, met een hoek af, maar altijd goed bedoelend.
Asselberghs: Ik ken Geert Dehaes al vijftien jaar, en heb hem altijd gevolgd bij het Brussels Volkstejoêter. Toen het concept van Brusseleir! rond was, heb ik aangeboden wat intensiever samen te werken, en zijn we begonnen om vanuit mijn netwerk naar sponsoring te gaan zoeken op corporate bedrijfsniveau. Zo zijn we nu met een aantal grote partijen aan het praten die Brusseleir! zouden kunnen sponsoren met contracten op langere termijn. Daarnaast hebben we ons de vraag gesteld wat we kunnen aanbieden aan mensen die zo enthousiast zijn over Brusseleir! dat ze ook een bijdrage willen leveren aan de werking. Sommige van die mensen volgen Brusseleir! al lang maar kunnen om verschillende redenen niet worden ingezet als vrijwilliger of kunnen ook niet altijd al onze activiteiten volgen. Zo is het concept van de ‘Copains van Brusseleir!’ ontstaan. Dat is een platform dat het mogelijk maakt een donatie te doen die ook fiscaal aftrekbaar is. Voor 50 euro ben je al Copain, voor 100 euro ’nen dikke Copain’, voor 250 euro ‘nen ielen dikke Copain’, en voor meer dan 300 euro ‘Copain vè et leive’. Voor het eerste jaar 2022-2023 mikken we op 5000 euro. Met honderd Copains zit je aan dat bedrag, en mede door hun netwerk hopen we daarna door te groeien naar 300 à 400 copains. Tussen oktober 2022 en begin december hadden we toch al 2400 euro bereikt, dus dat ziet er goed uit.
Hoe zal dat fonds dat dankzij de Copains van Brusseleir! wordt opgebouwd, worden ingezet?
Frederix: Het fonds zit bij de Koning Boudewijnstichting die de fiscale attesten zal bezorgen. Tom en ik zullen als beheerders van het platform de verzamelde middelen elk jaar beschikbaar stellen voor een bepaald project van Ik noem mezelf een ‘sidekick’ van kleine organisaties die inzichten kunnen gebruiken over communicatie, marketing, advertising en verbinding met consumenten. Zo ben ik vrij snel in de socio-culturele sector verzeild geraakt, omdat ik ook voorzitter ben van Public vzw, het vroegere Cultuurnet Vlaanderen, van waaruit ook de Museumpas is opgericht, waar ik ook voorzitter van ben. De link met marketing is er nog als voorzitter van de Effie Awards voor de meest efficiënte marketingcampagnes. Brusseleir! Want Brusseleir! heeft nog veel potentieel. De footprint van Brusseleir! is op dit moment het grootste via het Volkstejoêter, met de theaterstukken die elk jaar meer dan 30.000 bezoekers trekken. Daarnaast is er het magazine op 5000 à 6000 exemplaren. Dat zit dus goed. Maar we willen ook andere acties doen dan de traditionele uit het verleden. Zo proberen we nieuwe invalshoeken te vinden die ook op social media kunnen aansluiten, om op die manier de digitale footprint te vergroten. In 2023 gaat geld daarom naar een project met jongeren.
Asselberghs: Dit jaar was Brussel Boef!, waarmee we taalerfgoed en culinair erfgoed hebben verbonden, een succes tot en met. Ook voor de deelnemende restaurants. Jongeren zijn wel een moeilijker publiek, maar we zien toch dat er bij de theatervoorstelling ook jeugd zit die we willen aanspreken en engageren. Dankzij de steun van de Copains van Brusseleir! willen we met het project ‘WALLAH OMG’ in 2023 jongeren rekruteren die goesting hebben met Brusseleir te connecteren, en die samen een project willen uitwerken dat hun leefwereld creatief vertaalt. Over de vorm die dat project zal aannemen zijn we nog aan het nadenken.
Frederix: Wij moeten als vijftig plussers niet gaan zeggen hoe jongeren zich kunnen verbinden met Brusseleir!. We gaan dus eerst ons oor te luisteren leggen bij de jongeren zelf, en bij mensen die dicht bij jongeren staan, zoals jeugdhuizen, organisaties, verenigingen en scholen. Hoe zien zij dat? Welke uitdrukking geven zij via creatieve middelen als poëzie, theater, beeldende kunst of video aan de Brusselse mélange en het Brussels taalgebruik?
Kortom, aan goede ideeën heeft Brusseleir! geen gebrek.
Frederix: Eén van de grootste uitdagingen die Brusseleir! heeft, is de vele ideeën die we hebben ook goed uit te voeren. Met een werking die steunt op twee mensen in vast dienstverband, en voor het overige op vrijwilligers, moet je opletten dat je niet meer gaat beloven dan je kan waarmaken. Naast het theater, de taallessen, de Academie van het Brussels, BrusselsTuub, Brusseleir! van ’t Joêr en de Weik van ’t Brussels, proberen we jaarlijks iets toe te voegen. 2022 is wat dat betreft wel een héél ‘actief’ jaar geweest. Met niet alleen de acties rond 75 jaar Nero en 100 jaar Marc Sleen, zoals de strip De Zwetten Toure, de bierbox, de vieringen van Johan Verminnen en Toots Thielemans, en afsluitend Brussel Boef!. Maar als je één à twee extra activiteiten per jaar tot een goed einde kan brengen ben je al goed bezig. Want de uitbreiding van het aantal acties valt jammer genoeg ook samen met een verlaging van de subsidies. We moeten dus trachten meer te doen met minder overheidsmiddelen. Dat is jammer, maar langs de andere kant geeft het ons de kans om extra financieringsmiddelen aan te boren, en op die manier ook weer verbinding te maken met andere mensen en organisaties met een gelijkaardig DNA, waardoor Brusseleir! nog breder in de kijker komt. Zo had Tom bijvoorbeeld ook het goede idee om volledige theatervoorstellingen uit te verkopen aan organisaties. Naar De Zugezeide Zeeke van Molière is op die manier een volledige zaal van dokters, verpleegsters en assistenten van UZ Brussel komen kijken. Dat brengt niet alleen meer middelen op voor meer projecten, maar je spreek er ook het hart van nieuwe potentiële Brusseleirs mee aan.
In het kader van het project Brussel Boef van Brusseleir! namen de leerlingen secundair onderwijs van school Coovi in Anderlecht deel aan een kookwedstrijd. De teams van de studenten Myriam Hamrouni (19) uit Anderlecht en Valentina Riascos Romero gingen met de prijzen lopen.
Aan Coovi worden de horecatalenten van morgen opgeleid in een opperbeste sfeer. Wanneer we hier net voor de kerstvakantie langskomen voor een babbel met twee leerlingen uit de richting ‘Restaurant en keuken’, is er nog altijd veel bedrijvigheid in de leskeuken en de zaal. Maar er worden ook al rapporten uitgedeeld. Valentina Riascos Romero heeft net dat van haar gekregen en mag trots zijn op haar goede punten. Misschien is dat geen toeval, want zij viel net zoals haar medeleerlinge Myriam Hamrouni al op toen de professionele jury van Brussel Boef enkele maanden geleden hun interpretatie van een Brussels menu bekroonde.
Valentina zit al drie jaar op school in Coovi. “Ik wil dieetkunde gaan studeren, daarom ben ik naar hier gekomen. Dat was een goede keuze, want ik heb hier goede vrienden en we leren veel van de leerkrachten.” Myriam van haar kant studeerde eerder eigenlijk haarzorg. “Ik kon vroeger niets in de keuken. Maar mijn vader is chef-kok op de luchthaven in Zaventem, en mijn nonkel houdt restaurant OSaison in Schaarbeek open. Daarom wilde ik het ook proberen, en het is gelukt”
Ondertussen staan ze thuis allebei al regelmatig in de keuken, maar ze hebben natuurlijk nog andere ambities. Myriam: “Ik wil graag in een rustige buurt in de stad een restaurant openen, samen met mijn broer die ook in Coovi heeft gezeten en nu in Campus Wemmel zit. Mijn zus wil trouwens ook chef-kok worden.” Valentina heeft nog een andere plan: “Ik wil eerst naar de Hogeschool om voor diëtiste te studeren, en daarna een zaak openen waar het draait om gezond eten en diëten.”
Brusselse wafels
Studeren aan Coovi is blijkbaar heel gevarieerd. Behalve de algemene vakken en de praktijk en de theorie van de keuken, zijn er ook regelmatig leerrijke uitstapjes, zoals naar Parijs. De wedstrijd van Brussel Boef was dan weer een heel andere uitdaging.
“Alle leerlingen moesten in de eerste ronde op hun eigen manier mosselen bereiden. De teams met de drie lekkerste mosselbereidingen mochten naar de volgende ronde om voor Brusseleir een menu te maken met voorgerecht, hoofdgerecht en dessert.” Myriam deed dat met Camille: “We kregen de ingrediënten, maar moesten er zelf mee aan de slag. Wij hebben ondermeer gevulde aardappel, met schijfjes courgette en sardines gemaakt als hoofdgerecht. Kip met verschillende groenten waaronder witloof als hoofdgerecht. En als dessert een Brusselse wafel met gezouten caramel, aardbeien, frambozen en ijs.” Valentina werkte samen met Laura en ging voor een hoofdgerecht met een saus van witte wijn en gegrilde groenten. Ook voor haar is een Brusselse wafel bakken nu een fluitje van een cent.
Het wedstrijdelement heeft hen wel veel bijgebracht. Myriam: “Terwijl we onze bereidingen binnen een bepaalde tijd moesten maken, keek de jury mee en werden er foto’s genomen. Dan moet je kunnen presteren onder stress.” Valentina: “Daarnaast ook ingrediënten en bereidingen leren kennen waarvan we niet wisten dat ze uit Brussel kwamen.”
Tot slot hebben de leerlingen van Coovi ook een lesje Brussels dialect gehad. “Maar dat is al wat te lang geleden om er nog veel van te weten,” zwanzen Myriam en Valentina.
Remy Ray is al decennia een van de sterkhouders van het Brusselse lied. Ook op zijn negentigste springt hij nog enthousiast op het podium om leekes as ‘Est gepermeteid Menier’ of ‘In ’t Lieg Plafong’ te zingen.
Remy Ray wordt 90 op 15 december, maar grote plannen om het te vieren zijn er nog niet. “Waarschijnlijk zal ik met mijn vrouw een restaurant gaan doen, dat is ook een keer plezierig. Ik word goed gesoigneerd door haar, dus ik hoop er daarna nog tien jaar bij te doen. Met de gezondheid is alles nog goed. Ik mag nog alles eten en drinken, en ik kan nog altijd zingen.”
Remy Ray treedt inderdaad nog altijd op, zoals op Bal National of in in’t Brussels Stamenei, al is dat sinds corona wel wat minder. “Als ze me nodig hebben, dan kom ik af. Vroeger kon ik twee uur non-stop zingen, nu nog zeker een uur en een kwartier.” Dat Remy Ray altijd een goed uithoudingsvermogen heeft gehad is zeker. Zo heeft hij eens het wereldrecord zingen gevestigd: zes uur, vier minuten en vijftien seconden aan één stuk. “Met maximum 5 seconden tussen elk liedje. Toen heb ik natuurlijk een aantal liedjes een paar keer moeten zingen,” grapt hij. “En ik ben ook een keer Belgisch kampioen drummen geweest in de jaren zestig. Met een opgelegd en een eigen nummer.”
Remy Ray, wiens oorspronkelijke naam Remy Milonton was, had alles dan ook al jong geleerd. “Ik ben beginnen zingen in cafés toen ik dertien jaar was. Daarna ben ik fonoplaten beginnen opnemen met manager Jules Nijs, die ook de manager was van Rocco Granata. Zeker vijftig singeltjes en vier à vijf langspeelplaten. Ik zong graag Amerikaanse nummers, maar ik zing ook in het Nederlands en het Frans. Op een keer kwam daar het Brussels bij. Toen de platenverkoop wat minder ging, vroeg Jules Nijs mij om een Brusselse Plaat op te nemen. Toen heb ik op een bureau in Brussel toelating gevraagd aan de directeur van de platenfirma van Adamo om een Brusselse versie te mogen maken van Vous permettez, monsieur. De tekst van Est gepermeteid Menier heb ik zelf geschreven en opgenomen. Adamo heeft me er nog mee gefeliciteerd. Hij was een charmante man. Daarna vroeg Jules mij geregeld om nog Brusselse leekes te schrijven, en dat is me later nog ten goede gekomen dankzij Sabam.”
Remy Ray kreeg ook veel bekendheid door het radioprogramma In ’t Lieg Plafong dat van 1973 tot 1977 werd uitgezonden in het Brussels dialect op Omroep Brabant. Hij schreef er het kenwijsje voor en werkte er ook aan mee. Daarnaast begeleidde hij veel orkesten, en had hij lang een kleine dancing in Machelen: Club 13. “Daar kon zo’n honderd man binnen. Daar heb ik mij jaren goed geamuseerd, maar ook hard gewerkt samen met mijn eerste vrouw, die jammer genoeg overleden is.” Ondertussen woont Remy Ray al een hele tijd met zijn tweede vrouw in Diegem.
Een klein winkeltje, in de Vlaamsesteenweg 77, waar stadskaarten en andere archiefstukken uitgestald staan. Hier woont Luc Surdiacourt, die ons meeneemt in een stukje geschiedenis van Brussel: “de vaaif stroête van de Marolle”.
Vanwaar komt uw liefde voor Brussel? Liefde is een groot woord, tegenwoordig is iedereen verliefd op Brussel. Bij mij ontstond dat geleidelijk en onrechtstreeks, via zaken waarmee ik bezig was. Door de pers komt Brussel er niet altijd goed uit, ik merk dat ook wanneer ik zelf met de mensen van hier spreek. Wij zeggen dat vaak tegen elkaar, “Brussel dit, of Brussel dat”, maar dan concluderen we ook allemaal hetzelfde: “ik zaa neeveranst annes ni wille wuune”. Ik heb in Leuven gewoond, ook in Denderleeuw, maar werkte in Brussel. Ik startte met een cursus gidsen, omdat ik vooral geïnteresseerd was in het vak kunstgeschiedenis, dat deel uitmaakte van die cursus. Tijdens mijn eerste jaar gidste ik al in het Atomium. Ik merkte al snel dat ik mijn eigen projecten wilde uitwerken. Voor Broodje Brussel ging ik op zoek naar 38 kloosters voor de Franse Revolutie en zo ben ik uiteindelijk in Brussel beland en blijven plakken.
Hoe ontstond uw winkeltje? In september 2018, op de brocante in de straat, had ik samen met Bruniek vzw (een woordspeling van Brussel en uniek) een standje met info over stadswandelingen. Ter illustratie legde ik er enkele stadskaarten, uit mijn privécollectie, van Brussel bij. Passanten vroegen meer om meer hoeveel een kaart kostte, ik zei dat deze niet te koop waren. Zo is mijn winkel eigenlijk ontstaan. De mensen toonden interesse in de kaarten, dus ben ik die beginnen verkopen.
Wat is uw favoriete Brusselse uitspraak? De oorspronkelijke Marollen bestond uit 5 straten en van het Vossenplein en het Justitiepaleis was nog geen sprake. Nu is dit ondenkbaar, maar het was echt zo. Wanneer ik naar de Marollen ging, zeiden ze altijd tegen mij: “Vaajf stroête, nawo menneke”. Dit werd overgegeven van generatie op generatie, de vijf oorspronkelijke straten van de Marollen. Dat is mij altijd bijgebleven, dus ik denk dat dit mijn favoriete Brusselse uitspraak is.
Marc Ponsaerts was meer dan 40 jaar “facteur van de Duivelshoek”, mo zaain èt lag surtout ba de Orde van de Bloempanch. De Orde vertegenwoordigde de Bloempanch zowel in het Europees Parlement als bij het twintig jaar bestaan van Café Masuis in de Marollen. Wat er volgens de legende nu echt gebeurd is in de Abrikozenboomstraat, kan Marc ons ontraadselen, maar opgepast ”z’angen er dikkes e pansjken oên”.
Marc, wat is nu het verschil tussen bloodpansj en bloempansj?
Bloempansj bestaat uit varkensbloed gemengd met bloem (boekweit) en vetblokjes. Bij Bloempansj is de verhouding bloem hoger waardoor het goedkoper is.
Ben je een geboren Brusselaar?
Ik ben geboren in Elsene maar ik woon al 64 jaar in Ganshoren. Ik heb 40 jaar als facteur in Brussel Stad gewerkt waarvan bijna 20 jaar in de buurt van Brusseleir!, namelijk De Duivelshoek. In 2018 ben ik met pensioen gegaan. Ik heb altijd interesse gehad in het Brussels dialect en de geschiedenis. Geschiedenis fascineert mij nog steeds mateloos, maar dan spreek ik niet over de Keizer Karels van deze wereld, maar de verhalen van de kleine mens. En daar stond de Orde van de Bloempanch voor.
Hoe is de Orde ontstaan?
Eind 1996 kwam Bob de Backer met een paar vrienden op het zotte idee “De bloempansj” te relanceren. Het doel van de Orde was de bloempanch te promoten en de Brusselse foklore en cultuur te steunen.
Wat deed de orde?
Wij organiseerden evenementen en waren aanwezig op evenementen met de bloempansj. Eén keer per jaar organiseerden we een eetfestijn met typische Belgische gerechten en met optredens van Brusselse bands. We hebben de bloempansj op uitnodiging vertegenwoordigd in het Europees Parlement maar ook bij het twintig jaar bestaan van Café Masuis in de Marollen. Het hoogtepunt was de uitnodiging op de viering van het 100 jarig Belgische Olympische Comité met delegaties van over heel Europa. Een traiteur hielp ons met het dresseren van de bloempansj, want het mocht wat chiquer zijn dan een snee met een plak mosterd. Aan de Irisfeesten en aan Folklorissimo hebben we ook deelgenomen. Samen met de andere folkloristische bewegingen zoals de Orde van de Witloof of de Orde van de Faro stonden wij op de Grote Markt. Daar verkochten wij bloempansj geserveerd met brood en een potje mosterd. “Degazette” produceerden wij simpelweg via kopieerapparaten. Eén van onze leden was een gepensioneerde boekbinder die hielp met het binden. In de publicaties schreven we over onze activiteiten, nieuwe leden en de leveranciers van de bloempansj.
Jullie hadden ook een “Miss Bloempanch”?
Die werd niet verkozen maar gewoonweg gevraagd. Dat waren maskes die wij kenden. Geen grote figuren maar simpele mensen, zoals wij allemaal. De meisjes kregen een Miss Bloempanch band en die waren daar fier op.
Wat betekende “De Orde van deBloempanch” voor jou?
Deel uitmaken van de folkloregemeenschap was voor mij de reden om mij in 1997 aan te sluiten. Toen was die folklore al aan het verdwijnen en ik wou deze mee relanceren. In die tijd kostte lidgeld slechts 300 frank en je kreeg hiervoor 4 gazette per jaar. Ik viel bij het comité op omdat ik tijdens de activiteiten foto’s nam. Op de vergaderingen sprak iedereen naar zijn goesting, ‘Vloms‘ en Frans, maar iedereen verstond elkaar. Een compromis à la Belge.
Wat was de aanleiding van de stopzetting van de Orde?
In 2014 is de Orde gestopt omdat de voorzitter te oud werd. Zijn contacten en connecties waren broodnodig voor het voortbestaan van de Orde. Het ledencomité werd ook te oud en we vonden geen opvolging. Hét probleem van de folkloriste groeperingen in Brussel. Ik heb nooit overwogen om bij een andere orde te gaan dan bij “De Orde van de Bloempanch”. De Orde van de Bloempanch was familie.
Waar koop jij nubloempansj?
Ik koop mijn bloempansj in Ganshoren bij slager Geert Vermeire. Hij is gespecialiseerd in paardenvlees en experimenteert met bier in zijn bereidingen.
Hoe wordt bloempansj het best geserveerd?
Ik eet hem graag in blokjes met wat mosterd. Je kan de bloempansj ook bakken in schijfjes van een centimeter dik.
Toots Thielemans was ook een lid van de orde?
Toots behoorde tot de eerste lichting van de ereleden samen met Raymond Goethals. Ik heb Raymond een paar keer ontmoet en hoe je hem op tv zag, zo was hij ook in het echt. Zo sprak hij bijvoorbeeld alle namen verkeerd uit. Toen Toots Thielemans 80 jaar werd, besloten we om hem te ‘ontvoeren’ naar Brussel. Samen met zijn vrouw Huguette en zijn management lokten we hem met een list naar Brussel. Op de Grote Markt stonden we hem op te wachten met een fanfare en reuzen en zongen we hem een gelukkige verjaardag toe. Met koets en paard reden we daarna door de Hoogstraat naar ons lokaal: volkscafé La Barrière. Zijn aankomst vierden we met champagne en natuurlijk met bloempansj. Toots, een wereldster, zat daar gewoon op een stoel tussen het volk en iedereen mocht met hem op de foto. Een memorabele dag.
Ten slotte, wat is er nu echt gebeurd in “De Bloempanchgang”?
De Abrikozenboomstraat of de Bloempanchgang is een steile straat in de Marollen. Volgens de legende woonde er boven in de straat een beenhouwer. Deze beenhouwer had ruzie met een klant over de kwaliteit van de bloempansj. In zijn kolère heeft hij de bloempansj, die dik en rond is, naar het hoofd van de klant gesmeten en zou door de steile straat met een snelheid naar beneden gerold zijn. Volgens de legende zou de pansj ook binnengerold zijn in een andere vitrine. Maar zo gaat dat met legendes, “z’angen er dikkes e pansjken oên”. (lacht)
*In het interview wordt Bloempansj of Bloempanch gebruikt. Volgens de spelling van het Brussels wordt pansj met -sj geschreven en niet met -ch. De uitgang -ch aan het eind van een woord wordt voornamelijk toegepast door onze Franstalige Brusselse vrienden.
De mensen grinniken zo mooi met het woord ‘ejaculeren’ wanneer Gery La Boule met een Franse huig-r over zijn vasectomie spreekt. ‘Ze lachen gratuit met mijn sappig accent, ook al hebben ze mijn pointe volledig gemist.’
Wat voor liefde heb jij met Brussel?
Ik zeg altijd: ‘Brussel is mijn lief. Ik ben ermee getrouwd.’ Als klein ketje liet ik mij door haar charme en zwans verleiden om in de smalle straatjes te verdwalen. Effenaf een coup de foudre. Ik had ooit een vriendin met een Brusselse grootvader en tijdens familiefeesten babbelde ik altijd meer met hem dan met haar. Misschien is het daardoor uitgeraakt. Nu nog kun je mij het vaakst terugvinden tussen Kapellekerk en het Justitiepaleis, waar ik eens een antiekwinkeltje binnenwandel, op een terrasje of een bankje zit om naar de mensen te kijken.
Wat is de filosofie achter je moppen?
Toogfilosofie: een draai geven aan actuele onderwerpen zodat de humor naar boven komt en daar maak ik dan moppen over. Het onderliggende en steeds terugkerende thema is ‘werken’. Over de werkende mens en de luierik en hoe ze tegenover elkaar staan. Maar evengoed zit ik op een terrasje mee te luisteren naar gesprekken tussen vrouwen over hun vent. Dan schrijf ik al eens iets in mijn boekje.
Wat wens je Brussel toe?
Ik wens de stad een uitvalbasis toe voor Brusselse, Nederlandstalige komieken. Er zijn in Brussel niet veel plaatsen waar wij eens in de spotlights kunnen staan. Pas op: dat maakt ons ook een beetje specioel. Wat is het verhaal achter de RDWM-sjaal die je tijdens je sketches draagt?
Als klein ketje ging ik met mijn nonkel altijd mee naar de matches van RDWM. Die ambiance was enorm impressionant. Mijn vrienden waren voor Anderlecht. Ik ben altijd voor de underdog geweest. Typisch Brussels misschien. Toen Thierry Dailly de club in 2016 weer leven in blies, was ik zo content dat ik besloot om mij tijdens de shows met de RDWM-sjaal als supporter van Molenbeek te profileren. Om de mensen zowel Molenbeek als het Brusselse dialect te leren kennen.
Wat is je favoriete Brusselse uitspraak?
‘Den deuvel on aave nek’: ik heb geen zin om dat te doen. En ‘ei ei ma ne poêter op ma gat geschilderd’: hij heeft mij voor de gek gehouden.
Huisfotograaf Guido Van den Troost werd de charme van het Brussels letterlijk op grootmoeders wijze ingelepeld. Het fotoboek Gekspressioneid is een ode aan de praktiserende Brusseleir en een knipoog naar zijn grootmoeder.
Hoe is het idee voor Gekspressioneid ontstaan?
Door voor Brusseleir! en het Brussels Volkstejoêter te werken, word ik dagelijks gecharmeerd door de vele mensen die het Brussels machtig zijn en die de soms vulgaire maar vooral fantasierijke uitdrukkingen in het alledaagse leven gebruiken. Daarom besloot ik dit boek te wijden aan de Brusseleir die de taal in leven houdt.
Vanwaar komt je liefde voor het Brussels?
Mijn grootmoeder was in mijn kinderogen een eigenaardig, oud vrouwtje die een taal sprak die niemand begreep. Ze vertikte het om in Wolvertem Algemeen Nederlands te spreken, al woonde ze al jaren niet meer in Anderlecht. Zo werd mij het Brussels ingelepeld. Ik weet dat ze gek was van films en dat vergroot de kans dat ze mijn grootvader leerde kennen tijdens een nachtje uit naar de Zinnema. Ik kom mijn grootmoeder en mijzelf altijd een beetje tegen in Brussel.
Hoe maak je van een taal foto’s?
Tom Frantzen deed het mij voor met zijn Zinneke en zijn Vaartkapoen. Dat zijn beelden waarin het Brussels bijna hoorbaar is met de zwans die eigen is aan de Brusselse geest. Magritte, die ook erg met taal en beeld begaanwas, moet zeker het surrealisme in het kleurrijke Brussels herkend hebben. Scheldwoorden als ‘schieve lavabo’ en een ‘afgelekte boestrink’ zijn op en top surrealistisch. Ik hoop dat wie mijn foto’s ziet, ook de taal ‘hoort’.
Wat was de insteek van het poëzieprogramma Gepakt van Marc Bober, Claude Lammens, Niki D’Heere, Gertjie Bryssinck en Mark Vanhoorick?
Gepakt is een poëzieprogramma over fotografie. Foto’s worden getoond door middel van woorden. Soms is één zin mooi genoeg om je mee te nemen. Je ziet juist meer wanneer je de suggestieve kracht van weinig woorden gebruikt.
Kreeg je veel hulp van buitenaf?
Brusseleir! bracht mij op plaatsen waar ik nooit zou komen. Ik ben het Goudblommeke in Papier dankbaar voor een twintigtal portretten die ik er mocht maken, die dan weer een portret werden van het café zelf. Ik heb via de Growfunding-actie ook veel steun gekregen uit onverwachte hoek en dat is hartverwarmend.
Wat is je favoriet Brussels woord of uitspraak?
Ette keis. Nog nooit geproefd want ik associeer dat met vuile tenen. Beloof ik bij deze aan Brusseleir! dat ik er mij ooit eens aan waag?
Guido Goovaerts, een grote man uit het kleine Buizingen. Hij speelt in Moeste weite wa da’k paas, Daniel, een gelukkig getrouwde man die zijn grondvesten voelt daveren na het ontmoeten van de veel jongere Emma. Brusseleir! legt Guido ook het vuur aan de schenen met een interview over Spoinsj Brussels, de ontlading na de eerste lach en waarom je moet blijven komen naar het Brussels Volkstejoêter. Ah non peut-être!
We kennen je als acteur van het BVT. Maar wie is Guido Goovaerts?
Ik woon al meer dan 10 jaar bonheur met mijn madame in Buizingen, vlakbij Halle. Ik heb een lange tijd in een grootbank gewerkt. Toen mijn werkgever besloot om de 55-plussers te ontslaan heb ik dit aanbod gretig aanvaard. Nu kan ik mij bezighouden met wat ik graag doe. Het Brussels Volkstejoêter is één van die dingen. Moeste weite wa da’k paas is nu mijn vierde productie.
Heb je altijd graag geacteerd?
Op school voerde ik sketches op die ik zelf in elkaar had gestoken. Maar ik was al een eind in de dertig voordat ik startte met acteren. Heel je leven ben je bezig met andere dingen. Een gezin starten, een huis kopen en een carrière nastreven. Op een bepaald moment voel je ergens een gemis en ga je op zoek. Ik speel al 27 jaar in de Cabaret groep Komma in Alsemberg. Hier doen we alles zelf, van liedjes en tekstjes schrijven tot regisseren. Ik ben de frontman en zing de meeste liedjes. We combineren stand-up met muziek. Maar ik wou eens zelf geregisseerd worden en theater spelen. Ik mocht op auditie gaan bij Marc Bober. Na mijn auditie zei Marc: ‘We zoeken nog ne spoinjoêd, spreekt u dat aan?’ En voilà, ik had mijn eerste rol te pakken met ’n vlooi In a uur. (lacht)
Hoe bereid je zo een specifiek accent voor?
Veel observeren. Ik keek bijvoorbeeld naar specifieke types die op TV spraken met een zwaar accent. Het begin was een zoekproces en ik probeerde een draai te geven aan dat Brussels met een Spaans accent. Ik herinner me Geert Dehaes die kwam kijken naar een repetitie. Hij riep me apart en zei me bloedserieus: ‘A Brussels es ni goo zenne.’ (Lacht). Eén van de mooiste complimenten kreeg ik van een toeschouwer. Die vertelde me dat ik exact klonk als haar Spaanse nonkel die al 30 jaar in Brussel woonde.
Heb je je Brussels moeten bijschaven voor je start bij het BVT?
Ik heb tot mijn 8 jaar in Kortenberg gewoond en ben dan verhuisd naar Drogenbos. En het dialect in Drogenbos trekt toch giel èt op dat van het Brussels. Er zijn natuurlijk verschillende uitdrukkingen, klemtonen en woorden. Ik heb dingen moeten aanleren en afleren. De nadruk op ‘lijk’ in het Brussels heb ik moet aanleren. Ik heb geen dialectlessen gevolgd want ik heb een natuurlijke talenknobbel. (lacht). Ik heb mijn Brussels zien evolueren tijdens repetities en voorstellingen. Je krijgt feedback van de acteurs en het publiek. Ik creëer ook geen ‘persona’ als ik Brussels spreek, what you see is wat you get.
Hoe zie je het dialect evolueren?
Dat is een goede vraag. Wij behouden en verspreiden het Brussels. Wat jongeren vandaag spreken is niet meer het Brussels dat wij gebruiken in de theaterstukken. Maar waarom maken we daar geen gebruik van? Een taal leeft en evolueert. Je ziet dat er veel interesse is bij jongeren als je een blik werpt in de zaal bij een voorstelling van het Brussels Volkstejoêter.
We zien dit ook aan de inschrijvingen voor onze Toêllesse Brussels. We werken nu al met wachtlijsten.
Inderdaad, Brussels is ten slotte een heel sappig dialect. Het BVT heeft een reputatie opgebouwd waardoor mensen telkens blijven terugkomen. En deze reputatie houden we hoog.
Hoe zou je je band met Brussel beschrijven?
Aangezien Drogenbos heel dicht bij Brussel ligt kwam ik hier vaak. Je kon me toen terugvinden in de De Kouning van Spoinje of De Dolle Mol. Een aantal jaar geleden heb ik een gidsenopleiding gevolgd. Nu geef ik rondleidingen in Brussel en indien gewenst ook in het sappig Brussels.
Welke film of welk boek zou je zelf willen uitwerken tot een theaterstuk?
Onlangs filosofeerde ik met Stef Van Litsenborgh over een samenwerking. Wat als wij samen Bossemans en Coppenolle spelen of Jérôme et Benjamin van Ernest Claes? Wat een vonken zou dat geven. In een zelfgeschreven stuk van BVT zou ik ook graag spelen. Er zitten veel ideeën in mijn hoofd maar het is niet evident om eraan te beginnen.
Wat is jouw drijfveer om te acteren?
Tijdens de allereerste voorstelling is er een bepaalde spanning tot de eerste lach. Wanneer het publiek lacht op het moment dat ze verondersteld worden om te lachen, dèn zaaide vertrokke. Die ontlading is onbeschrijfelijk en daarna sta je strak van de adrenaline. Ik kan me helemaal laten gaan in Moeste weite wa da’k paas. Mensen laten lachen is heerlijk maar moeilijk. Humor is een ernstige zaak en er komt veel bij kijken. Timing en intonatie is belangrijk en het is niet iedereen gegeven.
Wat zou je zeggen tegen mensen die door corona niet naar het theater durven gaan?
Blijf sowieso komen. Ten eerste omdat het een goed stuk is. Ten tweede omdat het al veel te lang geleden is. Ten derde omdat al de voorzorgsmaatregelen worden genomen. We controleren de covid pass aan de ingang en iedereen houdt zijn mondmasker aan.
Mensen laten lachen, daar leef ik voor. En ik hoop dat ik dit nog vele jaren mag blijven doen.
Het eerste wat meteen opvalt naast het zicht op het Anderlechtstation door de grote ramen is de voertaal. Want die is voornamelijk Brussels. Corinne die al 27 jaar lang de zaak mee runt spreekt Brussels en switcht al even snel naar het Frans af en toe. Het is al gauw duidelijk waarom de Anderlechtenaar en iedereen daar buiten zich hier thuis voelt, de sfeer is joviaal en Brussels, het eten top, quoi! Corinne nam het café over van haar moeder en is sindsdien niet meer in Green Park weg te denken. Het sluitingsuur hangt af van de klanten en dat hoeft niet te verbazen. De gemoedelijke sfeer die er hangt zorgt ervoor dat menigeen hier wel eens blijft plakken. Eind 2021 wordt de zaak overgelaten, zo wordt Corinne op de valreep ons “maske van de moind november” en dat is meer dan terecht!
Wat is de ontstaansgeschiedenis van Green Park in een notendop?
Mijn moeder had al een café in Molenbeek met maar liefst 100 plaatsen, maar wilde graag een kleiner pand zoeken. Ikzelf ben 100% Brusseles, ik geloof dat mijn ‘proper’ Nederlands in feite Brussels is. Ik ben geboren in Sint-Anneke, dus ook nog eens een rasechte Anderlechtse. We hebben overigens altijd in de Theo Verbeecklaan gewoond naast ‘La Coupe’ en frequenteerden regelmatig te buurt. De keuze voor dit pand recht tegenover de oude ingang van het Anderlechtstadion was dus snel gemaakt. De cafés en horecazaken hadden voornamelijk namen die de nabijheid van het voetbal uitstraalden zoals La Coupe, Le But, De Penalty en La Tribune en ga zo maar door. Mijn moeder wilde echter een andere naam, die niets met voetbal te maken had. Ze noemde het uiteindelijk Green Park, naar Park Astrid, dat achter ‘destade’ lag. Een mooi park dat indertijd heel populair was om te gaan wandelen en waar iedereen zich goed voelde. Haar tweede man was toen als chef werkzaam bij ‘Chez François’op de Vismet en zou het culinaire aspect voor zijn rekening nemen. We renoveerden het pand enigszins naar onze smaak, maar het is sindsdien nagenoeg onveranderd gebleven. Op 5 september 1994 zijn we samen van start gegaan met deze taverne met kleine restauratie die plaats biedt aan 35 personen, waar je van maandag tot vrijdag gezellig kan komen lunchen.
Wat maakt Green Park zo geliefd bij de klanten?
Dit café is ons leven, we zijn er wekelijks alle dagen. We hebben een goede band met onze klanten en ze komen hier graag over de vloer. Het sluitingsuur hangt vooral van hen af. Onvermijdelijk heeft iedereen het over voetbal, als je daar niet tegen kunt moet je hier niet komen (lacht). Nee, het is vooral fijn dat je iedereen hier kan tegenkomen. De gewone man in de straat, de forains, Marco van snack Charlotte aan het Vossenplein, maar even goed de burgemeester of de advocaten uit de buurt. Ze komen hier allemaal voor de gezellige sfeer, een goede lunch en een beetje voor het voetbal. Het gaat hier welgeteld tien minuten over de coronacrisis en dan 3 uur over de voetbalcompetitie!
Tijdens de matchen openen jullie ook, dat zijn vast speciale momenten?
Jazeker, als Anderlecht speelt maken we ruimte voor de supporters en plaatsen we een tap buiten. Dan herken je het hier niet meer (lacht). De laatste jaren gaat het wat moeilijker voor de club, maar dat heeft elke ploeg wel eens. We zijn nu 4 seizoenen na elkaar geen kampioen, daar moet je ook aan wennen na al die successen van voorheen. Ondertussen staan we zesde in de competitie. Dat had ook nooit iemand gedacht. Er zijn er die van colère hun abonnement weggooien, sommigen blijven weg. Dat hoort er nu eenmaal bij. We keken allen uit naar de komst van Vincent Kompany als trainer, hij had echt een icoonstatus door zijn passage in de Engelse competitie. Maar velen zijn teleurgesteld door de resultaten, hij heeft immers geen ervaring als trainer, ondanks het feit dat hij een topspeler is. Hij mag het lang proberen vind ik, een andere trainer hadden ze allicht al lang aan de deur gezet. Toch zie ik mijzelf niet voor een andere ploeg supporteren eerlijk gezegd. Mijn vader speelde bij Anderlecht, we zijn opgegroeid met de ploeg en nemen nu onze kleinkinderen mee. We hebben zoveel mooie momenten beleefd, dat blijf je koesteren.
Kan je zo een van je favoriete momenten omschrijven?
Tijdens de Beker van België was er een match tegen Union, we hebben toen samen Brusselse leekes gezongen, de sfeer was schitterend, dat ga ik nooit vergeten. Toen de ploeg goed draaide en ze kampioen werden barstte er ook al eens onverwachts een volksfeest los. Ze speelden ooit kampioen op Brugge, toen de bus hier terug arriveerde, kwamen de spelers allemaal bij ons. Radzinski tapte pinten aan de toog. We hadden frietjes gebakken die De Boeck uitdeelde aan iedereen. Dat was echt tof voor ons, maar zeker ook voor de klanten. Als de spelers van ergens terugkwamen stond iedereen altijd aan de grote venster ongeduldig hun terugkeer af te wachten. Ik herinner me feestjes met Marc Degryse, John Bosman, trainer Hugo Broos en natuurlijk ook Johan Boskamp. Die laatste kende ons al van toen we het café in Molenbeek hadden, een toffe gast. Hij kwam hier eten met wijlen Jean Dockx. Ze zaten altijd aan hetzelfde tafeltje bij de keuken. De spelers wisten dat Jean hier vaak op zijn vaste plaats zat en kwamen hem hier wel eens spreken als er een probleem was of om advies vragen. Ik herinner me nog heel goed, het was een maandag, toen hij me zei dat hij zich niet zo goed voelde, ’s anderdaags is hij overleden. Dat was een grote klap voor iedereen, zijn overlijden heeft mij bijzonder diep geraakt. Graag vermeld ik ook nog Pierre Leroy die 24 jaar lang délégué was bij Anderlecht en de nieuwe trainers meenam naar Green Park, hij kwam hier heel vaak eten en doet dat nog steeds!
Union doet het op dit moment bijzonder goed, wat vind je daarvan?
Ik ben een Brusseles en Anderlechtsupporter, maar ik ben blij als de Brusselse ploegen het goed doen. Dus de resultaten van Union maken mij ook fier! De Brusselse ploegen gaan goed mee, dat is tof om te zien. Ik ken veel mensen bij Union en heb hen zelfs twee jaar op rij gesponsord! Als we thuis zijn kijken we naar hun wedstrijden.
Heb je een favoriete Brusselse uitspraak en waar vinden we je wanneer je niet in Green Park bent?
‘Kom Corinne, geift ons nog iene’. Dat hoor ik hier vaak. ‘Nen echte Jan maain kluute’ wordt er al eens tussen gezwierd als het over voetbal gaat. Ik ga al eens graag eten bij ‘San Daniele’, dat is werkelijk een toprestaurant. Maar ik ben ook trouw aan mijn klanten, de forains ga ik op de foor bezoeken en bij gelegenheid zak ik af naar het Vossenplein. Maar eerlijk gezegd ben ik even goed content als ik eens op mijn gemak thuis ben, want daar vertoef ik uiteindelijk niet zo veel! (lacht)
Ondertussen sta je al 27 jaar in het café, eind december stopt jullie verhaal hier?
Dat klopt, we hadden dat al beslist voor de coronacrisis in feite. Het heeft wel wat roet in het eten gegooid naar de klanten toe, maar we bleven voor hen paraat met een take away-dienst. Maar tegen het einde van het jaar stopt het hier voor ons. Tegen mijn klanten zeg ik vaak: ik blijf nog eventjes bij jullie. Al begint het wel te korten. Er is een jonge overnemer gevonden die gekend is in de buurt, dus Green Park hoeft daarom niet te verdwijnen. We hebben hier 27 jaar hard gewerkt om een mooie zaak op te bouwen die goed draait, dat gaan we niet zomaar aan de eerste beste overlaten, we hopen echt dat het goed blijft gaan hier. De vaste klanten hebben veel spijt en ik ga hen zeker ook missen, de ambiance en de matchen. Ik zit tussen twee vuren, maar mijn cliënteel ook, ik begrijp dat ze het er moeilijk mee hebben en anderzijds gunnen ze het ons. Voor mij is dat net zo, ik word wat verdrietig als ik denk aan het einde maar het is tijd voor iets nieuws. We moeten van het leven profiteren nu we in goede gezondheid zijn, dat is even goed belangrijk. Daarom trekken we naar de Spaanse zon om te relaxen. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, misschien starten we daar toch een kleine zaak (lacht).
Green Park, Theo Verbeecklaan 35 1070 ANDERLECHT
Ma-Vrij: 10-20 u en alle thuismatchen van Anderlecht
Het radioleven blies een van Vlaanderens bekendste poppenspelers, Armand Schreurs, naar Brussel, waar hij regelmatig Raymond Goethals van een tweede levensadem voorziet. Meer nog, hij heeft Raymond persoonlijk gekend. Op 7 oktober 2021 zou Raymond Goethals 100 jaar geworden zijn en dat wordt gevierd bij voetbalclub Anderlecht en in Sint-Truiden met een hulde aan den tuuveneir. Het zou kunnen dat we dat allemaal op de radio gehoord hebben in een programma waar ze mensen opbellen zoals u nu. Maar we nemen u hier niet op de hak. Tijd voor een gelegenheidsinterview met Armand voor hij ‘de veur af is’ richting Nederland.
Je legde een heel parcours af van krant tot radio, tot bij de Noorderburen?
Ja, ik schreef voor het Belang van Limburg en heb er tot op heden een wekelijkse column ‘Café Armand’ op dinsdag. Vanaf 1991 was ik wekelijks te gast in het radioprogramma Ochtendkuren met Dirk Somers en Luc Verschueren. Daar speelde ik onder meer de typetjes Boer Firmin Vandeput en ministerieel chauffeur Jacky Spaas. Ruim 1.2 miljoen mensen waren getuige van hoe ik nietsvermoedende mensen beetnam via de radio, kunt ge u dat voorstellen? In 2004 stapte ik over naar NOS Radio 1, waar ik tot 2018 bijdragen maakte over sport in België in het programma Langs de Lijn. Tijdens die periode van 15 jaar had ik ook een radiocolumn, onder meer tijdens zeven edities van de Tour de France. De sportcultuur is in Nederland heel anders dan hier. Ze hebben er geen supporterscafés en geen Muur van Geraardsbergen, de inspiratie lag voor het rapen.
En dan is er ook nog Raymond Goethals, hoe is dat gekomen?
Voor een radio-interview bij Radio 1 mocht ik naar Standard afzakken om er Raymond Goethals die er destijds trainer was te interviewen. Ik ontmoette er Jos Daerden, een van de spelers die Raymond vaak imiteerde. Hij spoorde me aan daar mee iets te doen. Toevallig bleek ik hetzelfde stemtimbre als Raymond te hebben. ik heb steeds een goed contact met hem gehad. Daardoor kon ik mijn vocabulaire uitbreiden, met extra aandacht voor het Brussels en de grammatica. Op de Nederlandse radio legde ik vaak uit dat Brusselaars ‘Attention, menneke’ zeggen, twee woorden in twee talen. Het is een unieke mix die naar meer smaakte. Met poppen was ik al bezig sinds mijn achttiende omdat ik door het schrijven van theaterstukken vaak in de theaterwereld toefde. Uiteindelijk zou die combinatie de kans creëren om vaak met Brusseleir! samen te werken. Gedurende vele jaren waren er zondag op radio 2 omstreeks 17.45 de officiële voetbaluitslagen, die ik nadien zogezegd als Raymond Goethals van commentaar voorzag. De ‘echte Raymond’ sprak me er later over aan, dat hij het wel goed vond en dat hij er zelfs mee gelachen had. Ik geloof dat hij het ergens wel amusant vond omdat ik dingen zei die hij ook zo zou zeggen. Hij was immers iemand die zich niets op de mouw liet spelden. Tijdens de periode in Marseille wilde Bernard Tapie, de toenmalige voorzitter van de club, kost wat kost Raymonds ploegopstelling op voorhand weten. Raymond antwoordde hem droog dat hij dan wel ‘mergevreug den avion van neigen eure no Brussel ging pakke’.
Je zette zelfs een actie op touw bij voetbalploeg RWDM?
In 2017 werd RWDM kampioen en we lieten leerlingen uit 22 lagere scholen daarrond tekeningen maken, deze werden aangevuld met nieuwe en oude foto’s en op spandoeken geplaatst. Het idee was op de site waar het Edmond Machtensstadion gevestigd is aan storytelling te doen via spandoeken, ook Brusseleir! en minister Sven Gatz werkten mee. Zo konden we iets positiefs doen voor de club en de supporters. Ik ben blij dat het zo goed gepakt heeft en hoop dat we dit initiatief in de toekomst kunnen uitbreiden!
De stad herleeft sinds de start van het schooljaar. Ook bij Brusseleir! is er een en ander op til. Sinds 1 september is Mira Sissau gestart als kersverse nieuwe algemeen assistente. Vanaf 5 oktober verzorgt zij de ticketverkoop van het Brussels Volkstejoêter en het onthaal in Et Oeis van ’t Brussels. Haar studies aan Sint-Lukas brachten haar naar Brussel en ze is blij dat ze in het midden van het centrum opnieuw aan de slag kan in de stad van haar hart.
Hoe ben je bij Brusseleir terechtgekomen?
Toen ik de vacature zag was ik op slag verliefd omzeggens. Zelf ben ik afkomstig uit Halle, maar laat ons zeggen dat de Halle als kleinere stad altijd een beetje beïnvloed werd door grote zus Brussel. Ik heb altijd een grote liefde gekoesterd voor Brussel, ik studeerde in Schaarbeek en woonde een tijdje in Sint Gillis. Onderhand hoef ik er niet per se te wonen en ben ik verhuisd naar een leuk huis met tuin aan de rand van een bos in Buizingen. Dat heb ik nodig om af en toe tot rust te komen. Tijdens de lockdown verdiepte ik me in planten, bomen, bloemen en een moestuin, ik zou dit niet kunnen missen. Toch ben ik heel content dat ik mij via Brusseleir terug in de stad kan onderdompelen. Ik ben in Brussel de beste versie van mezelf, wat dit ook mag zijn (lacht). Op vijftien minuutjes sta ik middenin het stadsgedruis. Als het niet pijpenstelen regent wil ik graag met de fiets komen, maar dat is misschien eerder een voorjaarsactieplan.
Waar kijk je naar uit?
Naar het heen en weer crossen in de stad en bezig te zijn met dat dialect. Het lijkt me heel inspirerend de stad en haar dialect te (her)ontdekken, ik heb echt veel goesting om hier vanalles uit te steken bij wijze van spreken en het Brussels onder de mensen te brengen. De winkels en cafés in de Vlaamse steenweg inspireren me enorm. Ik spring vaak eens binnen voor interieurinspiratie en een Geuze Boon.
De oude Brusselse rakkers of de oude getrouwen van Brusseleir zullen mij hopelijk van hun kant wegwijs kunnen maken met verhalen, impressies en tips over het Brussels. Het dialect voelt vertrouwd aan door mijn jeugd in Halle. Woorden als dasjtere, smosjtere en apsjaar kwamen vaak voor tijdens gesprekken tussen mijn mama en mijn mémé.Ik heb lange tijd gewerkt in ‘Tes tien en tander’,een café waar Brusselaars als eens een koffie komen drinken, dusuitspraken als ‘moet dat in een prouper jat’ en ‘we zaain voesj’ vlogen er over de toonbank.
Je voelt je dus goed in Brussel?
Zeker! Al van jongs af aan nam ik met mijn vader op zondag de trein met bestemming Brussel-Zuid. Daar liepen we verloren tot we toe waren aan een lekkere tas koffie. Een dagje winkelen, een concert meepikken of een tentoonstelling bezoeken was slechts een korte treinrit verwijderd van Halle. Angst om s ’nachts na een avondje uit naar huis te gaan heb ik niet. Ik ben een wandelaar en na een nachtje feest in het centrum wandelde ik vaak terug naar Sint-Gillis via de Anspachlaan. Vanuit mijn tuin zie ik het Atomium schitteren, dus Brussel is nooit veraf. Dan zwaai ik richting Brussel in de hoop dat er iemand vanop het terras in de Monk met een Zinnebir in de hand terug zwaait.
Limburg Troef deze zomer! Jan Brusten mag als Breeënaar het lijstje van ketsjes deze zomer vervoegen als ketsje van augustus. Jan is reeds vier jaar president van de Gilde van de Gezellen van Sint Laurentius vzw, de gezellen zijn sinds jaar en dag de organisatoren van Brussels bekendste folklorefeest, namelijk de Meyboomplanting op 9 augustus. De gezellen hebben hun lokaal op de hoek van Stalingradlaan en de Rogier Van der Weydenstraat. De aanblik van het gebouw aan de buitenkant doet niet meteen iets van de glorie binnenin vermoeden. Niet alleen het interieur is indrukwekkend, maar je vindt er ook het patrimonium van de Gezellen terug, inclusief de prachtige reuzenfamilie en een werkatelier. Het doet daarom ook dienst als museum zodat de bezoekers kunnen kennismaken met deze lange traditie en haar werking. Dat ligt de laatste tijd wat stil door de maatregelen tegen het coronavirus, maar de gezellen zijn zeer opgetogen dat na de sobere editie vorig jaar, de hele stoet weer van stal mag voor de 713de planting van de boom vóór 17 uur. We vroegen Jan om ons Meyboomgeheugen nog eens op te frissen en hoe een Limburger president van de Gezellen van Sint Laurentius wordt. Een goedlachs gesprek met, hoe kan het ook anders, het speciaal gebrouwen Saison du Meyboom van Brasserie de la Senne en een verdwaald Piètje te Puut.
Velen kennen de Meyboom, maar misschien kan je het collectief geheugen eens opfrissen, dan wel verrijken?
Er bestaan verschillende versies over de aanleiding tot het uiteindelijke jaarlijkse planten van de Meyboom. De legendes staan immers niet op papier, er is geen schriftelijk bewijs van teruggevonden. De twee meest bekende gaan enerzijds over een geschil op een huwelijk tussen een Leuvense en Brusselse familie en anderzijds over een uit de hand gelopen discussie omtrent de gangbare bieraccijnzen, waardoor de Brusselaars liever buiten de stad naar de kroeg gingen. Wat vast staat is dat de toenmalige gezanten van Sint Laurentius in 1213 deel uitmaakten van de stedelijke milities die instonden voor het beschermen van de stad. Toen was het gangbaar dat burgers instonden voor de verdediging van de stadswallen. Zij zouden de Brusselaars te hulp hebben geschoten bij het uit de hand gelopen huwelijksfeest of de razernij rond de bieraccijnzen ter hoogte van de herberg ’t Kattenhuys, dat net buiten de stadswallen lag, wat nu zou overeenkomen met de hoek van de Zandstraat en de Broekstraat. Het was Hertog Jan de Derde die aan de gezellen van Sint Laurentius het privilege verleende om een boom te planten op 9 augustus en dit voor 17 uur. Waarom dan die datum, wel omdat op 10 augustus de Heilige Laurentius wordt gevierd. Het is echter pas in 1308 dat er voor de eerste keer overgegaan werd tot de planting van de Meyboom. Er is tot op de dag van vandaag niet echt een reden waarom er zo lang geen gebruik van het privilege werd gemaakt. Wat wel zeker is, is dat het sindsdien een waar volksfeest was voor de mensen die in de Basfondswijk woonden op dat moment. Denk daarbij aan festiviteiten die wel twee weken duurden en een kermis. Tijdens de Franse Revolutie werd het moeilijker de Meyboom te organiseren gezien de afschaffing van alles wat te maken had met religie en folklore, de gilden werden toen bijvoorbeeld ook ontbonden. In 1880 werd de Gilde van de gezellen van Sint Laurentius weer nieuw leven ingeblazen en sindsdien zijn zij verantwoordelijk voor de Meyboomplanting alsook tal van reuzestoeten. De Basfondswijk verdween rond 1955 volledig door de bouw van het Administratief Centrum, maar het volksfeest is gelukkig gebleven.
Hoe ziet de planting er uit op de negende augustus?
De boom in kwestie is meestal een beuk. In Leuven is er doorgaans sprake van een Berk. Deze wordt door de Buumdroegers enkele dagen voor de planting uitgezocht in het Terkamerenbos, in samenspraak met de groendienst. Er worden meestal 2 of 3 bomen gekozen waarvan 1 als reserve. Vervolgens wordt de boom op 9 augustus ’s morgens gekapt. Doordat de meeste van de voormalige inwoners van de Basfondswijk uitgeweken zijn naar de omliggende gemeenten zoals Etterbeek, Schaarbeek en Sint Joost ten Node, gaat de boom traditioneel eerst in processie naar die gemeentehuizen, respectievelijk in die volgorde. Vervolgens gaat het richting Grote Markt voor de presentatie van de boom en een ereronde rond half vier. Dit alles gebeurt in een officiële stoet met de reuzen en hun Poepedroegers. Tijdens de gehele lengte van stoet van de Meyboom dansen de in het wit geklede Poepedroegers met hun reuzen. De Poepedroegers worden ook regelmatig uitgenodigd voor diverse folkloristische festiviteiten in binnen- en buitenland. De instandhouding van de traditie van de Brusselse reuzen door de Gezellen van St. Laurentius zorgde ervoor dat zij in 2005 werden opgenomen in de Lijst van Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid van UNESCO. Twee jaar geleden hadden we de reuzen Goliath, Gerarde en Kinneke Baba van Geraardsbergen op bezoek. Dit jaar zal de reuzengroep van Ath deelnemen aan de feestactiviteiten alsook de reus Raimundo, een reus naar het evenbeeld van Raymond Goethals . De Gardevils beschermen de boom. Deze groep werd met steun van Freddy Thielemans, voormalig burgemeester van Brussel, in 2001 in het leven geroepen na een incident met actievoerders die de boom dreigden te stelen. Het geheel wordt opgeluisterd door de fanfare van de Meyboom, waarbij de vereiste vooral is om een instrument te kunnen bespelen en overweg te kunnen met het repertoire dat uiteraard vooral bestaat uit Brusselse nummers. Dan zijn er ook nog de Piètjes te Puut, de kleine paardjes die zorgen voor een vlotte doorgang van de stoet en de nodige zwanze. De groep Madame Chapeau, naar het personage uit het bekende theaterstuk Bossemans en Coppenolle, moet ik ook nog vermelden. Jaarlijks wordt er een Madame Chapeau-verkiezing gehouden. De zowel vrouwelijke als mannelijke deelnemers worden aan diverse proeven onderworpen. Velen denken misschien dat de boom kappen een zekere verspilling met zich meebrengt, maar niets is minder waar. De boom brengt geluk en onderweg worden er takjes en blaadjes weggegeven aan de omstaanders om hen veel voorspoed te bezorgen. De boom word ook verzaagd waarbij de leden een stukje van de boom meekrijgen na de festiviteiten. Voor vijf uur wordt er overgegaan tot de uiteindelijke planting in een daarvoor voorziene put op het kruispunt van de Zand- en de Broekstraat. Ooit zorgde dit later op de avond voor een botsing met een automobilist die met zijn wagen tegen de boom was geknald. Je kon hem ergens wel begrijpen toen hij zei dat hij zweerde dat er 364 dagen per jaar géén boom op die plek staat (lacht). Tenslotte barst het feest los tot in de vroege uurtjes in en rond de wijk met tal van standjes van onder meer Brasserie de la Senne, Faro, Gambrinus en frietkraampjes. De weinige cafés die de buurt nog rijk is, leven even weer helemaal op. Ik ben blij dat de wijk tegenwoordig terug aan het opleven is met de vele renovaties en de komst van nieuwe bewoners.
Hoe ben je zelf bij de Meyboom terechtgekomen?
En stoemelings in feite (lacht). Toen ik hier komen wonen was las ik op een ochtend de weekendeditie van de krant De Morgen waarin voor de gelegenheid een paginagroot artikel te lezen stond over de Meyboom en haar traditie. Geboeid door wat ik las en omdat ik toch een dag verlof had besloot ik op 9 augustus in de namiddag naar de hoek van de Zand- en Broekstraat af te zakken en te delen in het feestgedruis. Dat was me erg goed bevallen en ik raakte aan de praat met de leden van de Meyboom. Na enig aandringen vroegen ze of ik het niet zag zitten om mee te werken. Ik startte als Poepedroeger, waarbij ik een aantal jaar ‘bomma’ en ‘bompa’ droeg. De ene reus ligt je immers beter dan de andere. Tijdens de stoet wisselen we elkaar af. Meestal doe je eerst een aantal jaren stage. Afhankelijk van je kunnen of passies kan je dan helpen schilderen, de archieven beheren, subsidies aanvragen, allerhande technische euvels verhelpen. Omwille van mijn achtergrond als boekhouder werd ik al gauw schatbewaarder en verantwoordelijk voor de vertalingen in onze communicatie van het Frans naar het Nederlands. Later werd ik bestuurder, vicevoorzitter en na de driejarige verkiezingen die toen gehouden werden, ben ik tot voorzitter verkozen. Zodoende ben ik al vier jaar de fiere president van de gezellen van Sint Laurentius.
Favoriete Brussels woord?
Goh, dat vind ik nu een moeilijke vraag. Misschien is dat wel ‘En Stoemelings’. Vroeger werd er in de vereniging van de Meyboom wel nog meer Brussels gesproken dan nu. Dat is stilletjesaan aan het verdwijnen. De gemeenschap verandert ook, dus op zich is het wel logisch dat de mensen op veel plekken niks meer met het dialect hebben. Het Brees dialect spreek ik bijvoorbeeld ook niet zelf, maar ik versta het volledig en soms zwier ik er al eens een dialectwoord tussen, met het Brussels is dat voor mij net zo. Gelukkig vinden we wel nog genoeg leden om mee te werken door de naambekendheid van het evenement. Vooral bij de Poepedroegers die hun kinderen al eens meebrengen en laten meedoen. Die komen dan mee tot ze 13-14 jaar zijn en er dan later andere interesses op nahouden in het leven dan Brusselse folklore zoals deze (lacht), maar meestal komen ze 20 jaar later weer terug. We mogen op dat vlak niet klagen.
Kende je Brussel voordien al?
Mijn vader werkte bij L’Oréal, het bedrijf was toen gevestigd aan de Populierenstraat in het centrum. Tijdens het weekend kwamen we wel eens de Brusselse sfeer opsnuiven en deden we aan cultuur of gingen we er iets eten. Als student kwam ik wel eens een oude schoolgenoot opzoeken. Brussel was geen vreemde stad voor mij, ik kende ze wel al min of meer. Voor mijn eerste werkdag, nu alweer 25 jaar geleden, kwam ik quasi toevallig in Brussel terecht en het was meteen liefde op het eerste gezicht, ik ben er nooit meer weggegaan. Ik woonde een aantal jaar in de Rue de Flandre op nummer 35, de buurt was er toen wel anders dan nu. Vroeger kwam daar na elf uur ’s avonds bijna niemand meer buiten, tegenwoordig is het meer en meer een echte uitgaansbuurt met cafés, restaurants en de winkels die erbij kwamen, dat heeft de straat wel ten goede veranderd. De laatste 10 jaar woon ik Jette aan de Place du Miroir, wat me ook goed bevalt! Het is een beetje rustiger maar het heeft zeker zijn charmes. Ik kom er graag in de Gele Poraa waar ze overigens een uitstekende selectie aan bieren hebben en Atelier 340 is ook een echte aanrader. Er is namelijk een grote tuin, waar kleine dieren gehouden worden zoals kippen, die dan op een bepaald moment losgelaten worden. Dat is heel gezellig, vooral met kinderen die er de tijd van hun leven hebben.
Is er een plek die je kan bekoren?
Ik heb een zwak voor sympathieke Brusselse cafés zoals de Poesjenellekelder, Het Goudblommeke in Papier en theater Toone. Vroeger was de Dolle Mol mijn stamcafé, het legendarische rode café op een boogscheut van de Grote Markt. Het was een tijdje gesloten maar is nu weer open. Er blijven nog weinig cafés over met die Brusselse spirit, Au Daringman is er zo eentje met zijn onveranderd interieur, dan wel een ander publiek dan vroeger. En natuurlijk de Laboureur op de hoek van de Lepagestraat en Vlaamsesteenweg met de voormalige legendarische cafébazin en madre familias Thérèse. Ze was een echte Marolienne en het café was een familiezaak. Op een dag kwamen studenten van Sint-Lukas een vechtscène inblikken voor een filmproject. Thérèse was jarig en organiseerde een feest . Haar zoon had de studenten toestemming gegeven maar hij had Thérèse hiervan niet op de hoogte gebracht. . Toen de scène begon kreeg een van de acteurs ook een veeg uit de pan van Thérèse waarna ze moest tegengehouden worden om haar te overtuigen dat het niet echt was (lacht)! Zo zijn er wel meer verhalen van op die hoek te vertellen.
Je woont hier nu al 20 jaar, is er veel veranderd?
Oh ja, in positieve zin! Op veel vlakken zijn ze hier goed bezig. Het autovrij maken van bepaalde zones heeft wel bijgedragen aan de leefbaarheid in de stad. De luchtkwaliteit is nog niet optimaal, maar het is wel al beter dan voorheen, vind ik. Vooral voor mensen zoals ik, die er wonen. Vroeger kwam het veel vaker voor dat we met collega’s na het werk bleven hangen, dat is sterk verminderd omdat sommigen het gewoon niet kennen en dat boezemt hen angst in. Als je zegt dat Brussel niet zo gevaarlijk is als de doorsnee Vlaming vaak denkt, geloven ze je meestal niet. Brussel is een op en top kosmopolitische stad, voor mij is Brussel de enige grootstad in België. Hier wonen mensen met zoveel verschillende nationaliteiten en culturen, er wonen zelfs nog eens zoveel mensen die uit alle uithoeken van België afkomstig zijn. Voor mij is Brussel bovendien een van de weinige plekken waar je zo lekker kwaliteitsvol kan eten voor een heel schappelijke prijs zoals bij Den Boer of Le Marmiton. Er wordt gezegd dat er veel verdwijnt, maar kijk de Meyboom en Ommegang kennen onderhand wel al een hele lange traditie. Er komen ook zoveel nieuwe dingen bij. Zoals de Zinnekeparade, dat is nieuwe folklore. De mensen klagen zo vaak, maar je moet toch ook geen mirakels verwachten. Als je de dingen tijd geeft, veranderen ze meestal ten goede. Als ik dan toch iets zou mogen wensen, dan graag een tram of bus die later rijdt dan 1 uur ’s nachts. Voor een grootstad als Brussel vind ik het toch geen al te beroerd idee om dat openbaar vervoer 24 uur op 24 te laten rijden, zodat iedereen veilig thuis geraakt.
Wat mogen we je wensen voor de toekomst?
Goh, ik ben al zo blij! Soms is het beter de voeten op de grond te houden. Al die onbereikbare dromen, daarvan ga je nooit gelukkig zijn. Het leven is al zo mooi, pluk de dag! Ja, ik weet het, het zijn misschien dooddoeners, maar met klagen en zagen komen we ook nergens. Daarbij, in Brusselzijn er alle dagen morgelijkheden te over om je goed te amuseren en gelukkig te zijn!
De oudste datum die bekend is over de Roskam dateert van 1834 toen het een cabaret dansant was. Dat de Roskam tegenwoordig bekend staat als jazzcafé komt door een van de huidige eigenaars van het café, Rudolf. De passie voor jazz en blues is ontstaan in New Orleans, waar hij toen regelmatig voor zijn werk moest zijn. Toen hij de oude Kafka in 1997 overnam was de keuze om jazz concerten te organiseren snel gemaakt. Zijn schoonbroer Peter Jacquemyn, was de organisator daarvan en dankzij Miel Vanattenhoven, bezieler van Jazz Middelheim en de jazzprogramma’s die hij deed op de toenmalige BRT, raakte het café snel bekend. Bij de start van de Roskam in 2004 organiseerden we samen met Garti Adib jazzconcerten, hij werkte nauw samen met de Brusselse conservatoria. Daarna nam Karen van Schaik het van hem over. Je hoort het bijna niet, maar heel soms zou je kunnen vermoeden dat Karen van Schaik van bij de noorderburen is komen aanwaaien. Het team van café Roskam is maar wat blij dat deze duivel doet al kwam aangespoeld. Al meer dan 10 jaar staat ze er achter de toog en ze verzorgt de muziekprogrammatie van het café. We mogen gerust stellen dat de Roskam niet enkel een van de meest geliefde cafés van de Brusselaars is, maar ook vaak als ware muziektempel fungeert. Dankzij Karen’s relatief laat ontdekte passie voor saxofoon en jazz, belandde ze in België en bij de Roskam. Ze is niet enkel saxofonist en componist, ze tekent, schrijft, ontwerpt meubels en kostuums en houdt zich bezig met grafisch ontwerp. Daarnaast springt ze in de bres voor het klimaat en ijvert ze voor een betere vertegenwoordiging van vrouwen in de muzieksector. Karen moet op tijd weg, want ze heeft nog iets te regelen met een Chinese mast. Nieuwsgierig? Google is je vriend! Dat is stof voor later. Deze keer hebben we het over café Roskam in de Vlaamsesteenweg.
Je bent Nederlandse, hoe ben je in Brussel terechtgekomen?
Als kind was ik altijd al veel aan het tekenen en na de middelbare school besloot ik architectuur te gaan studeren in Delft. Tijdens mijn studie aldaar ontdekte ik op mijn 23e mijn liefde voor saxofoon en jazz. Ik rondde eerst mijn studie in architectuur af en richtte terloops jazzvereniging Groover op, een vereniging voor Delftse studenten die jazz wilden spelen. Op mijn 26e begon ik serieus saxofoon te oefenen met het doel me voor te bereiden op een studie aan het conservatorium. Toen ik een paar jaar later toelatingsexamen wilde gaan doen, gooide de Nederlandse minister van onderwijs roet in het eten. In verband met bezuinigingen werd besloten dat het niet meer mogelijk zou zijn twee bachelorstudies achter elkaar te doen. Mijn droom viel aan duigen, totdat ik ontdekte dat het in het buitenland nog wel kon.
Toen ik Brussel bezocht voor de opendeurdag van het conservatorium, werd ik direct verliefd op de stad. Mijn muzikale avontuur in Brussel was een pad vol obstakels, ik had nog niet zo gek veel saxofoon gespeeld en om in België te studeren én te leven had ik geld nodig. Gelukkig kwam ik al gauw in de Roskam terecht, waar ik me direct heel welkom voelde en waar ik bovendien ook nog kon genieten van jazz concerten.
Nu zoveel jaar later ben ik beroeps-saxofonist en programmator van de concerten in café Roskam en geniet ik van het contact met de klanten als ik -nog altijd met veel plezier- achter de bar sta.
Hoe zou je de Roskam omschrijven?
Het is een gezellig Brussels café waar creativiteit zindert, je vele talen door elkaar hoort spreken en mensen uit verschillende lagen van de bevolking elkaar ontmoeten. Ook de muziek die je er hoort is divers, mijn lieve collega’s maken geweldige playlists, het is een leuke eigenzinnige mix. We staan ook bekend omwille van de concerten die we op zondagavond organiseren. Voor veel mensen is dat niet zo, maar ik vind zondag de leukste avond in de week (lacht)! De focust ligt veelal op jazz. De eerste jaren dat ik er werkte was ik niet echt betrokken bij de organisatie van de concerten, maar sinds een jaar of 5 ben ik verantwoordelijk voor de programmatie. In het begin had ik het gevoel dat ik als jonge vrouw moest opboksen tegen een aantal vooroordelen. Mijn kunnen als programmator werd nogal eens openlijk en schaamteloos in twijfel getrokken. Maar nu 5 jaar later voel ik vooral veel respect vanuit de jazzscene. We werden zelfs door The Guardian genoemd als 1 van 10 beste muziekplekken in Brussel.
“The Roskam bar would be excellent even if merely pouring beer but every Sunday it hosts one of the best (and most adventurous) jazz sessions in Brussels.”
Jammer genoeg sloeg de coronacrisis toe niet lang na de publicatie, dus we hebben niet echt kunnen genieten van deze erkenning. Hopelijk kunnen we over niet al te lange tijd deze zondagavonden weer organiseren! De sfeer op de zondagavonden was echt heel bijzonder. Een ontmoetingsplek voor binnen-en buitenlandse muzikanten, muziekliefhebbers, vele andere creatievelingen uit alle windstreken en natuurlijk onze stamgasten, een prachtige Brusselse meltkroes!
Wat doe je in dagelijks leven?
Ik schrijf en speel muziek voor theater, circus en dans en voor mijn eigen band Anthophila.
Via het Brussels productiehuis voor grootstedelijke muziek MetX kreeg ik carte blanche om muziek te schrijven en te maken. Binnenkort meer daarover. Ook begon ik onlangs een samenwerking met trapeze-artiest Suzon Gheur. Ik ben bezig muziek te schrijven voor haar prachtige en persoonlijke show “TearAway.”
Verder speel ik bij het Ravno Collectief, een collectief van muzikanten en acrobaten van circusgezelschap Be Flat. Ik maakte muziek voor Dooshoofd, een muzikaal theaterstuk uit 2017-2018 gebaseerd op de gedichten van acteur en dichter Kevin Bellemans. Mijn eigen vijfkoppige band heet Anthophila, dat is latijn voor de orde van de bijen. Dit is een verwijzing naar mijn begaanheid met de natuur en zorgen over het milieu, die ik van kinds af aan al heb. Verder bouw ik mijn muzikale carrière verder uit. Dankzij de lockdown heb ik heel wat kunnen doen, een website maken bijvoorbeeld waarin ik al mijn bezigheden en passies bundel. Vorig jaar in mei, organiseerde/ speelde en dirigeerde ik een participatief concert in mijn straat, waarbij muzikanten vanaf hun balkons speelden en buren meespeelden, zongen en klapten. De reacties van het publiek waren hartverwarmend. Het was prachtig om te zien hoe de mensen bij dit concert zich “verbonden voelden op afstand” tijdens de eerste lockdown.
Ik heb per ongeluk “een hitje geschreven” met mijn ironisch liefdeslied en strijdlied aan/tegen corona ‘La Vie en Pause’, op de melodie van Edith Piaf’s “La Vie en Rose.” Het werd in januari 2021 opgenomen met het orkest “Ricciotti Ensemble” en Ellen Ten Damme, een bekende zangeres uit Nederland. Dat heeft onverwacht veel mensen bereikt op deze manier.
Heb je de wijk zien veranderen in die tien jaar dat je in Roskam werkt?
Er zijn veel ketens bijgekomen de laatste jaren, omdat zij erin slagen de huur te betalen, wat voor veel kleine ondernemers helaas steeds moeilijker wordt. Dat vind ik erg jammer. Natuurlijk is de wijk er beter aan toe dan pakweg 20 jaar geleden, toen was de Vlaamsesteenweg een grijze, grauwe straat met veel drugsverslaafden. Nu zijn er veel hippe winkels, restaurantjes en cafés. Het leuke is dat de buurt net buiten de toeristische zone ligt, de toeristen die toch tot hier komen zijn vaak diegenen die de meeste moeite toe doen om de stad te leren kennen. Het is zeker positief dat het zoveel verbeterd is tegenover vroeger, maar het wordt wel een beetje “bobo” en door de ketens blijft er weinig over van de ziel hier.
In het huidige gebouw waar nu Kumiko gevestigd is in de Aalststraat, had je een jazzclub ‘Bravo.’ Dat was een bruisende muziekplek met interessante muziek uit binnen-en buitenland. Helaas is deze club na zo’n 3 jaar gestopt. Een groot verlies voor de Brusselse jazzscene, en helaas een trend die zich elders ook voordoet.
De plekken die leuk zijn om aan te doen, verleggen zich naar elders. Zoals bijvoorbeeld naar Anderlecht, waar je nu bijvoorbeeld Werkplaats Walter, Volta en TicTac art centre hebt. Qua plekken waar je muziek kan luisteren die live gebracht wordt, heerst er wel een schaarste tegenwoordig. Dat heeft te maken met de regels die steeds ingewikkelder worden en de vergunningen voor live muziek die steeds duurder en talrijker worden. Het is als klein café gewoon niet meer te bolwerken.
Maar artiesten of muzikanten hebben zulke plaatsen nodig om hun muziek uit te brengen en te testen bij een live publiek, alvorens ze de grotere podia, festivals en zalen aandoen. Vandaar dat er zoveel waardering is van muzikanten voor de Roskam, omdat hen dat platform kan aanbieden.
Wat is je favoriete plek in Brussel?
Het klinkt misschien voor de hand liggend, maar het eerste dat in me opkomt is de Roskam. De muziek is er top, de concerten worden er enorm gewaardeerd. Daarnaast is de wijn er goed. Het kan soms nogal tricky zijn om op café in de wijn te vliegen met vaak een enorme kater als gevolg, maar hier weet ik dat ik blind kan vertrouwen op de kwaliteit van de wijnen. Uiteraard ben ik ook gewoon ontzettend dankbaar voor deze plek. Dankzij mijn werk hier heb ik van mijn passie mijn beroep kunnen maken en mijn studies en leven rond gekregen. Ruud heeft me de kans en het vertrouwen gegeven om de muziekprogrammatie voor mijn rekening te nemen. En Leentje hield bij het maken van de planning van het personeel altijd veel rekening met mijn lessenrooster zodat ik niet veel hoefde te missen op het conservatorium. Ze is ook altijd mijn steun en toeverlaat geweest. Mijn ouders waren immers vooreerst nogal sceptisch over mijn muzikaal Belgisch avontuur en dan was het leuk dat ik kon thuiskomen in de Roskam. Mijn collega’s werden een beetje familie. Maar als ik even nadenk over een paar plekken die ik de moeite vind, kom ik al snel uit bij Werkplaats Walter in Anderlecht. Een enorm creatieve plek waar hele interessante bands komen spelen. Zij organiseren concerten in een meer experimentele muzieksfeer, waaronder ook jazz in combinatie met beelden kunsten. In Sint Gilles zit Les Ateliers Claus, dat is een plek waar ik ook fantastische concerten bijgewoond heb, bijvoorbeeld van Sun Ra Arkestra en ICP (Instant Composers Pool), echt een aanrader!
Heb je iets met Brussels of een ander dialect?
Oorspronkelijk kom ik uit Eindhoven waar men met een zachte ‘r’ en ‘g’ spreekt, maar mijn accent is nogal kameleontisch. Toen ik in Delft studeerde zei mijn moeder wel eens gepikeerd ‘proat es normoal!’ als ik dan eens naar huis kwam en dan ineens met een volwaardig randstedelijk accent bleek te spreken. Ik houd van het Brussels, het is zo’n bonte mengeling van Nederlands en Frans, waardoor het soms klinkt als beide (lacht). De voormalige baas van de Roskam is een rasechte Brusselaar, ik moet toegeven dat ik vaak niet helemaal mee ben met wat hij uitkraamt, maar laatst noemde hij zichzelf een ’nen ouwe zievereir’. ‘À l’aise’ vind ik ook een leuke uitdrukking, ook als is dat een beetje verbasterd Brussels. Maar het geeft goed de mentaliteit van de Brusselaars weer. Als je jezelf kan zijn is het vaak het leukst, dan kan je hier echt oprechte gesprekken voeren waarbij je niets te bewijzen hebt, dat vind ik zo geweldig aan Brussel. Uiteraard ben ik een grote fan van de meertaligheid hier, de cafégangers van de Roskam switchen soms in het midden van een gesprek of een zin van taal en niemand die daar vreemd van opkijkt, iedereen gaat daar gewoon in mee. Je merkt het dat wanneer mensen hier pas komen wonen, ze het soms moeilijk hebben met die talencaroussel. Voor een Brusselaar is dat zo’n beetje zijn tweede natuur.
Wat zou je droom zijn voor Brussel?
Brussel is eigenlijk een fantastische stad om in te wonen. Alleen zo jammer dat er zoveel luchtvervuiling is. Voor je gezondheid kun je onderhand beter op ‘den buiten wonen’ en een pakje sigaretten per dag roken dan niet-roker in Brussel zijn. Voor mij mogen de auto’s eruit (lacht).! Met de fiets en het openbaar vervoer kom je overal, vaak ben je met de auto langer onderweg voor eenzelfde traject. Ik ben dan ook heel blij met de aanleg van meer en meer fietspaden. Het valt echt op dat er meer mensen op de fiets zitten dan pakweg 10 jaar geleden, dat vind ik een goede evolutie.
Wat wil je zelf nog graag bereiken?
Ik hoop binnen afzienbare tijd van mijn muziek en andere creatieve activiteiten te kunnen leven. Ik wil vooral mensen verbinden met muziek en daarmee ook de verschillende culturen die hier samenleven dichter bij elkaar brengen. Door de coronacrisis is de wereld er niet bepaald liever op geworden, daarom vind ik het zo ontzettend belangrijk om mensen nog meer te verbinden, laten communiceren en ervoor te zorgen dat er wederzijds respect is tegenover elkaar. Als dat kan met muziek, dan graag! Het zou ook fijn zijn een voorbeeld te zijn voor de toekomstige generatie vrouwelijke instrumentalisten, zodat ze geen eenzame weg hoeven af te leggen om de erkenning te krijgen die ze sowieso verdienen. Muziek oordeelt niet, gelukkig!
Bijzonder vereerd was hij om ons Ketsje van de Moind te zijn en dat als Limburger dan nog! Piet werkt als communicatieverantwoordelijke bij Muntpunt en zij geven er de 11de juli ter ere van de Vlaamse Feestdag een serieuze lap op, waarbij je al dan niet je dansbenen kan bovenhalen. Ondanks de maatregelen is er een serieus omvangrijk, interessant en verrassend programma in elkaar gestoken waarin Brussel de hoofdrol speelt, hoe kan het ook anders. Neem zeker een kijkje op www.brusseldanst.be en reserveer zo snel mogelijk een activiteit die jouw voorkeur wegdraagt, want het gaat daar hard. Piet ook, want hij coördineert dit prachtige event met deze indrukwekkende programmatie om iedereen goesting in (‘t) Brussel(s) te doen krijgen. Straf voor een Bilzenaar, maar des te meer Ketsje in hart en nieren en zeker niet getemd! Allez, en avant la musique!
Wat doe je in het dagelijks leven?
Sinds september 2020 ben ik verantwoordelijke voor marketing en communicatie bij Muntpunt, de stadsbibliotheek, infopunt en zoveel meer op het Muntplein. Op 11 juli organiseren we Brussel Danst, beter bekend als de 11 juli-viering of Vlaamse Feestdag. De coronacrisis laat jammer nog steeds niet toe dat er op grote schaal gefeest en gedanst wordt, zoals voordien met de vaste afspraak op de Grote Markt, toch is er voor de gelegenheid hard gewerkt aan een boeiend programma. Tijdens deze editie nodigen we iedereen uit om verschillende Brusselse wijken en hun trekpleisters te (her)ontdekken in Vorst, Anderlecht, Elsene, Brussel Centrum en Koekelberg door middel van wandelingen of ontdekkingstochten, maar ook voorstellingen in samenwerking met een aantal partners zoals KVS, Kaaitheater, en Beurschouwburg. Het programma is heel gevarieerd, met een heleboel activiteiten voor jong en oud. Johan Verminnen wordt ook nog eens extra in de bloemetjes gezet naar aanleiding van zijn zeventig lentes, dit in de Spiegelzaal van het Brussels Parlement waarbij hij terugblikt op een rijke carrière. Schakel op 11 juli zeker over naar de Radio 2 app als je hier niets van wil missen. Traditiegetrouw strijkt Radio 2 ook neer op de prachtige Grote Markt. Van daar brengen ze met de Bene Bene 100, de 100 mooiste liedjes, hits en klassiekers van eigen bodem. Rond Muntpunt vind je Leesstraat Feeststraat waar je terecht kan voor een coronaproof familieprogramma met allerlei acts en activiteiten. Bruzz is met de Bruzzbus ook van de partij en in het Warandepark geeft het Youth Orchestra Flanders het beste van zichzelf. Dit is slechts een tipje van de sluier uiteraard. Het volledige programma en meer info kan je lezen via de website van Brussel Danst (www.brusseldanst.be).
Het Brussels mag ook niet ontbreken in de programmatie?
Ik ken Geert Dehaes (Algemeen Directeur Brusseleir nvdr) al heel lang van bij Bruzz, het toenmalige Fm Brussel, dat natuurlijk nauw verweven is met het Brusselse socio-culturele leven waar we elkaar regelmatig tegen het lijf liepen. Los daarvan is het logisch om het Brussels als dialect bij de Vlaamse Feestdag te betrekken. In de toekomst en de komende jaren of edities gaan we zeker bekijken of we nog meer aandacht aan het Brussels kunnen besteden en de bezoekers laten zien wat hier daarrond leeft. Het valt op dat de huidige activiteiten rond het Brussels snel volzet zijn, wat maakt dat mensen het zeker kunnen smaken en dat het er zeker bij hoort in onze programmatie.
Zelf kom je uit het verre Bilzen?
Ik heb mijn hart hier al vrij jong verloren toen ik jaren geleden naar de concerten van de VK kwam afgezakt en nadien de stad beter leerde kennen. Mijn studies vatte ik aan de VUB aan en ik was meteen verknocht aan deze mooie, grootse, steeds veranderende en verrassende stad, waardoor ik hier ben blijven plakken zeg maar. Het verandert hier nu nóg sneller heb ik de indruk, nu ik ondertussen toch al 25 jaar in deze stad vertoef, en het wàs al zo plezant. Iedereen die hier twee dagen is, is in feite een Brusselaar (lacht). Vijf jaar geleden begon zo goed als alles hier nog vanuit een Nederlandstalig of Franstalig netwerk, nu loopt dat allemaal veel meer in elkaar over. Er zijn uit alle kanten en hoeken, talen en culturen mooie en boeiende initiatieven ontstaan op vele plekken in het centrum, en ook elders in de stad. Het is een rijk palet waar ook de jongeren een groot aandeel in hebben, het gonst werkelijk van de creativiteit hier.
Spreek je zelf soms dialect?
Zelf spreek ik geen dialect, eerder een soort tussentaal. Mijn vader is afkomstig uit Antwerpen en mijn moeder uit Limburg, waar we opgroeiden. Daardoor ken ik wel enkele typische Antwerpse woorden zoals ne reizaf (glijbaan) of een bolleke (snoepje) en kan ik uitpakken met pakweg de twee grootste clichématige standaardzinnen in het Limburgs, maar spreken doe ik het jammer genoeg niet. Natuurlijk blijft mijn accent mijn herkomst verraden, ik ben overal ‘de Limburger’ gebleven, met veel plezier, en altijd een beetje fier trouwens (lacht). Ik ga nog altijd graag terug naar Limburg, al gebeurt dat te weinig. Bij mijn kinderen ontwaar ik nu een Brussels accentje, dat is plezant om horen. Het valt op wanneer we samenkomen met de familie, die voornamelijk uit Limburg, Leuven en Brussel komt, dat er een vrolijke mikmak aan tussentaal ontstaat.
En het Brussels?
Dat is oprecht het schoonste dialect dat er bestaat! Als taal op zich, maar ook omwille van wat erachter zit, de ingesteldheid die ermee gepaard gaat. Brusselaars kunnen heel direct zijn, zonder iemand te kwetsen, omdat er altijd een goede scheut humor en relativering in zit. Het maakt dat je kan zeggen waar het op staat, maar het ‘passeert’ wel op de een of ander manier, zodat het door de ander aanvaard wordt. Het getuigt van een bepaalde manier van leven en filosofie die relativeert, oprecht én mooi is. Ik moet er vaak spontaan bij lachen! Hoe plezant moet het niet zijn als je het dan ook nog eens kan spreken! Door in het verleden met Toots Thielemans samen te werken is me dit nog duidelijker geworden. Er zat zo veel Brussel in Toots, hij was een ratatouille zoals hij zelf zei. Toots ademde veeleer Brussel dan dat hij Brussels sprak. Hij had echt diezelfde levendige en oprechte spirit. Altijd positief, goedgezind en klaar voor een grapje.
Je hebt ooit de eer gehad met Toots te mogen samenwerken?
In het kader van zijn negentigste verjaardag, in samenwerking met Veerle Van de Poel, zijn manager, Toots zelf en zijn fantastische weduwe Huguette. Toots straalde echt Brussel uit. Hij groeide op in de Marollen en in Molenbeek, trok zijn plan, sprak alle talen die nodig waren, nog het liefst die van de muziek, op alle mogelijke instrumenten. Iedereen kent Toots van de mondharmonica, maar hij is lange tijd één van de beste gitaristen van Amerika geweest. Het instrument maakte hem niet uit, muziek was zijn manier van communiceren, van praten, mensen een goed gevoel geven, en liefst iedereen. Zo heeft hij de wereld op een Brusselse manier, op zijn manier, een beetje veroverd. Hij was bovenal een schone mens, die veel anderen waaronder ook muzikanten inspireerde.
Wat gaat er volgend jaar gebeuren?
2022 wordt opnieuw een feestjaar, omdat hij 100 zou geworden zijn. Op 22 april 2022 start er een expo in de KBR en op zijn verjaardag, op 29 april 2022 komt er een groots verjaardagsconcert in en met Bozar. Daarnaast zijn er tal van samenwerkingen met verschillende Brusselse partners, organisaties en evenementen, zodat ieder op zijn eigen passende manier Toots 100 kan vieren (meer info op www.toots100.be). Zelf ben ik geen grote jazzkenner, en er zijn heel veel mensen die Toots beter gekend hebben dan ik, maar ik ben zo ontzettend dankbaar dat ik dit mag doen. Niet alles dat er volgend jaar georganiseerd of gebracht zal worden moet van superkwaliteit zijn, integendeel. Het punt is om iets in de geest van Toots te doen. Hij bleef altijd geïnteresseerd in nieuwe muziek, vernieuwing, en samenwerkingen met jonge muzikanten. Het is vooral fijn wanneer mensen geïnspireerd zijn door zijn muziek, zijn persoonlijkheid of verhaal en daar hun eigen ding mee doen. Daar zou hij zéker achter gestaan hebben, dat heeft hij altijd gestimuleerd.
Waar vertoef je het liefst in de stad?
Zou het de Vlaamse Poort heten? Ik denk het wel, daar bij Bjarke op de hoek, het terras van de gezellige Bar du Canal aan het einde van de Dansaertstraat. Ik woonde en werkte er tot tien jaar geleden toen ik er nog, samen met Dries Heyman, een communicatiebureau (Wow Communication) had. Daar gezeten heb je een goed overzicht op het krioelen van auto’s, fietsers, voetgangers met het kanaal in de achtergrond. De hele wereld passeerde er quasi langs je voeten, en nog steeds. Waarbij de ene passant al meer de aandacht trekt dan de andere door de dingen die ze meesjouwen of de taal die ze spreken. Dan vraag je je af, waar gaan die daarmee naartoe en van waar komen ze ermee? Het is een kruispunt, als etalage van het kruispunt dat Brussel is. Je kan er rustig de Brusselse wirwar overschouwen en ter plekke een wereld verzinnen en dat met één van de vele fantastische Brusselse biertjes in je hand. Schoon toch. Dat is ook zo plezant, hoe er opnieuw steeds meer in de stad zelf gebrouwen wordt. Niet enkel voor het bier zelf, maar ook voor de context die dit creëert, de mooie plekken en verhalen die mensen samenbrengen.
Sinds een tijdje stak je het kanaal over?
Klopt, sinds het laatste decennium woon ik in Molenbeek en ik woon er heel graag! Na de aanslagen viel het op hoeveel mensen zeiden: ‘he, ik woon ook in Molenbeek’, voordien wist je dat wel, was er nog minder contact ook. Dat leek ook minder nodig, het centrum is vlakbij. Maar er zijn dringend meer fijne plekken nodig om af te spreken, die komen wel, het publiek is er al. De mix is hier zo interessant! Velen weten niet dat het gemeenteplein van Molenbeek een van de mooiste van Brussel is en in vogelvlucht misschien 1 kilometer van de Beurs ligt. Daar zit nog enorm veel potentieel. De jeugd komt ook meer en meer bovendrijven. Ze hebben goesting om iets op de te bouwen, uit de grond te stampen en die vibe voel je! De wijk wordt jonger en diverser, ik ouder (lacht). Het is in feite een unieke trend met een dynamiek die je nergens anders vindt. Er zijn opvallend meer fietsers en joggers, iets waar er 5 jaar geleden nog raar van opgekeken werd. Het heeft lang geduurd, het gaat traag, maar ik heb de indruk dat er In Molenbeek iets aan het gebeuren is nu we toch stilletjes aan terugkeren naar een normaler openbaar leven. Brussel groeit trouwens in het algemeen op zo’n mooie, interessante manier dat ik het fantastisch vind om er deel van te mogen uitmaken. Het kan mij écht gelukkig maken me daar bewust van te zijn, een getuige en deelnemer van te mogen zijn. Het is uiteraard niet allemaal positief, door de crisis is er nog meer armoede bijgekomen en hebben veel mensen het nog moeilijker om hier te overleven. Desondanks brengt Brussel mensen op een rare manier dichter bij elkaar en dwingt ze hen zichzelf te zijn, ik kan niet benadrukken hoe bijzonder dat is, hoe belangrijk het is dat men dat beseft, koestert én er mee aan de slag gaat. We mogen niet nalaten daar mee bezig te zijn.
Kan je een favoriet Brussels woord kiezen?
Goh, ik zou niet kúnnen kiezen voor 1 woord of uitdrukking, ze zijn immers allemaal zo mooi in hun beeldspraak en waar het voor staat. Er zal er wel 1 de mooiste zijn. Ik opteer voor de besluitloosheid, ik kies ervoor om niet te kiezen (lacht).
Wat kan er beter in Brussel?
Er kan heel veel, véél beter. Maar zoals ik al zei is hier zoveel aan het verschuiven en gebeuren, we mogen af en toe ook eens stilstaan bij de rijkdom daarvan, bij hoe goed en interessant het nu is. Hoe complex en hoe groot de uitdagingen die hier dagelijks op tafel liggen ook zijn, we moeten het potentieel dat er nú al in zit ten volle ter harte nemen en naar boven halen. We hebben nog niet eens de helft gezien van de kracht en het kunnen van de jongere garde hier. Het behoort deels tot mijn job deze Brusselse capaciteiten te laten zien, ervaren. Het beeld dat mensen van Brussel hebben strookt niet met deze realiteit. Het gaat erom een manier te vinden om te vertellen wat hier is, want het ís er. We moeten de jeugd ondersteunen en er oprecht aandacht voor hebben, die diversiteit en de ongelooflijke rijkdom nog beter in kaart brengen en uitdragen. Er zijn zoveel Brusselse jongeren echt goed bezig met waanzinnig originele projecten die ze op andere plaatsen in de wereld al kennen en hier kent niemand hen. Dat moet veranderen. Het is essentieel om de Brusselse inhoud te erkennen en hiervan te leren, waardoor de stad ons gezamenlijk kan verrijken, in plaats van ieder afzonderlijk. Ook buiten Brussel. Hoog tijd is het, om eruit te halen wat erin zit en iedereen hier kennis mee te laten maken!
Is er nog iets dat je zelf graag wil bereiken?
Als Limburger Ketsje van de Moind worden, ik geloof dat ik dan wel alles bereikt hebt wat ik ooit voor mogelijk achtte. Het maakt alleszins mijn jaar al goed (lacht!). Ik wil mensen blijven verrassen met Brussel, het fijne is dat je daar bij wijze van spreken bijna niets voor hoeft te doen, je hoeft er niks voor uit te vinden, het is er. Komen kijken en het willen zien. Het is echt enorm plezant om zoiets te mogen doen en over te brengen. Als we hier de Brusselse jeugd nóg meer bij betrekken en hen leren begrijpen, zal ik echt content zijn!
Filip Jans is gepokt en gemazeld of beter gerookt en gemarineerd in de dranken- en tabaksindustrie, fan van het eerste uur van het nieuwe hoofdstuk in het Brusseleir!-verhaal en sterkhouder in de buurt met café Monk. We kunnen er niet om heen, bij Monk denk je meteen aan spaghetti want de hunnen is den beste of een plankske mè een beke van alles met daarbij een lekker drankje dat van over de hele wereld kan komen. Tegenwoordig kan je nog altijd bij Monk terecht via hun Take Away- service voor de befaamde bolo/gnèse/naise, al dan niet met een signatuursaus van een bekende chef of buur. Op naar 1 mei om het bruisende café weer in al zijn glorie te kunnen beleven met zicht op de Noordzee!
Hoe komt een Kempense Leuvenaar in Brussel terecht?
Ik studeerde Toegepaste Economie in Leuven. Mijn eerste job bij Philip Morris bracht mij eind jaren negentig naar Brussel, het was liefde op het eerste gezicht en dé manier om de stad beter te leren kennen. Brussel was groots en volop aan het evolueren. De Ancienne Belgique was dicht, de Beursschouwburg kende haar hoogtepunt, alle evenementen werden elders georganiseerd zoals bijvoorbeeld in de VK, waar ik Moloko zag. Na een omzwerving in Leuven waar ik een restaurant startte en een korte internationale marketingcarrière in de sterke dranken -en tabaksindustrie ben ik in Brussel blijven hangen, onder meer door het Monk café van de ondergang te redden.
Wat voor plek is Monk volgens jou?
De naam komt van Thelonious Sphere Monk , een Amerikaanse jazzpianist. De piano stond er altijd al, we hebben hem met veel liefde gerestaureerd en een centrale plak gegeven. Het was een voornamelijk Vlaams lokaal café, een bruin café zoals ze zeggen. Maar het miste dynamiek. Het café heeft een prachtig interieur maar dat kwam niet tot zijn recht. De ruimte achteraan waar je nu spaghetti kan eten was de stockageruimte van het leeggoed, zonde. Toen ik de zaak overnam wilde ik een meer internationale kaart trekken en tegelijk het bruine karakter bewaren, het publiek dat bij ons langskomt is van alle allooi: kunstenaars, studenten, oudere mensen, mensen uit de buurt. Het is fijn om het ritme van het café te zien doorheen de dag. Rond 11u komt de oudere garde een koffietje drinken, sommigen maken er zelfs een wekelijkse uitstap van waarbij ze van in de ‘Vlaanders’ naar de hoofdstad trekken, de Bourgondiërs genieten van een wijntje. Tegen de middag komt de werkende mens voor een pistolet of spaghetti en later de kunstenaars, muzikanten, hier en daar zakenmensen en schrijvers. Het valt me op dat hier veel geschreven wordt. Er komt bovendien geregeld iemand langs om te werken op een oude tikmachine. Dan volgt het uur van de apero onder collega’s, een beetje het publiek van ’s middags, vervolgens verjongt het volk enigszins en komen de mensen uit de buurt bij ons toeven. We zijn een groot team van bijna 30 mensen soms, het is een puzzel om 7 op 7 open te zijn vanaf 11 uur, soms tot diep in de nacht, en alles te doen draaien, maar dat lukt wonderwel heel vaak. We zetten ook in op cultuur en muziek in het café. Zo zijn er concerten en maak ik plaats vrij voor bijvoorbeeld de riso prints van Axel Pixel die een riso drukkerij heeft, verderop in de Vlaamsesteenweg (Chez Rosi, nvdr). Ik zie een samenwerking tussen Axel en Brusseleir! eigenlijk volledig zitten. Zijn tekenstijl en kleurgebruik geven echt zeer goed de Brusselse sfeer weer, in combinatie met Brusselse zwans zit daar vast muziek in.
Waarom spaghetti? And how to eat spaghetti?
Bij Monk zijn we de helden die van spaghetti iets typisch Belgisch gemaakt hebben. Natuurlijk was er een praktische keuze mee gemoeid, ik wilde iets aanbieden in het tien à elf euro segment én het moest een gerecht zijn dat ik alleen kon beheersen, spaghetti is ook wel iets dat bij een café aansluit. Het was een uitdaging om bij dat concept te blijven en de motivatie aan de dag te leggen om er te blijven voor kiezen. Mensen verklaarden me gek en na een mindere dag dacht ik wel eens of ik niet beter stoofvlees aan de kaart zou toevoegen. Maar kijk, de mijne is den beste en ik ben er blijven in geloven. Ik hoop dat mensen bij spaghetti aan Monk denken. Er schuilt ook een kracht in het aanbieden van slechts 1 gerecht. Wanneer iedereen hetzelfde eet creëer je een soort van gezellige samenhorigheid. Op die manier is er aandacht voor de vriendschap, een plat moet voor mij verbinden en geen doel zijn op zich. Het sociale aspect is in feite niet te onderschatten. Ik hou bijvoorbeeld daarom zo van de Spaanse eetcultuur, die draait eveneens om verbondenheid. Dat is het allerbelangrijkste.
Wat vind je van de wijk?
Ik ben hier eindelijk Brusseleir geworden denk ik, daarmee bedoel ik dat ik geleerd heb om op een quasi ironische manier met deze stad om te gaan. Ze wordt op een vreemde manier bestuurd, alles is zeer gefragmenteerd waardoor het nogal vierkant draait. Tegelijk zorgt dit ervoor dat je hier dingen tegenkomt die je elders niet ziet. Ik zie dat ook bij mijn kinderen, de wijde wereld ligt hier aan hun voeten, op een andere manier dan in pakweg het provinciestadje Leuven. Ze springen op de metro en gaan op avontuur, er gebeurt altijd wel iets. Daarom dat Brusselaars vaak het positieve ervan proberen inzien, grotendeels om te vermijden dat ze verzinken in frustratie en woede. De Dansaertwijk en het Katelijneplein is een fijne, toegankelijke buurt, al is het jammer dat de stad en haar beleid vooral de toeristische kaart trekt, wat de plaatselijke economie niet ten goede komt. De kleinere restaurants en lokale handelaars trekken weg omdat ze de torenhoge huurprijzen niet langer kunnen betalen en noodgedwongen moeten wijken voor grote ketens. Het zit hier nog, het karakteristieke van weleer, maar het is meer naar de ondergrond verschoven.
Sinds vorige zomer heeft Brusseleir haar kantoor in de wijk, hoe sta je daar tegenover?
Dat vind ik fantastisch, het is echt een goed initiatief geweest naar deze locatie in de Vlaamsesteenweg te trekken. Het is een interessant gegeven, vooral voor de Belg als toerist in eigen land, de buurt is immers ook gekend onder Belgen. Het hele gebeuren leunt aan bij de Vlaamse identiteit die de stad in zich heeft. Dat dit daarenboven toevallig kan in de Vlaamsesteenweg is mooi meegenomen. Uiteraard gaat het om erfgoed dat beschermd moet worden, het is tof en fijn dat een organisatie hierover waakt. Als we deze coronacrisis het hoofd kunnen bieden wil ik graag meer in het Brussels communiceren. En zoals ik eerder al aanhaalde, eventueel met Axel Pixel en Brusseleir! een Brusselse samenwerking op poten zetten, volledig volgens de filosofie van de stad vol ironie: niet perfect maar toch mooi!
Het café heet eigenlijk Au Daringman, naar het schijnt omdat de vorige uitbater een bokser was en een grote fan van de voetbalploeg Daring Molenbeek. Maar de meeste tooghangers gaan een pintje drinken ‘bij Martine’ of ‘Le Café Rouge’ zoals de Franstaligen zeggen. Er werd reikhalzend uitgekeken naar mei 2020, want dan zou “twintig jaar Martine” in de Vlaamsesteenweg gevierd worden. 20 jaar in ’20. Maar dat was buiten corona gerekend, helaas. We kunnen misschien voorzichtig stellen dat we het feest tegoed hebben in mei 2021. The Guardian zette Chez Martine op haar lijst van beste cafés ter wereld en wie durft The Guardian tegenspreken? Toch is het kleine café als een dorp in de stad met de meest geweldige playlist, bezoekers van alle allooi, steevast een boeket in een grote vaas links van de toog én Martine, met haar mooie warme doorleefde stem. Geen wonder dat menig Brusselaar hier thuiskomt.
Je bent afkomstig uit Aartselaar, hoe ben je in Brussel terechtgekomen?
Om niet onder de kerktoren te blijven hangen , maar ook andere horizonten te verkennen, besloot ik mijn studies voor maatschappelijk werkster in De Haan aan te vatten, in het Zeepreventorium, en niet in de Sociale school van Antwerpen of Gent. Door in het weekend te werken en voor de naschoolse opvang te zorgen buiten onze lesuren in het Zeepreventorium, kon je er rekenen op kost en inwoon. Ik vertoefde eigenlijk vaak bij mijn lief in Gent, maar dat wisten mijn ouders niet (lacht). Na mijn studies aan zee ging ik vrijwel meteen in Brussel aan de slag, in een vrouwenopvang in de Kogelstraat. Het werk bestond erin vrouwen in een crisissituatie onderdak te bieden tot ze een oplossing hadden om hun situatie te verbeteren. Er moest dag en nacht iemand beschikbaar zijn om vrouwen in nood te helpen, het ging dan om verslaafden, politieke vluchtelingen of slachtoffers van huishoudelijk geweld,… Vaak deed ik weekendshifts van zaterdagmiddag tot maandagochtend. Ik pendelde tussen Gent en Brussel, maar bleef op maandagochtend rondhangen in de buurt omdat ik dat hier zo tof vond. Al snel vond mijn lief ook werk in de hoofdstad en besloten we naar Brussel te verhuizen. Ik werkte er zo’n tien jaar, maar werken in deze sector is slopend, vooral voor de moraal. Laat ons zeggen dat ik stilaan mijn idealisme was kwijtgeraakt en het soms moeilijker werd om niet te denken dat ze het zelf gezocht hadden. Dat was voor mij een teken dat ik misschien beter wat afstand moest nemen. Ik wilde absoluut geen verbitterde maatschappelijk werkster worden, dat zou ik vreselijk gevonden hebben. Toen dacht ik bij mezelf, ik doe een paar jaar iets anders en dan zien we wel. Op het Vossenplein was er een klein caféetje om over te nemen : ‘La Puce’, ik besloot om ervoor te gaan. Ik had wel geen enkele ervaring in het vak. Misschien maar goed ook achteraf bekeken, anders had ik het allicht nooit aangedurfd. Het was mei , een warme zomer was in aantocht en ik speelde cafeetje, vaak alleen met vrienden die langskwamen. Dat was een heel gezellige tijd, met de markt elke dag voor de deur. Uiteraard kwamen de doorwinterde marktkramers me testen, ze spraken me aan over wat ze meenden betaald te hebben en opperden dat ik hen te weinig terug gaf. Maar ik hield voet bij stuk en gaf niet toe en zo bleek dat ik voor de test geslaagd was en ik erbij hoorde. Tegen september was het vollen bak in La Puce, we gaven ook eten met keuze uit twee voorgerechten, twee hoofdgerechten of dagschotels en een dessertje. Ik herinner me dat het nog maar vrijdagmiddag was en ik overdonderd op de trap zat door het vele werk en de klanten die maar bleven toestromen.
Ondertussen ben je al twintig jaar bezig in de Vlaamsesteenweg, hoe is dat gekomen?
La Puce werd te koop gesteld, ik was immers geen eigenaar van het pand. De eigenaar wilde het hotel dat er al gevestigd was uitbreiden en ik wist dat ik niet zou kunnen opboksen tegen de hoogste bieder. Via via hoorde ik dat Au Daringman over te nemen was. Het was toen een totaal ander café dan nu overigens. Een café dat vooral oudere mannen als bezoekers had, die niet zelden veel te dronken waren, stonken naar de pis en vooral veel rechtse praat verkochten. Dat wist ik voordien al toen ik in de Vlaamsesteenweg in panne viel met mijn wagen en ik het café binnenstapte met de vraag of ik de wegendienst mocht bellen. Ik kreeg de boodschap dat er geen telefoon was, ook al hing die zichtbaar achter de toog. Ondanks deze ietwat onaangename ervaring had ik op deze manier wel het interieur van het café langs de binnenkant kunnen bekijken en wist ik dat er zeker potentieel was. Het was hoe dan ook een mooi café, waar zeker iets van te maken viel. Au Daringman werd al snel ‘Bij Martine en Paul’, mijn toenmalige partner en mettertijd ‘Bij Martine’. De klanten die er voordien waren bleven vanzelf weg. Ik heb nooit iemand van hen de deur moeten wijzen, maar ik was enigszins opgelucht dat mijn opmerkingen over hun gedachtegoed hun doel niet hadden gemist. Het interieur bleef ongewijzigd. Toen ik het overnam heb ik wel dagenlang gepoetst en geschrobd, natuurlijk. De houten elementen met rode accentjes op de muren waren voordien groen maar die hebben we rood geschilderd want dat paste beter bij het geheel. Ik haalde de lelijke skai van de banken en richtte de keuken en toiletten anders in. Voorts ziet het café er al 20 jaar hetzelfde uit met de iconische rode ‘Stella Artois’ reclame halverwege de gelagzaal.
Wat maakt het café zo bijzonder?
Het fijne is dat iedereen hier mekaar kent en als dat nog niet geval is, dat er heel gemakkelijk contacten worden gelegd. Het cliënteel is heel open en kent een boeiende mix van zowel Nederlandstaligen als Franstaligen die van de ene taal naar de andere switchen, maar er komen even goed veel Italianen bijvoorbeeld. Ik vind het heel belangrijk dat dit café de thuis is van vele mensen en helemaal geen uitsluitend Vlaams café is. Net die mix van mensen maakt het interessant volgens mij. Ik zit graag op de houten bank rechts in het café op het einde van mijn shift. Al gebeurt dat zelden, want het is namelijk een geliefkoosd en bijzonder plekje in het café. Het kan er intiem zijn, je kan er in je eentje op je gemak heel het café overschouwen of je knoopt er een gesprek aan met je buurman -of vrouw. Vroeger deden we al eens tegen een uur of twee dicht om zelf elders op stap te gaan. Nu is dat minder, ik zit op den duur al heel mijn leven op café! Het mooie is dat mijn klanten met mij zijn meegegroeid, sommigen kwamen van La Puce naar hier, ik heb hun kinderen zien groot worden. En diezelfde kinderen komen nu op hun beurt langs. Dat vind ik een geweldige evolutie.
Is er veel veranderd in die 20 jaar?
En of! Hier was niks, je moet je voorstellen dat cafés zoals Roskam en Monk zoals je die nu kent, toen nog niet bestonden. Er waren eerder veel cafés zoals de vroegere Daringman in de straat. Er waren hooguit twee restaurants, een bakker, een doopsuikerwinkel en drie bruidswinkels. 10 jaar geleden vond je hier de tofste mix van oude en nieuwe handelszaken. Veel van die oude handelszaken zijn nu jammer genoeg verdwenen en hebben plaats gemaakt voor ketens, een betreurenswaardige trend die het lokale karakter verloren doet gaan. Er kwamen meer mensen in de buurt wonen dan voorheen, die al eens klaagden over overlast in het straatje. Daar zit het rookverbod ook voor iets tussen natuurlijk, want dat gebeurt nu buiten op de stoep. Er is sprake geweest om de straat autovrij te maken, maar ik heb het liever zo. Het hoeft geen woonwijk te worden, een feestje af en toe moet kunnen. Verkeersdrempels zouden echter wel welkom zijn om de snelheidsduivels wat af te remmen en dit voor de veiligheid van de voetgangers. Ik woon zelf op het Vossenplein, ik ga dan van hier naar de Vlaamsesteenweg en weer terug. Nu door de coronacrisis en het sluiten van de cafés ben ik die wandeling meer gaan appreciëren en ben ik beginnen genieten van deze buurt en de schoonheid ervan. Voordien had ik daar veel minder oog voor door de alledaagse rush. Op zich kan ik mij vreselijk ergeren aan het vuil op straat en aan het stadsbestuur. Soms trek ik naar Antwerpen en dan denk ik, ik kom hier een jaar wonen, zo’n schoon stad! Tegen de middag zijn het dan een paar maanden geworden, vervolgens een weekend en wanneer ik tegen de avond de Antwerpenaren bezig hoor op een terras ben ik blij dat ik ’s avonds weer naar huis mag. Brussel is zo uniek in België, je kan het nergens mee vergelijken. De mentaliteit die je hier vindt, vindt je nergens anders. Zo open.
Wat vind je van een organisatie zoals Brusseleir! die zich verderop in de Vlaamsesteenweg vestigde?
Ik heb eigenlijk niet zo veel gemeen met het Brussels dialect “an sich”. Zelf spreek ik geen dialect. In de Laboureur, het café op de hoek van de Vlaamsesteenweg en de Leon Lepagestraat kwam wel eens een echte Brusseles, Thérèse. Als je die bezig hoorde in dat sappige dialect kreeg je vanzelf goesting in het Brussels. Ik vind het zeker charmant van mensen die het nog dagelijks spreken. En het is zeker belangrijk dat het kan behouden worden, op een natuurlijke manier. Het maakt onlosmakelijk deel uit van de mix in de straat en de Dansaertwijk en dat is even goed belangrijk.
Was er een betere plek om de flagshipstore van Babor te vestigen, allicht niet. De gloednieuwe locatie naast Passa Porta, oogt imposant, klassevol en heel uitnodigend. De komst van een nieuw schoonheidsinstituut midden in coronatijden is op zijn minst spannend te noemen. Maar er is meer nodig om store manager Lucile Fol van haar stuk te brengen, het Duitse doktersmerk mag zich gelukkig prijzen met deze ondernemer in hart en nieren, die bovendien veel rust en professionaliteit uitstraalt. Ze heeft een jarenlange ervaring in de sector en met de producten van Babor. Op nr 44 in de Dansaertstraat staat ze met haar team klaar voor professioneel advies, zowel voor het aankopen van producten als voor een gelaatsverzorging op maat. Hier kruipt de stad op de best mogelijke manier onder je huid in hartje Brussel.
Kan je iets meer vertellen over Babor?
Het begon allemaal in 1956 toen een Duitse chemicus Dr. Michael Babor op het idee komt een reiniging te ontwikkelen met natuurlijke ingrediënten. Hij ontwikkelde de HY-ÖL die de huid met natuurlijke oliën reinigt en legde verder de basis voor talrijke bekroonde verzorgingsinnovaties. Iconisch in het BABOR assortiment zijn de ampullen. Het zijn elixirs voor elk huidtype, waarin onwaarschijnlijk veel power schuilgaat in slechts 2 milliliter. Als docent in schoonheidszorgen werkte ik al jaren voor Babor en ben ik zeer vertrouwd met het merk en de firma zelf. Uiteindelijk wilde Babor een flagshipstore uitbouwen in Brussel in het kader van hun plannen om in elke hoofdstad een flagshipstore te vestigen. Daarom vroegen ze mij hieraan mee te werken, dus gingen we samen op zoek naar de geschikte locatie voor dit project. Natuurlijk is er aan de Louizalaan gedacht, maar uiteindelijk sprak de Dansaertwijk en het pand hier in de Dansaertstraat me het meest aan, het leek me het aangenaamst en het is echt een leuke beurt. Het is hier ruim, dat is echt belangrijk voor wat we hier aanbieden, een winkel waar je het hele Babor-assortiment kan vinden en de nodige behandelruimte. Het concept flagshipstore betekent dat deze store de uitstraling van het merk vertegenwoordigt, Babor organiseert hier tevens individuele trainingen en Baborklanten kunnen langskomen op het concept te bekijken. Het interieur is van het laatste nieuwe met zachte stoffen en cosy zeteltjes, gordijnen en aangepast licht om het rustgevende element naar boven te brengen en de klant eveneens deze bewustwording te laten ervaren. Een gezellige cocon in hartje Brussel waar tegelijkertijd hard gewerkt wordt om je huid te geven wat ze nodig heeft. Voor elke gelaatsbehandeling wordt uitgebreid de tijd genomen om je huid eerst te analyseren, waarna je een persoonlijke fiche krijgt, aangepast aan jouw noden. Daardoor wordt ook de behandeling volledig gepersonaliseerd, net als de kuren die specifiek bedoeld zijn om snel een zichtbare verbetering van jouw huid te ervaren. Deze behandelingen zijn er voor iedereen, jonge en oudere huiden en uiteraard kunnen we ook preventief tegen veroudering werken. Je kan hier terecht voor klassieke gelaatsverzorgingen en daarnaast ook voor intensievere behandelingen zoals microneedling, microdermabrasie, SkinFusor of SkinFirmor, een hoogfrequentie-apparaat. Ik heb mijn collega’s die hier samen met mij werken zelf getraind en opgeleid. Het fijne aan de behandelingen van Babor is dat je de behandeling thuis kan verder zetten door ons groot assortiment aan. Zo geniet je langer van de treatments én verkrijg je een beter langdurig resultaat. De behandelingen en producten van Babor zijn niet zomaar luchtkastelen, ze rekenen op het geheugen van de huid en zijn verbonden met elkaar, waardoor ze elkaar versterken en verbindingen maken binnen de huid.
Je bent je net in de wijk komen vestigen, bevalt het? Ik heb altijd in Brussel gewoond en gewerkt, ik ben er naar school geweest. De Dansaertstraat is ideaal voor de nieuwe flagshipstore van Babor. De buurt beschikt over vele mooie en ruime panden. De panden op de Zavel zijn ook mooi, maar waren bijvoorbeeld te klein om de flagshipstore te verwezenlijken zoals we wilden. Uiteindelijk ben ik blij dat we hier terechtgekomen zijn. De coronacrisis heeft wel wat voor wat vertraging gezorgd, de opening was voorzien in de lente van 2020, maar het werd augustus 2020. Het grote openingsfeest dat we in gedachten had werd enigszins belemmerd, maar in feite hebben we hier steeds veilig kunnen werken. Ik geloof ook niet dat onze klanten daar veel hinder van ondervinden en zich hier ook op dat vlak zeker op hun gemak voelen. Het is een warme wijk, de restaurants en cafés mogen dan wel al geruime tijd niet open, toch voel je dat we deel uitmaken van de quartier. In de zomer tot oktober hebben we wel al even kunnen proeven van de buzz hier als de terrasjes open staan en de mensen flaneren. Dus ook al is er nu de crisis, we hebben toch al een glimp kunnen opvangen van hoe het zou kunnen zijn zonder coronamaatregelen. De wijk bruist echt. Ik hoop dat de leegstaande panden ook een invulling krijgen om er nóg meer leven in te brengen. Ook al is het nu allemaal even iets minder, de mensen uit de buurt zwaaien, doen eens een babbeltje en appreciëren ons, dat merk je. Ik ben hier geboren, in Jette. Mijn kinderen overigens ook. Zij wonen nu niet zo ver van hier aan het kanaal en hebben mij de buurt leren ontdekken. Eigenlijk heb ik Brussel als stad nooit anders gekend, er klopt niet veel van negatieve imago dat vaak aan de stad wordt gelinkt. De angst voor Brussel is vaak onterecht. Ik ben hier hoegenaamd niet bang. Meer zelfs, ik kom graag naar hier, kom hier graag werken en ik ben zeer blij dat ik deze flagshipstore mee uit de grond mag stampen om er samen met de Brusselaars en haar bezoekers iets moois van te maken!
Ben je blij met de komst van Brusseleir in de Vlaamsesteenweg?
Jazeker, ik ben een Brusseles! Meer zelfs, ik spreek en versta het ook. Ik vind de komst van Brusseleir! een zeer leuk initiatief. Het is goed dat er organisaties bij komen die met verschillende dingen bezig zijn en de buurt mee doen draaien, door bijvoorbeeld het organiseren van events en dergelijke. Dat zorgt voor een goede mix. Hoe meer er beweegt in de Dansaertwijk, hoe liever we het hebben!
Veerle Van den Cruijce is de administratieve duivel-doet-al die u wellicht al aan de lijn kreeg als u bij Brusseleir! iets over het Brussels aan de weet wilde komen, of tickets bestelde voor het Brussels Volkstejoëter. Ze werkt intussen al vijf jaar voor de vereniging, ze interviewde voor dit magazine talloze sprekers en verdedigers van ons mooie dialect en ze behoort tot de geheime ingrediënten die van een vereniging een succesverhaal maken. Tijd om haar eens voor de schijnwerpers te plaatsen.
Om kort te gaan: ze groeide op in Asse, ging er naar school, maar pas toen ze in Aalst begon school te lopen ging de wereld voor haar een stukje open. Er was een stad nodig om Veerle helemaal te doen openbloeien en op het moment dat ze een studie moest aanvangen viel haar keuze op:
Veerle: “Ik heb eerst een jaar vertaler-tolk Frans-Russisch gedaan en hoopte dat het tenminste voor de helft al zou meevallen. Frans kende ik immers al een beetje, maar de grap was dat ik wel voor Russisch geslaagd was, maar niet voor Frans. Dat was ook niet zo verwonderlijk, want ik las niet in het Frans, ik keek geen Franse tv, … Later had ik wél een Franstalig lief en dat heeft mijn Frans wel verbeterd, te laat helaas. Ik had voor vertaler-tolk gekozen omwille van de werkzekerheid, maar mijn eerste liefde was eigenlijk geschiedenis. Een bijzonder interessante richting, die ik iedereen kan aanraden, al was het maar om de wereld wat beter te begrijpen. Het heeft iets geruststellends, te weten dat alles in cycli verloopt en “no situation is permanent”. Aan elke crisis komt een eind…
Ik ging dus aan de VUB geschiedenis studeren en dat beviel mij uitstekend. Tegelijk heb ik ook een opleiding stadsgids Brussel gevolgd. Mijn vader is eigenlijk een Brusselaar, hij is dan wel in Asse geboren, maar heeft zijn jeugd in Sint-Agatha-Berchem doorgebracht en hij vertelde vaak over Brussel, ook de Brusselse klanken leerde ik van hem kennen. We kwamen naar de stad om “comisses” te doen, of voor het theater en concerten. Ik vond naar Brussel komen altijd een beetje gevaarlijk, je was hier altijd min of meer op je hoede en dat maakte het ook superspannend. Brussel dat is iets “you love it or hate it”, bij mijn zus is het nooit een grote liefde geworden, maar voor mij wel. Toen mijn huisbaas mij liet weten dat ik uit mijn appartement in Asse weg moest, was mijn keuze snel gemaakt, ik had toevallig een appartement gezien in Anderlecht dat mij heel erg aanstond, et voilà intussen woon ik er al bijna vijf jaar.”
De stap naar be.brusseleir was dus min of meer een logische evolutie?
“Ja, al heb ik een tijdje aan jobhopping gedaan. Na mijn studies heb ik een tijdje bij een notaris gewerkt. Nadien ben ik in de kelder van het UZ terechtgekomen, daar is een gigantisch grote, zeg maar supermarkt, met medisch materiaal, sondes, handschoenen, schoonmaakgerief, medicijnen, noem maar op, alles wat ze maar nodig hebben. Ik hield me er bezig met de logistiek van alle ziekenhuisdiensten. Uiteindelijk heb ik daar een jaar doorgebracht, op de -2, zonder verse lucht of daglicht. Toen ik de vacature zag voor een administratieve functie in een organisatie die iets promoot dat mij eigenlijk heel nauw aan het hart ligt, het Brusselse dialect, dacht ik, wel ja, waarom niet. Het Brussels Volkstejoêter kende ik al wel van naam, maar van de organisatie (die later brusseleir werd) had ik nog niet eerder gehoord. Ik was keicontent dat ik die betrekking uiteindelijk kreeg. Het was ook geen job die ik van iemand overnam, ze bestond nog niet, ik heb ze dus zelf mee gecreëerd . Het leuke eraan is dat niet alle dagen dezelfde zijn. Teksten schrijven voor het magazine, tickets verkopen, mensen helpen aan de telefoon, interviews afnemen, de boekhouding voorbereiden, boeken registreren, enz. superveel verschillende opdrachten. Maar anderzijds zijn we natuurlijk afhankelijk van onze kleine bezetting en dat beperkt het aantal mogelijkheden.
Je bent nog niet zo lang met Brusseleir! verhuisd van een piepklein bureautje naar een ruim en nieuw pand aan de Vlaamse Steenweg, blij?
“Dat oude kantoor was achteraf bekeken een uitdaging, al had het ook zijn voordelen. Ik kan mij nu niet meer voorstellen dat ik mij in die omgeving best kon geduren. Maar goed, ik heb mij daar zeer snel in geschikt, maar nu ik hier zit besef ik wel dat het ver van ideaal was. Ik zie wat we nu doen echt als een tweede adem en als we nog langer in dat kleine lokaal waren gebleven, had ik dat nooit zo kunnen zien. We maken een nieuwe start, ik zie ons nu uitbreken, een merk worden. We zetten in op sociale media, de tijd is er rijp voor denk ik. Jezelf heruitvinden is absoluut nodig, als we het dialect willen promoten, dan moeten we daar alles en iedereen bij betrekken. Een logische en noodzakelijke stap.”
Je interviewt nogal wat Brusselaars, hoe sta je daar tegenover?
“Dat is geweldig om te doen, je krijgt een perfect excuus om mensen uit te vragen. Het gaat vooral over het dialect, maar soms ben je ook geïnteresseerd in de persoon zelf en daar is dan minder ruimte voor. Ik probeer toch altijd wel een middenweg te zoeken. Schrijven, dat is iets wat ik heel graag doe en ook altijd zou willen blijven doen. Er is niet altijd even veel tijd voor, want er wachten nog een hele resem andere taken en je wordt heel veel afgeleid. Maar ik doe het wel heel graag. Ik moet ook vaak opletten als ik met vrienden samenzit, dat ik die niet begin te interviewen. Mijn mama zei altijd dat ze dacht dat ik ooit voor het VRT-journaal zou gaan werken, omdat ik als kind al vaak met mijn Fisher-Price casetteradio rondliep en journalistje speelde.
Met iemand als José Geal (Toone) spreken, dat was geweldig, op zijn poppenzolder, maar ook Paul Michiels, dat was natuurlijk een goed excuus om eens dicht in zijn buurt te komen. Je komt ook vaak bij de mensen thuis. Ik ben vooral blij als ik weet dat ik de geïnterviewde min of meer kan aanvoelen en er een boeiend verhaal van weet te maken. Ik had eigenlijk ook best wat meer vrouwen willen interviewen.”
Heb je ook nog vrije tijd en wat doe je dan?
“Ik heb een kappersopleiding gevolgd en in mijn vrije tijd kap ik regelmatig mensen. Nu met corona was mijn “kapsalon” dus dicht. Spijtig. Verder kook ik ook heel graag. Dat zou ik wel wat meer willen doen. Oh ja, ik zit ook graag op café. Ik heb nood aan het horen van een verhaal, aan een gesprek, aan een inkijk in iemand zijn wereld. Ik lees graag … en fietsen, als ik kon zou ik nog prof willen worden bij de vrouwen. Afzien, maar voelen hoe je ritme goed zit, je hoort de fiets vlotjes draaien en je heb de wind mee, … lijkt mij top. Alleen dat broekske, dat is er te veel aan.”
Favoriet plaatsje in Brussel?
“Bij Martine, in den Daringman, op het bankje, daar zit ik graag. En mijn bed, dat zie ik vaak te weinig. En verder alle plaatsen in Brussel, waar je nog kan zien dat het een oude stad is.”
Vrijdag, visdag. Een leuze die veel Brusselaars nauw aan het hart ligt. Want Brusselaars zijn viseters. Zo vertelt Wouter Vermeulen, al jaar en dag kapitein van Noordzee. Op sommige dagen ging er zelfs 140 tot 160 kilogram kabeljauw over te toog. Nog steeds is de hoek van de Katelijnestraat en het Katelijneplein dé plek voor liefhebbers van verse vis van topkwaliteit. Je kan er terecht voor een ruimerkeuze van dagverse vis in de winkel of ter plaatse je favoriete visgerecht verorberen met een passend wijntje als start van een mooie avond en een Brussels avontuur. Meer dan twintig jaar geleden ondertussen maakten Véronique Aelbrecht en Wouter Vermeulen samen de Noordzee tot wat het vandaag is. Als Henri Conscience het Belgische Volk leerde lezen, leerde de Noordzee hen houden van vis in al haar facetten. Scheermessen, escargots, garnaalkroketten, mosselen of gegrilde tonijn, het kan allemaal in hartje Brussel. En zelfs in het Brussels. Wa d’eite me vandoêg?
Noordzee was eerst een kleine viswinkel, hoe ben je daar terechtgekomen?
Ik was naar Brussel gekomen om te proberen studeren en had de studie Handelswetenschappen aangevat, we hadden les in de voormalige Philipsbuilding en in de Dansaerstraat. Na drie jaar hield ik het voor bekeken, deed mijn legerdienst en ben beginnen werken. Maar eerlijk gezegd deed ik die job niet zo graag. Een van mijn cafévrienden had een viswinkel sinds 1964, die toen al Noordzee heette. Het was eerder een bescheiden winkeltje en besloeg slechts een vijfde van de toog zoals hij er nu uit ziet. Op een zaterdagavond zei hij dat hij iemand zocht om hem te helpen en of dat niets voor mij was. Ik was niet zeker of hij serieus was in eerder onklare uren, maar dinsdagochtend was ik om 5 uur ’s ochtends op appel. Hij keek enigszins verbaasd en lachte, toch ging ik bij hem aan de slag. Het idee was gewoon om hem te depanneren en we spraken af dat ik van zodra ik ander werk zou hebben gevonden ik hem een seintje zou geven. Dan kon hij tijdig iemand anders vinden. Maar dat is nooit nodig geweest. Eigenlijk vond ik dat wel plezant, vis is overigens een heel fijn en zuiver product om mee te werken en ik hield van de ambiance in de buurt. In 1994 heb ik de viswinkel helemaal overgenomen.
Hoe is Noordzee, dé Noordzee geworden?
Vlak voor de deur van de winkel was er op het Katelijneplein nog een karikolleverkoopster, Dikke Martine. Een echt volksfiguur die de buurt jarenlang van escargots voorzag en mettertijd een aanzienlijk vast cliënteel had opgebouwd. Van de ene op de andere dag was ze verdwenen, een groot gemis voor haar trouwe klanten. Ze passeerden langs de winkel en vroegen zich af waarom ik geen escargots verkocht. Aldus kocht ik een groot kasserol, een gasbidon en voorzag een tafel. Er kwam meteen volk op af. Of ik geen wijntje had? Ja natuurlijk, daarop ging ik snel een paar glazen en flessen wijn halen. Het echte startschot kwam er door Fons, een Brusselse legende bekend van Le Pré Salé, waar hij diner spectacles organiseerde met de zeer gesmaakte Brusselse Zwanze en vertier. Er werd niet zelden op de tafels gedanst. Fons had altijd in de showbizz gewerkt, was een persoonlijke vriend van Frank Sinatra en trad regelmatig op in het buitenland met zijn variétéshow. Hij kende onwaarschijnlijk veel mensen in die wereld en menige Club Med passeerde de revue. Tot Le Pré Salé overkop ging door financiële problemen en Fons zijn spektakel kwijt was. Ik wist dat hij goed was in het maken van moules parquées, dat was zijn specialiteit. Dus vroeg ik hem of hij wilde komen werken voor mij. Iedere zaterdag zakte er een bende Brusseleirs af naar het Katelijneplein voor een aperitiefje of vijf. Fons stak mosselen open alsof het een lieve lust was en tevens een lont aan de ambiance. Stilletjesaan begonnen we ook de traiteurdienst uit te bouwen. Een uitbreiding diende zich aan, de toog nam de omvang aan van hoe die nu nog steeds is, later zou ik het gebouw kopen. Mijn handelshuurcontract liep bijna af en ik vond het belangrijk om de zaak te kunnen blijven verder zetten op deze plek. Verhuizen was nooit een optie. De Katelijnestraat is altijd een voedingsbuurt geweest. Geef toe, waar anders dan hier zou Noordzee kunnen bestaan? Het waren echt toffe tijden met veel spontane feestjes, op zondag nodigde ik een dj uit en een paar keer was er klassieke muziek te horen van een strijkkwartet die de zalm probeerde te bekoren. Toevallige passanten, toeristen en omstaanders genoten van het onverwachte schouwspel. Uitgaan en uitslapen eindigde al gauw in de Noordzee met een visje a la plancha om de eerste honger te stillen of een kater weg te spoelen.Na verloop van tijd kwam er als eens een klacht binnen van buurtbewoners wegens overlast. Hier woonden vroeger veel minder mensen dan nu het geval is, op die manier is het dezer dagen iets kalmer geworden. Maar het terras buiten, goed weer, lekkere vis en goedgezinde mensen zorgen nog altijd voor die ongedwongen sfeer die deze plek zo speciaal maakt. Wanneer mensen de bedenking maken dat ik dat hier allemaal toch goed doorzien heb moet ik lachen. Alles is in feite organisch gegroeid, zonder nadenken, ik heb het nooit als een concept beschouwd. Niets is uitgevonden, alles kwam veeleer spontaan. Dat is ook de sterkte van Noordzee en natuurlijk de niet aflatende zoektocht naar een goed product om kwaliteit aan ons klanten te kunnen blijven aanbieden.
Sinds 1994 heb je de buurt vast zien evolueren?
Zoals ik daarnet aanhaalde was de buurt rond het Katelijneplein een echte voedingsbuurt. Er was een groentemarkt hier, een fruitmarkt op de Oude Graanmarkt en de Vismarkt die zijn naam niet gestolen had, uiteraard. Uiteindelijk konden ze niet meer voldoen aan de steeds strenger wordende hygiënische normen en zijn ze naar elders moeten uitwijken. Zo is eigenlijk Mabru ontstaan, als antwoord hierop. De Brusselse Vroegmarkt is gekend om haar streekeigen producten en is uitgegroeid tot een van de meest gerenommeerde markthallen van het land. We woonden voordien in de Dansaertstraat, ik moet zeggen, dat zijn echte fantastische appartementen. Ook Arno, Frank Vanderlinden, Dominique Deruddere en mama Linda, beter bekend als Linda Van Waesberghe de manager van Clouseau toendertijd, resideerden toen in ons gebouw. Deze laatste heeft ook mee haar schouders gezet onder het boosten van de mode in de buurt. Op dat moment begon er vanalles te bewegen en op te schuiven. Er heerste een enorme vibe, vooral op het vlak van mode en er was een toffe sfeer in de quartier. Dat zorgde voor veel buzz, iedereen wilde híer zijn en deel uitmaken van het geheel of succes. Dat blijft natuurlijk niet duren met hoge huurprijzen en leegstaande panden tot gevolg. Maar de laatste jaren komt daar weer verandering in en is de Katelijnestraat bijvoorbeeld weer een straat waar mensen hun boodschappen kunnen komen doen. Nu wonen we in de Populierenstraat, niet ver van de Begijnhofkerk. Alles is op wandelafstand, de opera en de cinema. Dat is echt fantastisch!
Je bent oorspronkelijk van Dendemonde, heb je een speciale band met het Brussels?
Zeker! Brussels is het schoonste dialect. Toen ik in de jaren negentig in de viswinkel begon was mijn eerste klant een Brusseles. Ze stond voor de toog, ’t was ’s morgens vroeg, nog met een allegaartje van gekleurde krulspelden in haar haar. Van mijn baas moest ik volgens Brussels protocol altijd in de twee landstalen vragen wiens beurt het was: aan wie is het, c’est à qui? De vrouw antwoordde: ’t es on maa! Vè maa twie tranches cabillaud vè te zooie! Ik verstond niet wat ze wilde, mijn patron was aan het lachen en ze herhaalde nog eens: vè maa twie tranches cabillaud vè te zooie! Het werd een spel waarbij ze overschakelde naar het Frans, het Nederlands én het Brussels. Die scène ben ik nooit vergeten en heeft mijn liefde voor het dialect enkel aangewakkerd. Eenmaal iemand in het Brussels begint ben ik meteen mee. Dat jullie zich hier komen vestigen zijn, verderop in de Vlaamsesteenweg is een positieve zaak. Het Brussels mag niet zomaar verdwijnen, al is dat geen gemakkelijke opgave. Mijn kinderen zijn hier opgegroeid en bijgevolg echte Brusselaars, dat maakt hen mensen van de wereld. Brussel is totaal anders dan andere steden in België. Een Brusselaar begrijpt hoe het leven écht in elkaar steekt. Het multiculturele aspect zit er ingebakken, de mentaliteit is hier véél opener dan elders. Brussel is in your face en niet altijd even eenvoudig. Veel mensen die vroeger uit Brussel weg gegaan zijn door een kinderwens keren nu terug of mensen die op pensioen zijn vinden opnieuw de weg naar de hoofdstad, dat vind ik een positieve trend. Gelukkig is er altijd genoeg vis in de (Noord)zee!
Interview: Veerle Van den Cruijce – Foto’s: Guido Van den Troost
Brussel is er om gekend dat je altijd wel ergens een concert kan meepikken of nieuw talent kan ontdekken op een doordeweekse dinsdag. Vandaag is dat niet zo evident en tonen de zalen een lege, bovenal stille aanblik. Toch lanceerde Brusseleir! afgelopen najaar trouw een oproep om met Brussels Tuub, de tweejaarlijkse zoektocht naar muzikaal Brussels talent, alsnog de Ancienne Belgique in te pakken in november 2021. De 7 geselecteerde muzikanten schrijven en componeren een nummer binnen het thema ‘Brussel’ of ‘Het leven in de stad (Brussel)’. Brusseleir! gaat daarna met de muzikanten aan de slag om de tekst te vertalen naar het Brussels .Samen nemen ze een cd op in het Brussels dialect en volgt een concertavond met alle bands in de AB. Liesbet Meyns, artiestennaam Bettie, raakte eerder al eens tot de laatste ronde met een Brussels liedje over haar vrijgezellenbestaan in de stad. Gien iene dee man toêl sprekt, gien eien qui me comprends. Gelukkig begrijpen wij Liestbet zeer goed en mag zij ons eerste maske zijn in deze reeks.
Hoe ben je bij Brusseleir! terecht gekomen?
Dat moet allicht via BrusselsTuub zijn. Al kwam ik vroeger wel al eens in het Goudblommeke in Papier via mijn vader Guy Meyns, die Geert Dehaes (Algemeen Directeur Brusseleir! nvdr) ook kent. Ik kende Jeroen Camerlynck uit de periode waarin hij voor de Brusselse jeugdhuizen werkte. We kwamen altijd goed overeen en ik wist dat hij betrokken was bij het Tuubproject van Brusseleir! Toen hij er pas mee begonnen was voelde ik me er als artiest nog niet echt klaar voor om mijn kans te wagen. Maar de laatste editie van 2019 besloot ik toch mee te doen en werd ik één van de zeven bands. Pas later ben ik naar het Brussels Volkstejoêter gaan kijken naar de première van Zoêterdag, Zondag, Moindag. Mijn vader was uitgenodigd en uiteindelijk mocht ik mee. Dat was grappig want toevallig kende ik drie van de acteurs die op de scène stonden ook in het echt. Dus het was tof om die mensen bezig te zien op dat podium, tegelijkertijd moest ik me toch ook goed op dat Brussels concentreren, maar het geheel was heel geloofwaardig en goed gebracht!
Heeft Brusselstuub iets kunnen bijbrengen op je muzikale pad?
Zeker of onrechtstreeks alleszins. De naam Bettie kwam er na de zomerstage in Dworp bij een singersongwritercursus. Er waren twee Liesbetten in de groep. De ene werd Lizzie en ik werd Bettie gedoopt. Dat paste ergens ook wel bij die nummers die ik schreef over mijn Brusselse vrijgezellenleven, waar ik via mijn semi alter ego de luxe heb geen blad voor de mond te moeten nemen. Bettie werd de verpersoonlijking van mijn innerlijke smart met een knipoog, vaak in het Nederlands maar evengoed in het Frans of het Engels. Het Brussels sluit daar perfect bij aan. Ik heb altijd in het Brussels willen schrijven en het dialect leren. Dus eentje in ’t Brussels kon best. Wie weet is er een mogelijkheid tot een muzikale partnership met Brusseleir! in de toekomst (lacht)! Het nummer Couleurs de Bruxelles liet zich vrij gemakkelijk in het Brussels omzetten. Na de geboorte van Bettie, had ik nog een band nodig natuurlijk. De apotheose van het Brusselstuub project vond plaats in de Ancienne Belgique. Daardoor had ik de moed goede muzikanten aan te spreken om zich mee te engageren en mij te begeleiden voor dat optreden. De meesten zijn zelfs vandaag nog gebleven. Zonder het Tuubproject had ik hen dat waarschijnlijk niet durven vragen en ik heb er nu een nieuwe zalige band aan overgehouden waar Bettie soms nog mee gaat optreden! Er is ook een promotor naar me toegekomen tijdens dat concert (november 2019), maar de coronacrisis gooide zoals voor veel mensen roet in het eten. En tot een samenwerking kwam het voorlopig dusver niet. Al blijft het wel leuk om te weten dat ik het wel kan en het project gaf me het extra duwtje dat ik nodig had om tot dat besef te komen.
Wat doe je als je niet Bettie bent?
Dan werk ik veel te hard (lacht!). Nee, maar ik ben er mij wel van bewust dat we maar één keer leven en vollenbak moeten genieten van dat leven. Ik werk voor de jeugddienst bij de VGC waar ik insta voor het jeugdwerkbeleid via o.a. kwaliteitsondersteuning van regionale jeugdwerkpartners. Dat is een hele mond vol. Maar 1 van de manieren om hun te ondersteunen is bijvoorbeeld deze organisaties te helpen bij het opstellen van hun beleidsplan voor jongeren in Brussel. Ik organiseer bv. mee workshops en webinars, want zo gaat dat tegenwoordig, zodat organisaties geholpen worden om een straf beleidsplan op te maken voor hun werking in Brussel. Op deze manier zijn zij geholpen, want hun beleidsplan wordt nog meer op maat van Brussel en haar jongeren, en met een goed dossier maak je natuurlijk ook gewoon meer kans om subsidies te krijgen van de VGC . Ik doe dit allemaal natuurlijk niet alleen, er zijn immers heel wat cultuur-, jeugd- en sportorganisaties die momenteel bezig zijn met hun beleidsplan voor de toekomst. Ik doe dat echt graag, het is leuk om te zien dat zij hiermee geholpen zijn, en dat er zo véél goeie toekomstplannen worden gesmeed voor Brusselse jongeren. Om zo ook samen met die organisaties Brussel te maken.
Heb je een link met het dialect?
Ik ben in Jette geboren en woon er ondertussen terug. Mijn studies heb ik aan de VUB gedaan en zowat heel mijn leven speelt zich hier af. Mijn vader spreek Brussels en is in Brussel opgegroeid. Het opvallende is dat zijn ouders van Limburg afkomstig waren en hij vlot Tongers spreekt, ook een heel sappig dialect . Naast Brussels, Frans en Engels. Hij is eigenlijk best wel een talenknobbel, mede door het hem te horen praten, heb ik altijd wel goesting gehad die dialecten te leren. Brussels was een iets voor de hand liggende keuze. Toen ik op onderzoek uitging op zoek naar sappige quotes voor in het Brusselse nummer zat ik samen met een vriendin op café te brainstormen en we hebben zoveel gelachen met de mogelijke kanshebbers, een hilarische avond. Aan de ene kant vind ik het jammer dat ik tot nu toe nooit te tijd heb gehad om de Brusselse lessen te volgen, aan de andere kant is het ook zo dat veel mensen uit mijn publiek geen Brussels verstaan. Dus er moet wel evenwicht zijn. Met mijn nummers wil ik er voor zorgen dat zoveel mogelijk mensen mijn teksten verstaan en horen wat ik hun wil vertellen. Ik vind dat belangrijk. De meeste van Bettie’s nummers zijn in het Nederlands, maar ik wissel dus soms al eens af qua taal: Nederlands, Frans, Engels, .. en dus een Brussels nummer af en toe moet ook zeker kunnen, op z’n Brussels quoi.
Wat is je favoriete plek in Brussel?
Dat moet de Roskam zijn, het is zowat mijn stamcafé in de Vlaamsesteenweg. Ik kom er vaak, ga er op date, spreek er af met mijn vrienden. Als ik honger krijg kom ik dan als eens bij Casa Mia terecht, Filippo is er dan ook zo’n attente gastheer in een heel gastvrije ambiance en je eet er lekker. Zelfs nu kan ik er nu nog van genieten om in de straat rond te hangen. De cafés mogen dan wel gesloten zijn, hetgeen ik superjammer vind, maar ik ga er toch soms wat van die sfeer opsnuiven die ik er altijd ervaar. Ik moet er wel aan toevoegen dat ik ook graag in mijn eigen buurt vertoef. Ik woon vlak bij het Dieleghem bos, mooi in het groen. Het is fijn om hier te kunnen lopen, wandelen en fietsen.
Heb je een favoriet Brussels woord of uitdrukking?
’n Stuk in zan vioul emme! Dat betekent heel dronken zijn. Het is moeilijk uit te spreken, die viool. Maar ik vind het een heel grappige uitdrukking. Toen we de BrusselsTuub Cd opnamen zou de uitdrukking ook in het nummer voorkomen, maar ik kreeg de viool er niet goed uit. Ten langen leste hebben we het nummer dan maar aangepast en er “ ’n Stuk in zan gillei emme” van gemaakt. Probleem opgelost.
Heb je een droom voor Brussel?
Ze zeggen altijd dat Brussel zo klein is, dat iedereen er iedereen kent, net als in een dorp. Toch zijn er veel ‘groepjes’ in dat zogezegde dorp. Moest iedereen een beetje sympathieker zijn voor elkaar zou het soms een pak makkelijker en leuker zijn. De nadruk ligt precies altijd op de verschillen tussen mensen, maar het zou beter zijn moesten de mensen er zich meer verbinden en vinden. Weg met de hokjes! En op zoek naar dat wat ons verbindt. Wie weet zou dit kunnen bijdragen tot een betere sfeer! Daarnaast zouden minder auto’s ook fijn zijn. Op vele plekken in de stad is de auto nog al te veel koning. Meer autovrije ruimten zouden een enorme verbetering zijn. Ik heb zelf geen auto en doe veel van mijn verplaatsingen per fiets. Dat geeft me een gevoel van vrijheid. Op de fiets tijdens mijn rit naar huis na een lange werkdag kan dat echt ontspannend zijn. Snel of traag, je moet blijven trappen om thuis of vooruit te raken en verder niets anders. En natuurlijk ook heropening van de horeca! Zo snel mogelijk, zodat ik in het nachtleven kan duiken, inspiratie kan opdoen en alle mannen alleen nog maar aan Bettie denken (lacht)!
Zijn er dingen die je nog graag voor jezelf wil bereiken?
Groeien als muzikant en naar buiten komen met mijn muziek! Vaker omringd worden door goede muzikanten en nog veel coole nummers schrijven. Ik wil ontdekt worden! De mensen laten kennismaken met Bettie en hopen dat ze haar tof vinden. Uiteraard ook een Brussel vol met mannen voor een nacht of meerdere, dan wel tranen voor een dag.
In den hemel is geen bier, daarom drinken wij het hier. De tapkranen staan droog dezer dagen overal te lande. Tijd voor een hart onder de riem. Stef Van den Bergh werkt in het legendarische cultuurcafé het Goudblommeke in Papier en heeft enkele jaren geleden Den Hemel in Ganshoren overgenomen. Het kantoor van Brusseleir! was vroeger gelegen naast het Goudblommeke in de Cellebroersstraat, dat schept een band. Maar zelfs nu we in de Vlaamsesteenweg onze intrek hebben genomen is de liefde daarom niet minder groot. Stef wordt ons eerste ketsje in de rij. Een geboren en getogen Brusselaar die ten volle beseft waarom hij zo graag in Brussel vertoeft en woont.
Hoe ben je bij Brusseleir! terechtgekomen? Hoe ken je ons? Wat is je link?
Ik had ooit eens het stuk Bossemans en Coppenolle in Brussels Frans op televisie gezien, het is me altijd bij gebleven hoe tof ik dat vond. Uiteindelijk heb ik Geert Dehaes (Algemeen Directeur Brusseleir!, nvdr) per toeval leren kennen aan de toog van het Goudblommeke in Papier. Dat moet ergens in 2007 of 2008 geweest zijn, ik meende hem te herkennen. Misschien had ik hem ooit tóch eens in een stuk van het Brussels Volkstejoêter gezien op Bruzz of op de planken. Uit de vriendschap is meteen ook de samenwerking tussen Brusseleir! en het Goudblommeke ontstaan, waarbij we de catering verzorgen en samen events organiseren in een Brusselse sfeer.
Wat doe je in het dagelijks leven?
Ik heb een café in Ganshoren, tegelijkertijd werk in ook in het centrum van Brussel in het Goudblommeke in Papier. Den Hemel in Ganshoren is eigenlijk een uit de hand gelopen hobby. Het begon met het idee om het café van het faillissement te redden, tenslotte ben ik zelf achter de tapkast terechtgekomen. Voor de sluiting van de horeca door de coronacrisis draaide het café goed. Het was bovendien mijn stamcafé vroeger toen ik nog in Ganshoren woonde, sinds mijn achttiende vind ik er mijn vriendenkring terug. Het is vooral een café dat bekend is bij de Vlaamse jeugd, het is te zeggen er komt natuurlijk ook wel een Franstalig publiek, maar het lokale verenigingsleven is vooral Nederlandstalig zoals de scouts, de voetbal, enzovoort. Het leuke aan Den Hemel is dat je wel altijd iemand tegenkomt die je kent als je je thuis zit te vervelen. Het café kent een hele familiale sfeer. Opvallend ook hoe verschillende generaties elkaar er terugvinden en opvolgen. Er wordt wel al eens weekend georganiseerd of we gaan er samen op uit.
Kan je iets vertellen over het partnership/de samenwerking met Brusseleir?
Er is altijd een fijne samenwerking geweest met onze voormalige buren, waarbij het Goudblommeke instond voor de catering en onze vrienden van het Brussels Volkstejoêter het beste van zichzelf gaven tijdens een première. Of toen er zondagse aperitiefshows georganiseerd werden in de zaal van het Goudblommeke en we telkens een aangepast gerecht voorzagen met een Brusselse toets. Menigeen is toen in het Goudblommeke blijven plakken. Het is te hopen dat we in de toekomst terug samen aan de slag kunnen gaan en een feestje bouwen (lacht)!
Kom je zelf uit Brussel? Heb je een link met het Brussels dialect?
Ik ben geboren in de Sint Annakliniek in Anderlecht en opgegroeid in Ganshoren. Nadien heb ik in de Marollen gewoond om dan nu terug te keren naar mijn roots in Ganshoren. Al heel mijn leven woon en werk ik in Brussel. Daardoor heb ik zeker een band met het Brussels. In mijn familie spreken ze een mélange tussen Brusseleir (Brussel Frans) en Brussel Vloms. Veel vrienden spreken ook Brussels en als we samen zijn spreken we dat onder elkaar. Zeker om te zwansen en te zeveren.
Wat is je favoriete plek in Brussel?
Mijn favoriete plek is eigenlijk een straat, de Rue Renard of de Vossenstraat. Deze loopt van de Hoogstraat naar beneden richting Blaesstraat of omgekeerd, afhankelijk van hoe je het bekijkt (lacht). Het is voor mij de mooiste straat van Brussel. Zelfs als ik niet in de Rue Haute moet zijn passeer ik er. Het heeft iets speciaals met die kasseien en oude huisjes. Mijn vader parkeerde vroeger zijn wagen aan de Boulevard kort bij het Justitiepaleis en dan wandelden we daar het centrum in. Het geeft me een nostalgisch gevoel.
Heb je een herinnering die aan Brussel verbonden is?
Dat zijn er veel natuurlijk. Het Bal National vind ik altijd schitterend, alle Brusselaars daar samen op dat Vossenplein, heel ludiek! Vroeger kon ik mijn hartje ophalen op de Zuidfoor, dat is nu nog zo, hetzij in een andere vorm. Het blijft een feest, ook al kruip ik niet meer in die molens. Ik loop erdoor om de sfeer op te snuiven, zet me op een terrasje en geniet ervan om naar de mensen te kijken. Manu Chao gaf ooit een concert op het Vossenplein, ik had geen kaartje meer kunnen bemachtigen. Ik heb toen post gevat in een klein zijstraatje en toch kunnen proeven van de ambiance die er was. Heerlijk! Toen ik in het Ab-café werkte deden er zich wel vaker toevalligheden voor. Zoals die keer dat we eindigeden aan de bar met een man die Engels sprak en elders nog een pintje gingen drinken. Hij zei op een gegeven ogenblik dat hij moest vertrekken, want hij moest werken. We vroegen hem wat hij deed van werk en hij antwoordde dat hij gitarist was in een groepje. Uiteindelijk bleek hij de gitarist van de Simple Minds te zijn die voordien in de Ancienne Belgique hadden opgetreden. Hetzelfde gebeurde met Lemmy van Motörhead waarmee ik een Duveltje dronk. Daaraan is duidelijk te zien dat Brussel leeft. Hier heerst een prettige ambiance, die ons op elk ogenblik en haast op elke hoek van de straat tegemoet kan komen waaien. Ik vind ook de openheid van de mensen hier heel belangrijk. Brussel is geen stad waar mensen zich opsluiten of in hun schelp kruipen.
Wat is je favoriet Brussels woord?
Zievereir! Dat gebruik ik wel vaak. En fasadeklasjer ook wel. Wanneer iemand een hele hoop onzin uit zijn nek slaat. Vooral onder kameraden tijdens een geanimeerd gesprek komen die woorden terug. Heb je een droom voor Brussel? Ja, ik wil graag dat je later op de avond het openbaar vervoer kan nemen of zelfs ‘s nachts. Zodat iedereen langer kan uitgaan op een veilige manier. Op die manier wordt de stad ook aantrekkelijk voor de niet-Brusselaars. Verder ben ik wel blij met de evolutie van de stad, zoals de voetgangerszone bijvoorbeeld.
Hoe zie je de toekomst?
Hopelijk raken we door de crisis met de cafés, ik start binnenkort ook een growfundingactie om toch uit de vaste kosten te komen, want die stapelen zich op. Dat we maar snel weer aan de slag kunnen!
Wat zou je zelf nog graag bereiken?
Het klinkt misschien vreemd in de oren maar ik ben eigenlijk content met wat ik heb. Ik zou er even over moeten nadenken (lacht). Vroeger was ik keeper, dus misschien zie ik een carrière als keepertrainer nog wel zitten, volgens mij zit daar een mooie uitdaging in weggelegd.
Deze website gebruikt cookies om de website belevenis te verbeteren. Noodzakelijke cookies worden in uw browser bewaard, ze zijn noodzakelijk voor de werking en basisfuncties van de site. We gebruiken ook cookies van derden die ons helpen bij analyse en hoe bezoekers de website gebruiken. Deze cookies worden alleen met uw toestemming in uw browser opgeslagen. U heeft de mogelijkheid om deze cookies te weigeren. Dit kan gevolgen hebben voor de werking van de website.
Noodzakelijke cookies zijn essentieel om de website goed te laten functioneren, inclusief basisfunctionaliteit en veiligheid van de website. Deze cookies bewaren geen persoonlijke informatie.
Cookies die niet specifiek noodzakelijk zijn om de website te laten functioneren en gebruikt worden om persoonlijke data te verzamelen via analytics, advertenties en andere embedded inhoud worden niet-noodzakelijke cookies genoemd.