Als sommelier, maître d’hotel, mediafiguur en uitbater van zijn Velours-Bar, heeft Andy De Brouwer al zijn handen vol met alles wat goed en lekker is. Maar voor Brusseleir! gaat de praatgrage Hallenaar ook nog een podcast maken met bijzondere figuren uit het Brusselse.
Interview: Michaël Bellon
Foto: Guido Van den Troost
‘You are everywhere’, lezen we als een commentaar bij de bezigheden van Andy De Brouwer op zijn sociale media. En dat is niet gelogen. Ook al lieten hij en zijn zus een jaar geleden het Halse hotel-restaurant Les Eleveurs over, dat ooit door hun overgrootvader werd opgericht, Andy is altijd in de weer. Dat komt natuurlijk omdat de grote Brusselliefhebber niet alleen een succesvol meestersommelier is (in 2012 werd hij uitgeroepen tot Sommelier of the Year) en een gegeerd maître d’ (in 2019 werd hij verkozen tot Eerste Maître d’hôtel van België), maar ook nog eens erg ondernemend, sociaal en communicatief sterk. Daardoor is hij ook uitbater van de wijnbar Velours-Bar op de Grote Markt in Halle, wijnjournalist voor verschillende magazines, tv-figuur voor Njam! én sinds kort ook podcast-maker. Zo is hij gastheer van zijn eigen podcast Babbel Dorst, en vanaf dit jaar ook van de gloednieuwe horeca-podcast van Brusseleir! ‘De Patron Klap Oeit de Bicht’.
Andy De Brouwer: Ik maak die podcasts als hobby. Verdienen doe je daar niets mee, maar het is wel heel plezant. Voor de podcast Babbel Dorst doe ik korte gesprekjes van 20 à 25 minuten over wijn en andere dranken. Met sommeliers, maar ook met bierbrouwers zoals Frank Boon, of met Manu De Cort van distillerie De Cort. En op die manier is Brusseleir! bij mij terechtgekomen voor een samenwerkingsproject: een podcast in het Brussels. Om ook op die manier het dialect in leven te houden, en een archief aan te leggen van mensen die levende legendes zijn in Brussel en in hun vakgebied. Mensen die veel verhalen en anekdotes te vertellen hebben. Zo zijn we voor een eerste testaflevering bij Jean-Pierre Van Roy van lambiekbrouwerij Cantillon beland. Die is meteen vollen bak beginnen klappen en is niet meer opgehouden (lacht). In de volgende afleveringen ga ik er toch wat meer vragen tussen proberen te krijgen!
Heb je in je hoofd al een lijstje klaar van interessante mensen om te interviewen in de loop van het jaar?
De Brouwer: Ik denk bijvoorbeeld aan Dirk Myny van restaurant Les Brigittines in de Marollen, die de Brusselse keuken een warm hart toedraagt. Of Guido Debelder van restaurant 3 Fonteinen in Beersel, die ik zou willen spreken over de pottekeis (half plattekaas, half Brusselse kaas), de geuze, de lambiek, en het Pajottenland. Ik dacht ook aan iemand van het bedrijf Paulus Stuart aan de rue Ropsy Chaudron aan den abattoir, dat horecamateriaal verkoopt zoals voor de beenhouwerij en de bakkerij. Paul Van Himst is misschien ook een optie. Maar dan niet over de voetbal, maar over zijn Brésor-koffie. Dan heb je ook nog de Orde van de Bloempansj, restaurant De Kuiper in Vilvoorde, bienhaver Geert Vermeire in Ganshoren met zijn pierrevlies, of de madame van café Le Saint-D’hic op het Rouppeplein. Allemaal commercanten die we moeten koesteren zolang ze nog bestaan.
Waar heeft u zelf uw Brussels dialect vandaan?
De Brouwer: Ik ben een Hallenaar, maar mijn grootouders en mijn overgrootouders, die maakten in Halle kaas in ’t Kaaskot, en die verkochten dat op de mèt in Brussel. Dus de Brusselse keis in die tijd werd gemaakt in Halle en verkocht op de verschillende mètten in Brussel. Als kleine ket ging ik ook altijd twee keer per week met mijn pa mee naar Brussel om commissies te doen, en ik vond Brussel fantastisch.
In 2011 heb ik ook een appartement gekocht in de rue Antoine Dansaert waar ik zeven jaar met veel plezier gewoond heb. Nu woon ik terug in Halle en verhuur ik dat appartement. Maar als ik goed eet, goed drink en me goed amuseer, dan ben ik waarschijnlijk in Brussel. Dat is voor mij nog altijd de stad, woeda’k man èt verlour.
En waar u ook nog regelmatig werkt.
De Brouwer: Ik sta nog regelmatig in Henri in de rue de Flandre. In feite is dat voor mij niet werken want ik amuseer me met de klanten. Tussen twee servissen door doe ik een keer een toertje in de quartier. En als ik gedaan heb vertrek ik met een lach op mijn gezicht. Door de méli mélo van mensen waar ik heb tussen mogen hangen en een klapke mee heb mogen doen.
Daarnaast werk ik nu ook voor RSC Anderlecht, als sommelier in restaurant Le Saint-Guidon van Yves Mattagne. En ik moet zeggen… daar amuseer ik mij ook, ook al ken ik niks van voetbal. Ik ken wel alle leekes van Lange Jojo, maar je moet mij niet vragen naar die of die joueur. Maar ik vind het wel geweldig om in dat stadion rond te hangen. Het is een ander clientèle dan bij Henri, maar de anekdotes, de intriges en de spanning die er hangt zijn boeiend. Het is ook interessant dat er elke keer een andere ploeg op bezoek komt.
U bent als sommelier niet alleen een proever, maar ook een smaakmaker. Vertel bijvoorbeeld eens over de MeuZenne.
De Brouwer: Wel, ik heb al een paar eigen wijncuvées op de markt gebracht, en samen met onder andere wijlen Armand Debelder ook een eigen cuvées van geuze. Omdat ik veel bezig ben met het promoten van geuze in binnen- en buitenland heb ik samen met Yanick Dehandschutter al een HORAL Lambiek Award gekregen. Als ik een wijnbouwer in Frankrijk of in Italië bezoek, pak ik altijd een fles geuze mee als cadeau. Ik vind het een beetje mijn taak om geuze en lambiek op die manier bekend te maken bij het grote publiek. Om ook de sommeliers uit het buitenland het verhaal van de geuze en de lambiek te vertellen. Want als die zien hoe dat gemaakt is, en hoeveel passie daar in kruipt, dan willen die soms ook geuze verkopen. Op die manier krijg je kruisbestuiving.
En die kruisbestuiving zit ook in de Meuzenne, want dat is in feite Wallonië en Vlaanderen in één fles: het is een vierde lambiek uit het Pajottenland gecombineerd met drie vierde witte wijn van Vin de Liège: een Belgisch product dat ook groeit in het buitenland. Want dat is zo tof aan België, dat je zoveel vrijheid hebt om te kruisen en hybride producten te maken. Zo heb ik met Manu De Cort ook Wild Adam gemaakt: half lambiek, half cider. Dat zijn dingen die in België mogelijk zijn, omdat we die cultuur hebben van lambiek op te voeden met krieken, wijn of ander fruit, en te experimenten met speciale vaten.
Vind je dat het publiek goed kan omgaan met verschillende smaken, en ze naar waarde kan schatten?
De Brouwer: Ik vind toch dat het Belgische, en zeker het Brusselse publiek heel geïnteresseerd is. En die interesse gaat ook veel verder dan alleen wijn. Het gaat ook over zure bieren en andere artisanale producten. Er is natuurlijk wel een algemene tendens naar minder alcoholrijke dranken. De tijd van de Amarone’s van 14,5 graden is voorbij en de mensen stappen ook een beetje af van zware houtlageringen.
De mensen zoeken nu minder krachtige wijnen en bieren, maar meer jus. Sappige, lichte producten, laag in alcohol en heel natuurlijk. Dat komt ook omdat de drankconsumptie zich aanpast aan de lichtere keuken. Maar kijk ook naar de interesse voor koffie of goede thee. Vroeger had je in het centrum alleen Corica. Nu zijn er daar enorm veel koffiewinkels.
Wat is een goede tip voor wie beter wil leren proeven?
De Brouwer: Een algemene smaakbeleving betrekt al je zintuigen. Een belangrijke tip is om ook even na te denken als je iets ruikt of proeft om het ook echt op te nemen in je systeem. Aan tafel met copains is er natuurlijk altijd veel lawaai en gebabbel, waardoor je soms niet meer weet wat je gedronken hebt, omdat je er niet hebt bij stilgestaan. Je moet leren een reeks smaakreferenties op te bouwen in je hoofd: kapstokjes waar je aroma’s aan kan hangen. Dat kan je alleen maar doen doordat je af en toe een keer nadenkt over wat je aan het ruiken of proeven bent, en te proberen om dat te benoemen. Iedereen zijn referenties zijn anders en zijn ‘gustatief’ geheugen is verschillend. Maar het belangrijkste is nadenken, benoemen en opslaan. Een beetje zoals op de enter-toets duwen op een computer.
U schrijft vlot, u praat vlot… Waar komen die communicatieve vaardigheden vandaan?
De Brouwer: Wel, ik heb dertig jaar in de zaal gestaan in verschillende restaurants, te beginnen in Les Eleveurs natuurlijk. Als je alle dagen met mensen praat tijdens de bediening, dan leer je automatisch je grenzen verleggen om iemand te durven aanspreken en een conversatie te voeren. Dat zal moeilijker zijn voor iemand die alle dagen voor zijn computer zit dan voor iemand die alle dagen ‘sociaal’ de boer opgaat. En ik hou ook van mensen. Gesprekken voeren is een beetje een hobby geworden. Zeker in die sappige Brusselse taal die niet mag verdwijnen. Daarom werk ik ook graag mee aan de nieuwe podcast met Brusseleir!.