
Brussels TUUB 6de editie

“Ik begin altijd zonder plan”
“Pink Ribbon” is een organisatie die zich inzet om borstkankerpatienten te ondersteunen, elk jaar in september brengen ze een nieuw lintje uit, dat wordt ontworpen door patienten en dit jaar won het ontwerp van Chloé Clauwaert uit Grimbergen. En dat is een straf verhaal.
“In aug 2022 kreeg ik de diagnose en de week nadien ben ik gestart met zes maanden chemo, dan een zware operatie en daarna bestralingen. Alles er op en er aan. Maar het gaat goed nu, ik krijg nog wel nabehandelingen gedurende een paar jaar.
Mijn zoontjes zijn nu tien en negen. Twee jaar geleden heb ik hen eerlijk verteld wat er aan de hand was en zij zijn daar heel goed mee omgegaan. Het ergste voor hen was dat ik kaal werd. Dat was moeilijk. Voor hen heeft een meisje lang haar en ik zag er ook wel raar uit zonder wimpers en wenkbrauwen. Je kan dan echt niet verbergen dat je ziek bent.
Ik zie er nu weer een stuk beter uit, maar de chemopillen en de hormoontherapie, dat hakt er wel op in, al is dat niet zichtbaar voor de buitenwereld.”
Het lijkt niet eenvoudig om zo’n ervaringen mee te nemen in een ontwerp voor een lintje?
“Ik begin altijd zonder plan. Het komt gewoon vanzelf. Dus het was mijn minimalistische stijl in combinatie met een knipoog naar borstkanker, door hier en daar subtiel een borst te insinueren en dat is iets wat uiteindelijk ook in het finale ontwerp is gebleven.
Herbeginnen doe ik nooit, als er een lijn fout zit of er komt een vlek op omdat de kat erover loopt, dan corrigeer ik dat wel op één of andere manier. Fouten bestaan eigenlijk niet, ik maak er dan wel iets anders van, zodat het geen fout meer is.”
Heeft die houding je ook geholpen om je ziekte te overwinnen?
“Ik heb ook zo in de therapie gestaan ja, de dingen bekijken van dag tot dag en problemen pas oplossen als ze zich stellen. Al heb ik natuurlijk ook wel veel onrust gevoeld over de toekomst. Momenteel werk ik nog niet, ik leef nu op het tempo dat de oncoloog in UZ Jette mijn aanbeveelt.”
Maar binnenkort kunnen we je grafisch werk toch in een Brusselse galerie komen bekijken?
“Inderdaad, in oktober is mijn werk te zien in de Paula Raiglot Art Studio op de Zavel. Daar kijk ik wel naar uit, het is toch wel mijn droom om meer als ontwerper te kunnen werken. Ik probeer daar stapje voor stapje in te groeien en daar op een serieuze basis mee bezig te zijn.”
En in afwachting kan je ook een kijkje nemen op Instagram:
@chloe.clauwaert.art of op de website: www.chloeclauwaert.be
Tristan Versteven volgt Marc Bober op als artistiek leider van het BVT
“Amateurtoneel is de basis van alles”
Met Tristan Versteven trekt het Brussels Volkstejoêter een verse kracht aan met veel ervaring in het theater. Versteven volgt Marc Bober op als de artistiek leider die het gezelschap de volgende jaren zal begeleiden. Hij regisseerde eerder bij BVT al De Zugezeide Zeeke van Molière, en zal er in 2025 Midzomernachtsdroom regisseren. Voorts is hij acteur en regisseur bij zijn eigen Mechelse gezelschap Het Banket, en speelde hij in tal van films en televisiereeksen, zoals recent nog Skunk en Knokke Off.
Het Brussels Volkstejoêter wordt dus een nieuwe uitdaging naast uw eigen theaterprojecten bij Het Banket en het acteren voor film en televisie. Hoe heeft u ooit de microbe te pakken gekregen?
Tristan Versteven: Mijn vader werkte in het KJT (Koninklijk jeugdtheater) in Antwerpen, dat nu hetpaleis heet. Als kind bracht ik daar bijna iedere woensdagnamiddag door. Ik mocht achter de schermen en zag ook alle voorstellingen, met die magische decors en grote decorwissels die mij ook een liefde voor scenografie hebben bijgebracht. Weggevoerd worden naar andere werelden en daarin meegaan, vind ik al heel mijn leven fantastisch. Mijn moeder speelde dan weer amateurtheater in Mechelen. Ik ben dus heel mijn jeugd met theater bezig geweest. Er wordt gezegd dat ik vanaf mijn vier jaar al zei dat ik later acteur wilde worden, en dus geen brandweerman of piloot. Vanaf mijn twaalfde ging ik dan naar de Dramastudio voor jongeren in het Mechels Miniatuurtheater, en daarna ging ik bij amateurgezelschappen spelen. In de laatste twee jaar van mijn humaniora deed ik soms mee in vijf producties per jaar, bij verschillende gezelschappen. En als ze op het Conservatorium mensen tekort kwamen, ging ik daar ook meespelen als vrije leerling.
Voor uw studies kwam u dan terecht in Brussel.
Versteven: Ik ben begonnen aan het conservatorium en ben afgestudeerd aan het RITCS. Daarna heb ik meer dan tien jaar jeugdtheater bij hetpaleis gespeeld. En dan heb ik samen met collega Brechtje Louwaard ons eigen gezelschap Het Banket opgericht in Mechelen, waarmee we rondtoeren in heel Vlaanderen. In het begin maakten wij ook vooral jeugdvoorstellingen, want theater voor de jeugd is heel belangrijk. Omdat ik vind dat iemands eerste theaterervaringen, ook tijdens de schooltijd, goed moeten zijn.
Je kan pas verwonderd geraken en betoverd worden als een voorstelling bepaalde normen haalt, en een kind voelt dat perfect aan. Nu maken we met Het Banket vooral theatrale concerten, zoals recent Egmont met I Solisti en het Vlaams Radiokoor, of Peer Gynt met Brussels Philharmonic Orchestra.
Maar het amateurtheater heeft dus wel nog altijd een plaats in uw hart én in uw agenda.
Versteven: Toen ik pas afgestudeerd was, heb ik een paar jaar regies gedaan in verschillende amateurgezelschappen. Omdat het ook voor een acteur enorm leerzaam is om zelf voor een groep acteurs te staan en te kijken wat werkt en wat niet.
Ik vind het daarnaast heel belangrijk dat het amateurtoneel blijft bestaan, want dat is de basis van alles. Spijtig genoeg maakt de tijdsgeest het moeilijker voor mensen om zich voor langere periodes te engageren, en ook corona heeft aan heel wat gezelschappen en zaaltjes zware klappen toegediend. Maar die verbondenheid van een groep mensen die samen iets proberen te bereiken en dan genieten van wat ze voor een publiek hebben neergezet, dat is iets dat onze maatschappij meer en meer mist. Zoeken naar nieuwe teksten om te brengen, en naar nieuwe manieren om te spelen is zo boeiend. En het leuke aan acteren is dat je op zo’n podium jezelf niet hoeft te zijn hé. Je mag er een personage spelen.
Brussel en Mechelen hebben altijd even dicht bij elkaar gelegen. Voel je dat ook aan de mentaliteit?
Versteven: Ik voel inderdaad dat de mentaliteit niet zo ver van elkaar ligt. Ik denk soms dat Mechelen wat dat betreft meer aanleunt bij Brussel dan bij Antwerpen. Misschien is de typische Brusselaar nog meer een echte Bourgondiër. Maar sowieso was studeren in Brussel een belangrijke keuze voor mij. Ik heb het altijd een bijzondere stad gevonden, met het Frans naast het Nederlands en het internationale naast het dorpse. Tijdens mijn laatste twee jaar op het Conservatorium speelden wij dikwijls in een zaaltje in de Hoogstraat met al die cafeetjes en winkeltjes. Dat was eigenlijk een dorp in de grote stad.
Dat ik uiteindelijk per ongeluk bij het BVT ben aanbeland komt door mijn vriend Jan Van den Bosch die ook op het RITCS gestudeerd heeft, en door omstandigheden zijn BVT-regie van De zugezeide zeeke niet kon verderzetten. Toen ik van hem overnam, kwam ik terecht in een onwaarschijnlijke omgeving. Na het geploeter in het amateurcircuit in Mechelen om financieel rond te komen en publiek aan te trekken, stond hier een gezelschap met een professionele omkadering, een costumier, een decorontwerper… en een lange speellijst van grote, volgeboekte zalen. Dat was heerlijk.
En het dialect? Was dat een beetje te doen?
Versteven: Toen Jan mij destijds de tekstbrochure gaf in fonetisch Brussels, moest ik wel twee keer kijken wat er juist stond (lacht). Maar als je het hoort, versta je dat allemaal. Mijn zoon van dertien was ook helemaal mee. Wat voor mij een ongelofelijke ontdekking was, is dat de manier waarop De zugezeide zeeke van Molière naar het Brussels hertaald was, mij het gevoel gaf dat die tekst oorspronkelijk in het Brussels geschreven was. Hij was sappig en had ook een heel schone beeldtaal. Want dat is één van de grootste problemen van het verdwijnen van dialecten, zoals ook het Mechels: de klanken die kennen we nog wel, maar de rijke woordenschat, en de beeldrijke uitdrukkingen die dikwijls historisch bepaald zijn dreigen voor altijd verloren te gaan.
De vorige artistiek leider Marc Bober liet wel grote schoenen achter om te vullen.
Versteven: Absoluut. Hij is iemand die in mijn ogen de stukken voor het BVT goed wist uit te kiezen. Stukken die toegankelijk zijn voor een breed publiek, maar die wel ergens over gaan. Marc en ik hebben een aantal goede gesprekken met elkaar gehad waaruit bleek dat wij op een gelijkaardige manier naar theater kijken.
Er moet theater zijn met een lage drempel, maar dat betekent niet dat je voor gratuite billenkletsers moet kiezen. Een stuk moet ‘leesbaar’ zijn zonder dat je op voorhand de brochure hebt bestudeerd. Maar je moet ook meegevoerd worden, en de acteurs op de scène moeten iets hebben waar ze hun tanden in kunnen zetten. Ook dat kon Marc: ervoor zorgen dat acteurs bleven evolueren door hen te begeleiden.
Waaruit zal uw rol als artistiek leider concreet bestaan?
Versteven: Er lag al een programma klaar voor de komende tijd, maar daar zal ik stilaan meer invloed op hebben. Ik kan met mijn netwerk waarschijnlijk ook helpen voor de omkadering van de producties. Ook van het hechter maken van het gezelschap en de ontwikkeling van de acteurs wil ik werk maken. Door een groepsdynamiek te creëren zonder daarom te grote engagementen te vragen bijvoorbeeld. En wie weet door acteurs, naast de producties voor publiek, ook eens uit te dagen om buiten hun comfortzone te treden. Kan iemand die graag heel ‘groot’ speelt ook een keer iets heel klein en gevoelig spelen en omgekeerd?
Wat doet u zelf ondertussen het liefst? Regisseren of acteren? Theater of televisie?
Versteven: Televisie en film is eerder iets dat af en toe op mijn pad komt. Ik ga er niet voortdurend naar op zoek. Het is ook een wereld die door de opgang van sociale media heel hard is veranderd. Je uitstraling op sociale media wordt belangrijker en belangrijker om rollen voor film en televisie te kunnen spelen. En het zit niet in mij om mijn privéleven ineens op Instagram te gaan gooien.
De laatste tijd acteer ik ook wat minder omdat de grote muziekproducties die we met Het Banket maken het onmogelijk maken om behalve te regisseren ook nog te acteren. Daarom zou ik nu geneigd zijn om te zeggen dat ik graag wat meer zou spelen. Maar als ik dan weer teveel acteer, wil ik ook weer regisseren. Het is de variatie die het interessant maakt. Daarom zal ik mij bij het BVT ook nog wel eens aan een regie wagen. Te beginnen dus met Midzomernachtsdroom volgend jaar.
“De Brusselse streektaal is één van de monumenten van de stad”
Op 11 juli werd algemeen directeur van Brusseleir! Geert Dehaes op de Gruute Met, samen met nog vier andere bekende Brusselaars, benoemd tot Brusselambassadeur door Vlaams minister van Brussel Benjamin Dalle (CD&V). Die rol van ambassadeur is hem op het lijf geschreven.
De titel van Brusselambassadeur werd in het leven geroepen om de band tussen Vlaanderen en Brussel te versterken. Voor veel Vlamingen is Brussel immers nog onbekend en onbemind terrein. Dit jaar kregen medeoprichter van basketbalclub Molenbeek Rebels Wenke Thewis, icoon en actrice Chris Lomme, jeugdwerker en coördinator van jeugdhuis D’Broej Khalid El Addaoui, en filmregisseur Fien Troch de titel, samen met Geert Dehaes van Brusseleir!, die daarmee ook zijn inzet voor het behoud van het Brussels dialect, én zijn bijdrage aan inmiddels dertig theaterproducties van het Brussels Volkstejoêter (BVT) beloond ziet.
Na uw theateropleiding aan het RITS vroeg de aartsvader van de zorg voor het Brussels dialect Jef De Keyser om uw telefoonnummer omdat hij u erbij wilde bij de oprichting van het Brussels Volkstejoêter. En bijna 25 jaar later krijgt u dus een telefoontje met felicitaties en eretitel van het kabinet van minister Dalle.
Geert Dehaes: Dat had ik niet verwacht, want ik ben niet iemand die wacht op schouderklopjes. Deze ambassadeurstitel kwam er omwille van wat alle medewerkers van Brusseleir! doen, en ook als een erkenning van de dertig BVT-producties waaraan ik heb meegewerkt en die ik heb geleid. Daar ben ik dankbaar voor.
Wij hebben altijd een constructieve band gehad met de politiek, en minister Dalle is erkentelijk voor het streektaalbeleid dat wij voeren. Binnen Brussel, maar zeker ook erbuiten. Want wij proberen onze actieradius nog altijd te verbreden en die grens tussen Brussel en Vlaanderen open te zetten voor verkeer in beide richtingen.
Wat toont het BVT van Brussel dat mensen buiten Brussel misschien vergeten zijn?
Dehaes: De mentaliteit en de karakteristieken van een Brusseleir.
Hoe een Brusseleir denkt en zich eksprimeit, mè zwans en zelfspot. Maar ook hoe Brussel een zeer diverse stad is, waar dat Brussels dialect nog altijd deel van uitmaakt. Want om het verhaal van de meertaligheid en de meerstemmigheid in het huidige Brussel te laten kloppen, moet je de authentieke elementen van de stad meenemen in het nieuwe verhaal. Op die manier is het Brussels dialect dat we met het BVT levend houden, één van de beste exportproducten van Brussel, waardoor mensen in Vlaanderen zien dat ze zich ook thuis kunnen voelen in onze stad.
Tijdens de huldiging van de Brusselambassadeurs op 11 juli zei ik tegen al die mensen op de Grote Markt dat ze vaker naar de schuunste gruute plosj van de wereld moesten komen dan alleen op die ene dag. Daarna liet ik ze allemaal uit volle borst ‘Volle Gaas!” roepen. Op zo’n moment voel je dat mensen zich durven openstellen voor de stad als je met hen communiceert. Van welk gedachtegoed ze ook zijn. En communiceren is wat wij doen met Brusseleir!.
Op welk moment had u zelf door dat het BVT en later Brusseleir! tot in West-Vlaanderen en Limburg gesmaakt kan worden?
Dehaes: Toen het BVT bijna 25 jaar terug werd opgericht, kreeg de Academie van het Brussels al interesse van buiten Brussel voor haar academisch werk rond het Brussels dialect. Het BVT heeft dat meteen verbreed met de eerste twee toneelstukken Bossemans en Coppenolle en De traafiest van Mademoiselle Beulemans. Ik wilde die niet enkel in Zinnema in Anderlecht brengen, maar ook een aantal culturele centra in de Brusselse Rand aandoen. Jezus-Eik, Alsemberg, Wemmel en daarna Meise en Dilbeek stapten snel mee in het verhaal en daarna is dat alleen nog uitgebreid. Bijna 25 jaar later spelen we nog overal in Vlaanderen. Dus ook mensen die er geen binding mee hebben, kunnen goesting krijgen in het Brussels. Als we niet opletten zou die goesting misschien zelfs groter kunnen worden buiten Brussel dan in onze eigen stad, want in de Rand verkopen we tegenwoordig sneller uit dan in Anderlecht. Dat heeft te maken met demografische verschuivingen, maar misschien ook met politiek geloof en ondersteuning. We moeten blijvend respect hebben voor de standaardtaal, maar ik vind de Brusselse streektaal tegelijk één van de monumenten van de stad – zoals ’t Stadoeis, den Atomiom en Menneke Pis. Het is ook een verrijkend onderdeel van de Franse taal. Tegen zowel de stad, het gewest als de Vlaamse gemeenschap zou ik willen zeggen dat het Brussels dialect niet zomaar een ‘nice to have’ is. Dialect wint aan belangstelling in de media, op tv, in de reclame, dus doe daar iets mee. Ondersteun de kleine dialectverenigingen, erfgoedcellen en erfgoedlabo’s met een duidelijk beleidsspoor voor dialecten. Anders verdwijnen ze op de duur helemaal.
Volle Gaas! lijkt ook uw lijfspreuk als directeur. Want u doet de productieleiding voor het BVT, maar acteert ook, geeft taallessen Brussels, en begeleidt nog vele andere projecten van Brusseleir!
Dehaes: Dat heeft te maken met goesting. Ik ben ook lid van de decorploeg. Toen mijn medewerkster ziek viel, heb ik tickets verkocht. We werken met Brusseleir! ook heel multidisciplinair. En zelfs al ga je al eens naar een drink of een opening waar je uiteindelijk misschien niet had moeten bij zijn: als je interesse toont voor andere mensen, dan keert dat altijd op een of andere manier terug.
Ik vind het ook belangrijk dat we bij Brusseleir! een vriendengroep zijn waarin je ook al eens iets persoonlijks tegen mekaar kan zeggen. Ook al ligt dat nu minder voor de hand dan toen we zijn opgericht, omdat mensen vandaag een andere visie hebben op het verenigingsleven.
Het is aan ons om erover te waken dat die vriendschapsbanden in stand blijven. Omdat beleving belangrijk is. Als we ons verhaal over Brussel willen vertellen, dan moeten we het ook zelf beleven.
De combinatie van continuïteit en toch mee-evolueren met de tijd is misschien wel de grote verdienste van Brusseleir!
Dehaes: Als we kijken naar de dertig producties van het BVT, dan zijn die allemaal positief onthaald. De ene natuurlijk al wat beter dan de andere, maar qua publieksbereik zat het altijd goed. Daar is wel wat strategie voor nodig. Beginnen met Bossemans en Coppenolle, dat eigenlijk pas twintig jaar na De traafiest van Mademoiselle Beulemans is geschreven, was destijds al een goede zet omdat dat stuk ook vandaag nog altijd de Brusselse samenleving typeert. Na die twee klassiekers brachten we met Le Dîner de Cons direct een goed boulevardstuk. Vanaf 2008 of 2009 hebben we per seizoen dan telkens een tweede, kleinere productie toegevoegd, complementair aan onze grote komedie, waarmee we aan publieksopbouw hebben gedaan, en andere partners hebben bereikt. In 2011 hebben we ook Shakespeare in het Brussels aangedurfd. Poppentheater Toone doet dat al jaren, maar veel van onze toeschouwers zullen misschien toch wel even geaarzeld hebben voor ze konden vaststellen dat we daar een heel mooie benadering voor hebben gevonden. En tijdens corona hebben we ons niet vergalopeerd, en toch ons publiek behouden.
Er zit dus wel wat denkwerk achter onze artistieke lijn. We krijgen natuurlijk veel goedbedoelde tips van wat we allemaal zouden moeten spelen met het BVT, maar de manier waarop wij met het Brussels erfgoed omgaan, is geen nattevingerwerk. Ook de benadering van het dialect is wetenschappelijk verantwoord. Wat wij doorgeven aan de mensen is geen fantasietje of geen taalmythe.
Voor het uitzetten en opvolgen van die artistieke lijn is er nu met Tristan Versteven een opvolger voor artistiek leider Marc Bober.
Dehaes: We zijn heel blij dat Tristan Marc wil opvolgen. Vooral omdat het iemand is met zijn ervaringen en referenties, zoals bij Het Banket in Mechelen. Dat hij van buiten Brussel en Brusseleir! komt kan ons ook met nieuwe en frisse inzichten naar de artistieke werking laten kijken. Tegelijk kent Tristan het BVT van zijn regie van De Zugezeide Zeeke van Molière. De acteurs en de artistieke entourage vonden het toen fantastisch om met hem te werken. Hij is een sympathieke gast. Rustig en toch heel resultaatgericht.
En natuurlijk gaan we ook Marc nog blijven zien, want hij blijft lid van ons artistiek comité. Hij heeft het BVT vanaf zijn regie van Ne Pizjama Vè Zes in 2005 een kwaliteitsinjectie en een boost gegeven op het vlak van publieksbereik. En hij heeft er sindsdien mee voor gezorgd dat we die stijgende lijn altijd hebben kunnen aanhouden. Het BVT is rock en roll, zeg ik altijd. Het is nooit helemaal af, maar het heeft persoonlijkheid en het blijft mee evolueren.
OMMEGANG MET 1400 FIGURANTEN
De Brusselse Ommegang is meer dan zeshonderd jaar oud. De regisseur van evenement is de Brusselse ondernemer én artiest Giles Daoust.
Giles Daoust is CEO van het interim- en familiebedrijf Daoust, maar tegelijkertijd ook fotograaf, schrijver, striptekenaar en filmregisseur. Toen hij in 2006 de kans kreeg om de show van de Ommegang op de Grote Markt te regisseren, twijfelde hij niet, want hij kent dat terrein. “Mijn familie is van Brussel. Mijn moeder had een antiekzaak op de Zavel. Dus toen ik 18 jaar geleden de kans kreeg, vond ik het een hele eer om te mogen werken voor zo’n gerespecteerd evenement, dat ondertussen UNESCO Werelderfgoed is.”
Op de dagen van de Ommegang vormen liefst 1400 figuranten een stoet en een show vol edellieden, ambachtslui, ridders, steltenlopers, marionetten, reuzen en praalwagens. Twee naaisters werken het hele jaar door om de 1400 kostuums te repareren en aan te passen. De operationele directeuren Daniel Huybrechts en Pia Pastorelli leiden de organisatie. En voorzitter Paul Le Grand benadrukt het verbindende karakter van de Ommegang: “De deelnemers, uit Brussel, Vlaanderen en Wallonië vertonen deze historische gebeurtenis in een geest van eenheid en gezamenlijke herkomst.”
Wat is dan de betekenis van deze historische optocht voor Brussel? Daoust: “De processie ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van de Zavel werd al in de 14de eeuw georganiseerd door het grote eedverbond van de kruisboogschutters. Tijdens de processie van 1549 stelde keizer Karel V ook zijn zoon en opvolger Filips II voor aan onze gewesten, wat aanleiding gaf tot een enorme parade. Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van België in 1930 werd besloten om die Ommegang opnieuw uit te voeren in een gemoderniseerde vorm. Die geef dus een blik op onze geschiedenis en de rol van Brussel in Europa.”
Aan de Ommegang nemen bekende artiesten, politici en leden van notabele Brusselse families deel. Dit jaar spelen Jo Lemaire, Bert Kruismans, Thomas de Bergeyck, en tekenaar Johan De Moor belangrijke rollen in de drietalige vertelling.
Daoust en zijn team wacht natuurlijk een logistieke uitdaging. “Daarnaast willen we op de historische Grote Markt voor een immersieve show zorgen met veel live muziek, licht- en rookeffecten, en beelden op het grote scherm die bijdragen tot het filmische karakter.” Het Brusselse karakter is daarbij ook belangrijk. “We verwijzen ondermeer naar de legende van Beatrijs Soetkens en poppentheater Toone, en wanneer we werken met Franse artiesten, zoals dit jaar de Franse actrice Josiane Balasko, dan coachen we hen ook om het Brusselse accent onder de knie te krijgen.” MB
Ommegang 3 en vrijdag 5 juli, www.ommegang.be
foto: Frédéric Raevens
Paradeit gelak nen échten Brusseleir!
Op den tram, op stamenei, op stroêt, in’t magazaain, in de stade, op de fiest, op konzjei…. Ouveral Brusseleir quoi!
De nieuwe Brusseleir!-sweaters!
Navy Blue – Bordeaux – Pink
S – M – L – XL – XXL – XXXL
Commandeire?
shop@brusseleir.eu met vermelding van maat en kleur.
of bestel via https://www.brusseleir.eu/product/brusseleir-sweater-magnifique-en-unique/
Praais?
70,00 euro (inclusief verzending)
> ‘t es gooi marsjandees
Jennifer Tabotasa is niemand minder dan Miss Brussel.
De 25-jarige marketingstudente heeft verschillende talenten en ook veel affiniteit met Brussel en het Brussels.
Tabotasa is geboren in Molenbeek en woont in het centrum. Ze zit in haar derde jaar Marketing aan de Odisee Hogeschool. Daarvoor ging ze naar de kunsthumaniora, waar ze zich vooral in architectuur specialiseerde.
Heel concrete toekomstplannen heeft Tabotasa nog niet, maar ze is zo graag in Brussel dat ze denkt dat ze hier nog wel een tijdje zal blijven. En ze heeft ook verschillende interesses, want naast haar studies is ze ook met kleding bezig. “Gewoon thuis, in mijn appartementje, met de naaimachine die ik heb gekregen voor mijn kerstmis toen ik 18 was. Ook daarvoor naaide ik al ontwerpen met de hand, dus ik ben er wel al een tijdje mee bezig. Hopelijk kan ik er later nog iets meer mee doen, maar ik ben nog een beetje aan het uitzoeken wat precies.”
Ondertussen werkt Tabotasa ook parttime als hostess, wat haar op verschillende evenementen brengt. Maar de titel van Miss Brussel die ze in september 2023 behaalde op het traject richting Miss België-verkiezing, is natuurlijk het hoogtepunt van het afgelopen jaar. Zo werd ze zelf een bekende Brusselaar. Hoe belandde ze op de verkiezing? Tabotasa: “Ik wou gewoon eens een keer iets anders doen. Een nieuwe uitdaging aangaan. Wat mij het meeste aantrok aan de Miss België-verkiezing is het hele showgedeelte. Op het podium staan, jezelf tonen, en nieuwe mensen leren kennen, dat zijn dingen die ik graag doe. Het is natuurlijk wel een competitie, maar er is toch een leuke sfeer onder de meisjes. Ik heb er echt superleuke herinneringen aan, en heel toffe meisjes leren kennen waar ik nu nog steeds mee afspreek.”
De media-aandacht die Tabotasa kreeg toen ze net was verkozen als Miss Brussel, is een beetje gaan liggen nu Miss België ondertussen is verkozen. Maar ze heeft toch wat overgehouden aan het avontuur. “Wat ik heb geleerd is dat je gewoon moet durven. Ik twijfelde vroeger nogal eens aan mezelf, en dat heb ik wel echt wel aan de kant moeten schuiven. Je moet jezelf durven tonen en de mindset krijgen dat je een nee hebt, en een ja kunt krijgen.”
Bij Brusseleir konden we Tabotasa ook al aan het werk zien tijdens de De Gruuten Talk Show. Wat vindt ze van het Brusselse dialect? “Met mij familie spreek ik Engels, ik ga naar school in het Nederlands, en met veel andere Brusselaars spreek ik Frans. Het is voor de inclusiviteit belangrijk om gemeenschappelijke talen te hebben waarmee je kan communiceren. Maar voor bepaalde groepen is het eigen dialect ook belangrijk om hun cultuur te kunnen behouden en versterken. Dat kan alleen maar positief zijn.”
De stad herleeft sinds de start van het schooljaar. Ook bij Brusseleir! is er een en ander op til. Sinds 1 september is Mira Sissau gestart als kersverse nieuwe algemeen assistente. Vanaf 5 oktober verzorgt zij de ticketverkoop van het Brussels Volkstejoêter en het onthaal in Et Oeis van ’t Brussels. Haar studies aan Sint-Lukas brachten haar naar Brussel en ze is blij dat ze in het midden van het centrum opnieuw aan de slag kan in de stad van haar hart.
Hoe ben je bij Brusseleir terechtgekomen?
Toen ik de vacature zag was ik op slag verliefd omzeggens. Zelf ben ik afkomstig uit Halle, maar laat ons zeggen dat de Halle als kleinere stad altijd een beetje beïnvloed werd door grote zus Brussel. Ik heb altijd een grote liefde gekoesterd voor Brussel, ik studeerde in Schaarbeek en woonde een tijdje in Sint Gillis. Onderhand hoef ik er niet per se te wonen en ben ik verhuisd naar een leuk huis met tuin aan de rand van een bos in Buizingen. Dat heb ik nodig om af en toe tot rust te komen. Tijdens de lockdown verdiepte ik me in planten, bomen, bloemen en een moestuin, ik zou dit niet kunnen missen. Toch ben ik heel content dat ik mij via Brusseleir terug in de stad kan onderdompelen. Ik ben in Brussel de beste versie van mezelf, wat dit ook mag zijn (lacht). Op vijftien minuutjes sta ik middenin het stadsgedruis. Als het niet pijpenstelen regent wil ik graag met de fiets komen, maar dat is misschien eerder een voorjaarsactieplan.
Waar kijk je naar uit?
Naar het heen en weer crossen in de stad en bezig te zijn met dat dialect. Het lijkt me heel inspirerend de stad en haar dialect te (her)ontdekken, ik heb echt veel goesting om hier vanalles uit te steken bij wijze van spreken en het Brussels onder de mensen te brengen. De winkels en cafés in de Vlaamse steenweg inspireren me enorm. Ik spring vaak eens binnen voor interieurinspiratie en een Geuze Boon.
De oude Brusselse rakkers of de oude getrouwen van Brusseleir zullen mij hopelijk van hun kant wegwijs kunnen maken met verhalen, impressies en tips over het Brussels. Het dialect voelt vertrouwd aan door mijn jeugd in Halle. Woorden als dasjtere, smosjtere en apsjaar kwamen vaak voor tijdens gesprekken tussen mijn mama en mijn mémé. Ik heb lange tijd gewerkt in ‘Tes tien en tander’, een café waar Brusselaars als eens een koffie komen drinken, dus uitspraken als ‘moet dat in een prouper jat’ en ‘we zaain voesj’ vlogen er over de toonbank.
Je voelt je dus goed in Brussel?
Zeker! Al van jongs af aan nam ik met mijn vader op zondag de trein met bestemming Brussel-Zuid. Daar liepen we verloren tot we toe waren aan een lekkere tas koffie. Een dagje winkelen, een concert meepikken of een tentoonstelling bezoeken was slechts een korte treinrit verwijderd van Halle. Angst om s ’nachts na een avondje uit naar huis te gaan heb ik niet. Ik ben een wandelaar en na een nachtje feest in het centrum wandelde ik vaak terug naar Sint-Gillis via de Anspachlaan. Vanuit mijn tuin zie ik het Atomium schitteren, dus Brussel is nooit veraf. Dan zwaai ik richting Brussel in de hoop dat er iemand vanop het terras in de Monk met een Zinnebir in de hand terug zwaait.
De campus van COOVI of voor sommigen beter bekend als ‘de CERIA’ langs het kanaal in Anderlecht gonst meestal van de bedrijvigheid, in augustus is het hier echter opvallend stil. Je kan je er in alle rust vergapen aan de gebouwen, het groen, de torens en een enkele vogel die de lucht doorklieft. Maar dit is slechts schijn, op het secretariaat zijn ze druk in de weer om het nieuwe schooljaar op de rails te zetten en goed voorbereid en fris aan de start te verschijnen. De campus slaapt vanaf september enkel nog tussen elf uur ’s avonds en 6 uur ’s ochtends. Een van de drijvende krachten is An Janssens, sinds 3 jaar is ze verantwoordelijk voor het reilen en zeilen op de COOVI-campus, een architecturale parel van de hand van Jean Polak. Ze is directeur van GO! COOVI SO (het secundair onderwijs) en domeinbeheerder van de campus, dus verantwoordelijk voor alle infrastructuur, de veiligheid en het campusbudget. An lijkt alvast helemaal klaar om haar tanden in het nieuwe schooljaar te zetten! Het goede nieuws is dat er nog enkele samenwerkingen met Brusseleir! op de agenda staan. Voor het schooljaar echt uit de startblokken schiet en alle tenues tijdig gewassen raken, maakt ze ons met de glimlach en vol enthousiasme wegwijs op deze bijzondere campus.
Kan je kort vertellen wat er allemaal te beleven valt bij COOVI?
Op de COOVI-campus kan je studeren op elk niveau, je kan hier namelijk terecht voor secundair onderwijs, deeltijds beroepsonderwijs en volwassenonderwijs en zelfs een 7de specialisatiejaar. Er is keuze te over! Als je groene vingers hebt kan je je passie botvieren bij de richting tuinbouw, voor wie een zwak heeft voor lekker vlees en dat bovendien graag zelf wil bereiden is er de Slagerij. Voor de bakkers in spé is er de richting Bakkerij. En voor diegenen die een sprong in de horeca wel zien zitten is er tenslotte de afdeling Hotel/Keuken en Restaurant. Er is ook een internaat aan de campus verbonden waar onder meer de jeugdspelers van RSC Anderlecht verblijven. Met een heel tof team van stuk voor stuk geëngageerde mensen gaan we op zoek naar de juiste oplossing voor elke leerling. Dat kan gaan om voltijds dagonderwijs, avondonderwijs of een combinatie waarbij ze al op de werkvloer staan en op andere dagen lessen volgen. Het gaat erom dat ze volgens hun eigen ritme het best mogelijke traject kunnen volgen binnen de systemen die de campus kan aanbieden. Binnen de richting Hotel/Restaurant en Keuken kan je komen lunchen in het didactisch restaurant. Het restaurant is gelegen op 60 meter hoogte en biedt een geweldig panoramisch zicht over Brussel en het Pajottenland. De keuken- en zaaldienst wordt verzorgd door de leerlingen of cursisten, zij leren in een realistische omgeving technieken, attitudes en vakkennis aan. Zo kunnen ze de nodige ervaring doen en al een beetje proeven van het beroepsleven. De menu’s verschijnen regelmatig op de website van de school en worden opgesteld in functie van de lessen. Iedereen kan reserveren en genieten van een hoogstaande lunch en tegelijk je ogen de kost geven door het unieke panorama. We hebben een zeer goed contact met de Franstalige partner op onze campus, wat ook bijdraagt tot een goede samenwerking.
Je komt eigenlijk uit West-Vlaanderen?
Dat klopt, ik ben geboren in Halle maar heb West-Vlaamse roots. Door intense dictielessen ben ik het accent grotendeels kwijtgespeeld. Ik sprak immers beter West-Vlaams dan algemeen Nederlands. Daar heeft Lode Dehaen in de plaatselijke academie een mouw aan gepast. Mijn ouders waren hardwerkende zelfstandigen met als core business het verkopen van drank -en snackautomaten en dan vooral koffiemachines in de horeca. Zelfstandige zijn en dat combineren met een gezinsleven, ligt niet voor de hand. Daardoor ging ik regelmatig bij tante Emma in Torhout op de boerderij. Daarna ging ik op internaat in Gent, waar mijn grootouders een stoffenwinkel hadden in het centrum van de stad. Het was een heerlijke tijd waarbij ik op woensdagnamiddag in de weer was met naald en draad. Daardoor had ik steeds goede punten voor handwerk, al bestaat dat vak nu natuurlijk niet meer (lacht)! Dat deed me beseffen dat ik als meisje van op het platteland best goed kon aarden in een stad, en ik vond dat echt plezant. Dit heeft meegespeeld in mijn beslissing om 8,5 jaar geleden in Brussel te komen wonen. Ik deed mijn hogere studies handelsingenieur aan de VUB en startte als leerkracht economische vakken en wiskunde in Koninklijk Atheneum Ukkel (nu GO! Atheneum Kalevoet). Daar deed ik dan enkele maanden een vervanging als directeur, vervolgens was ik 4 jaar en enkele maanden directeur in het GO! Atheneum Emanuel Hiel, tot ik zo’n drie jaar geleden deze nieuwe uitdaging aanging bij COOVI.
Hoe verloopt de samenwerking tussen Brusseleir en Coovi precies?
Brusseleir kende ik al omwille van de toêllesse die jullie organiseren. Ik heb de lessen altijd al willen volgen, maar vreesde dat de combinatie van werken en het gezinsleven ervoor zou zorgen dat ik vaak lessen zou moeten missen en dat zou ik bijzonder jammer vinden. Toen kwam de pedagogische studiedag en moesten we brainstormen over wat we die dag zouden kunnen organiseren. Ik betrek graag een oud-leerkracht die iets bijzonders heeft betekend voor de school of leerlingen. Als snel kwam ik uit bij Luc Tastenhoye, oud-leerkracht hotel en een echte Brusseleir. Omdat vele leerkrachten een beetje van overal komen, maar na hun werk meteen weer de ring op richting thuis vertrekken, bedacht ik om het team na het pedagogische gedeelte een Brusselse namiddag aan te bieden. Voor de gelegenheid sloegen we de handen in mekaar met Brusseleir!, onder de vorm van een mini-theatervoorstelling van het Brussels Volkstejoêter in Zinnema te Anderlecht en daarna met z’n allen op de metro richting centrum Brussel, dat was voor velen de eerste keer dat ze de metro namen in de stad. Vervolgens was er een lunch in het Goudblommeke in Papier. Tijdens de proclamatie op het einde van het schooljaar werd de muzikale noot voorzien door Emballage Cadeau. In de toekomst zal Brusseleir! meewerken aan verschillende events waar ze een Brusselse touch aan geven zoals de EAHT-wedstrijd (European Association of Hotel and Tourism schools), een wedstrijd voor hotel en toerisme die we hosten, het Irisfeest, we spelen ook nog met de gedachte om een liefdadigheidsrestaurant te organiseren. De samenwerking gaat vaak in twee richtingen, we zorgen voor elkaars visibiliteit vooral in het centrum en Anderlecht.
Je woont al een tijdje in Ganshoren, heb je een favoriete Brusselse ekspression?
Jazeker, er is zelfs een anekdote aan verbonden. Toen ik pas gestart was als directeur in COOVI dienden we met de school een receptie te verzorgen in het Europees Parlement. Ik vroeg de technisch adviseurs waar we het best mee zouden scoren. De adviseur van de slagerij-afdeling stelde ‘Plat Spéciale’ voor. Ik reageerde met een ‘Ja, ik hoop dat elke afdeling van deze school wel iets speciaals zal maken he?’. Waarop iedereen smakelijk moest lachen omdat het één niks met het ander te maken had. Het zijn namelijk varkenstongetjes in Madeirasaus, een ware delicatesse uit Zuid-West Brussel en de streek rond het Pajottenland, gekend voor zijn malse structuur en volle smaak. Het staat sindsdien op de verlanglijst van het Europees Parlement vanwege het grote succes. De tongetjes zijn gegeerd goed, er is slechts 1 beenhouwer in Sint Pieters Leeuw die het nog aanbiedt geloof ik, voorts is het eerder een rariteit, vandaar dat we er bij gelegenheid graag mee uitpakken.
Waar vertoef je het liefst in Brussel?
Omdat ik Ganshoren woon zou ik makkelijk café ‘In den Hemel’ kunnen zeggen. Maar weet je, ik vind het fijn om met de fiets naar de campus te komen als het weer het toelaat. Dan passeer ik langs Molenbeek, Koekelberg, Anderlecht, de Kanaalzone. Ik kan er intens van genieten om mooie dingen zoals een binnentuintje te ontdekken op een onverwacht moment. Ook de campus zelf is een architecturaal pareltje. Je vindt hier veel groen en op zich is de site goed onderhouden, er hangt ook een geschiedenis aan vast. Het was voorzien als school, maar is vlak na WOII ook gebouwd als reserve-kazerne. Alle gebouwen zijn via onderaardse gangen met elkaar verbonden, zeer praktisch voor de nutsvoorzieningen. Bij elke fase van de bouw van de campus zijn er niet-alledaagse feiten gebeurd. De afgevaardigden/députés van de provincie Brabant raakten het niet eens over de plannen en de gemoederen raakten zo verhit dat er geschoten werd – niet zo ongewoon net na WOII – waarbij alleen Emile Gryson het debacle overleefd heeft. Vandaar de naam van de straat: de Emile Grysonlaan. Later raakten de architect en de aannemer het niet eens over de typische gevelsteentjes. De architect kreeg zijn zin en de aannemer is uiteindelijk failliet gegaan door het feit dat hij steeds herstellingswerken moest uitvoeren aan de gevelsteentjes die van de gevel vielen. Er bestaat een stripalbum over het hele ontstaan. Ik ben ook een grote fan van de Spiegelzaal in het Brussels Parlement, wat een pracht van een locatie is dat! Waar ik het liefst toef in Brussel ligt echter een beetje lager, ik hou van de buurt van de Vlaamsesteenweg, er heerst zo’n gezellige drukte en dat benadrukt het mooie van Brussel. Bovendien zijn er enkele ex-leerlingen met een eigen zaak zoals Resto Henri en Bij den Boer, het is echt bijzonder fijn bij hen de voeten onder de tafel te schuiven en te zien hoe goed ze het doen. Mijn stamcafé is de Merlo. Het is een plek waar je snel contact kan leggen. Je hoeft er zelfs niet echt met iemand af te spreken, je komt wel iemand tegen die je kent of raakt er aan de praat als je daar zin in hebt. Doordat ik dagelijks in contact kom met alles wat er bij horeca kom kijken, hou ik van een gastronomisch hoogstandje af en toe, maar ik kan even goed genieten van een Brusselse klassieker die met smaak werd klaargemaakt zoals ballekes in tomatensaus, stoemp, spruitjes of witloof, … bij Chez Soje in Jette of Frituur René in Anderlecht bijvoorbeeld. In het weekend heb ik tijd om zelf te koken en dan is de kans groot dat er een paardensteak in de pan ligt die ik bij Geert Vermeire in Ganshoren gekocht heb.
Heb je een droom voor Brussel?
Ik meen het als ik zeg dat Brussel echt geweldig is zoals het nu is. Maar als ik zou kunnen kiezen dan maakte ik dat elke leerling de kans kreeg om toegang te krijgen tot eender welke opleiding zodat ieder op zoek kan naar zijn eigen talent. Vaak moeten kinderen eerst hun tenue verslijten voor ze een andere richting mogen kiezen. Sommige richtingen lijken voor velen geen optie omwille van het prijskaartje. Het aanbod in Brussel is op zich al heel volledig, maar het zou nog toegankelijker mogen. In principe zou onderwijs gratis moeten zijn. Al is dat een utopie natuurlijk, er is zoveel materiaal dat bekostigd moet worden zoals uitrusting, boeken, lesmateriaal. Het zou toch geweldig zijn als iedereen de kans krijgt om aan een opleiding te beginnen, ongeacht het prijskaartje. Wie weet er nu op zijn twaalfde al wat ie later wil doen? Daarnaast zou ik mensen meer buiten hun eigen gemeente willen laten denken, dat ze ervoor openstaan zich te verplaatsen voor de scholing van hun kroost, dat kan echt verrijkend zijn. Ik ben blij dat mijn twee dochters buiten Ganshoren gaan studeren zijn en ik heb het idee dat ze in Brussel zullen blijven werken en op zoek gaan naar hun eigen stek hier.
En voor jezelf?
Ik ben heel blij hier, voor mijzelf kan ik geen betere plek of job bedenken, ik hoor hier thuis, in COOVI, in scholengroep Brussel. Het GO! Onderwijs is echt mijn ding, samen met de GO!-visie die daar bij aansluit. Het neusje van de zalm, als ik het zo zou kunnen omschrijven. Het is een veeleisende job waar je van alle markten thuis moet zijn. Je moet iets kennen van het financiële plaatje, dan is er ook nog het pedagogische aspect en natuurlijk een team kunnen aansturen. Om nog maar te zwijgen van de infrastructuur en wat daar allemaal bij komt kijken. In feite moet je van elk detail op de hoogte zijn om alles correct te kunnen opvolgen. Maar ik vind het de best mogelijke post op een schitterende locatie. Bij momenten moet ik nog op zoek naar het juiste evenwicht tussen werk en privé, dat is een vaak een moeilijke evenwichtsoefening. Als ik al iets zou wensen voor mijzelf is het enkel het nog zo lang mogelijk op deze manier te kunnen volhouden en mee te bouwen aan de toekomst van mijn leerlingen met opleidingen op maat waarmee ze aan de slag kunnen en hun talent ten volle kunnen ontplooien.
HET LEVEN IS AL ZO MOOI, PLUK DE DAG!
Limburg Troef deze zomer! Jan Brusten mag als Breeënaar het lijstje van ketsjes deze zomer vervoegen als ketsje van augustus. Jan is reeds vier jaar president van de Gilde van de Gezellen van Sint Laurentius vzw, de gezellen zijn sinds jaar en dag de organisatoren van Brussels bekendste folklorefeest, namelijk de Meyboomplanting op 9 augustus. De gezellen hebben hun lokaal op de hoek van Stalingradlaan en de Rogier Van der Weydenstraat. De aanblik van het gebouw aan de buitenkant doet niet meteen iets van de glorie binnenin vermoeden. Niet alleen het interieur is indrukwekkend, maar je vindt er ook het patrimonium van de Gezellen terug, inclusief de prachtige reuzenfamilie en een werkatelier. Het doet daarom ook dienst als museum zodat de bezoekers kunnen kennismaken met deze lange traditie en haar werking. Dat ligt de laatste tijd wat stil door de maatregelen tegen het coronavirus, maar de gezellen zijn zeer opgetogen dat na de sobere editie vorig jaar, de hele stoet weer van stal mag voor de 713de planting van de boom vóór 17 uur. We vroegen Jan om ons Meyboomgeheugen nog eens op te frissen en hoe een Limburger president van de Gezellen van Sint Laurentius wordt. Een goedlachs gesprek met, hoe kan het ook anders, het speciaal gebrouwen Saison du Meyboom van Brasserie de la Senne en een verdwaald Piètje te Puut.
Velen kennen de Meyboom, maar misschien kan je het collectief geheugen eens opfrissen, dan wel verrijken?
Er bestaan verschillende versies over de aanleiding tot het uiteindelijke jaarlijkse planten van de Meyboom. De legendes staan immers niet op papier, er is geen schriftelijk bewijs van teruggevonden. De twee meest bekende gaan enerzijds over een geschil op een huwelijk tussen een Leuvense en Brusselse familie en anderzijds over een uit de hand gelopen discussie omtrent de gangbare bieraccijnzen, waardoor de Brusselaars liever buiten de stad naar de kroeg gingen. Wat vast staat is dat de toenmalige gezanten van Sint Laurentius in 1213 deel uitmaakten van de stedelijke milities die instonden voor het beschermen van de stad. Toen was het gangbaar dat burgers instonden voor de verdediging van de stadswallen. Zij zouden de Brusselaars te hulp hebben geschoten bij het uit de hand gelopen huwelijksfeest of de razernij rond de bieraccijnzen ter hoogte van de herberg ’t Kattenhuys, dat net buiten de stadswallen lag, wat nu zou overeenkomen met de hoek van de Zandstraat en de Broekstraat. Het was Hertog Jan de Derde die aan de gezellen van Sint Laurentius het privilege verleende om een boom te planten op 9 augustus en dit voor 17 uur. Waarom dan die datum, wel omdat op 10 augustus de Heilige Laurentius wordt gevierd. Het is echter pas in 1308 dat er voor de eerste keer overgegaan werd tot de planting van de Meyboom. Er is tot op de dag van vandaag niet echt een reden waarom er zo lang geen gebruik van het privilege werd gemaakt. Wat wel zeker is, is dat het sindsdien een waar volksfeest was voor de mensen die in de Basfondswijk woonden op dat moment. Denk daarbij aan festiviteiten die wel twee weken duurden en een kermis. Tijdens de Franse Revolutie werd het moeilijker de Meyboom te organiseren gezien de afschaffing van alles wat te maken had met religie en folklore, de gilden werden toen bijvoorbeeld ook ontbonden. In 1880 werd de Gilde van de gezellen van Sint Laurentius weer nieuw leven ingeblazen en sindsdien zijn zij verantwoordelijk voor de Meyboomplanting alsook tal van reuzestoeten. De Basfondswijk verdween rond 1955 volledig door de bouw van het Administratief Centrum, maar het volksfeest is gelukkig gebleven.
Hoe ziet de planting er uit op de negende augustus?
De boom in kwestie is meestal een beuk. In Leuven is er doorgaans sprake van een Berk. Deze wordt door de Buumdroegers enkele dagen voor de planting uitgezocht in het Terkamerenbos, in samenspraak met de groendienst. Er worden meestal 2 of 3 bomen gekozen waarvan 1 als reserve. Vervolgens wordt de boom op 9 augustus ’s morgens gekapt. Doordat de meeste van de voormalige inwoners van de Basfondswijk uitgeweken zijn naar de omliggende gemeenten zoals Etterbeek, Schaarbeek en Sint Joost ten Node, gaat de boom traditioneel eerst in processie naar die gemeentehuizen, respectievelijk in die volgorde. Vervolgens gaat het richting Grote Markt voor de presentatie van de boom en een ereronde rond half vier. Dit alles gebeurt in een officiële stoet met de reuzen en hun Poepedroegers. Tijdens de gehele lengte van stoet van de Meyboom dansen de in het wit geklede Poepedroegers met hun reuzen. De Poepedroegers worden ook regelmatig uitgenodigd voor diverse folkloristische festiviteiten in binnen- en buitenland. De instandhouding van de traditie van de Brusselse reuzen door de Gezellen van St. Laurentius zorgde ervoor dat zij in 2005 werden opgenomen in de Lijst van Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid van UNESCO. Twee jaar geleden hadden we de reuzen Goliath, Gerarde en Kinneke Baba van Geraardsbergen op bezoek. Dit jaar zal de reuzengroep van Ath deelnemen aan de feestactiviteiten alsook de reus Raimundo, een reus naar het evenbeeld van Raymond Goethals . De Gardevils beschermen de boom. Deze groep werd met steun van Freddy Thielemans, voormalig burgemeester van Brussel, in 2001 in het leven geroepen na een incident met actievoerders die de boom dreigden te stelen. Het geheel wordt opgeluisterd door de fanfare van de Meyboom, waarbij de vereiste vooral is om een instrument te kunnen bespelen en overweg te kunnen met het repertoire dat uiteraard vooral bestaat uit Brusselse nummers. Dan zijn er ook nog de Piètjes te Puut, de kleine paardjes die zorgen voor een vlotte doorgang van de stoet en de nodige zwanze. De groep Madame Chapeau, naar het personage uit het bekende theaterstuk Bossemans en Coppenolle, moet ik ook nog vermelden. Jaarlijks wordt er een Madame Chapeau-verkiezing gehouden. De zowel vrouwelijke als mannelijke deelnemers worden aan diverse proeven onderworpen. Velen denken misschien dat de boom kappen een zekere verspilling met zich meebrengt, maar niets is minder waar. De boom brengt geluk en onderweg worden er takjes en blaadjes weggegeven aan de omstaanders om hen veel voorspoed te bezorgen. De boom word ook verzaagd waarbij de leden een stukje van de boom meekrijgen na de festiviteiten. Voor vijf uur wordt er overgegaan tot de uiteindelijke planting in een daarvoor voorziene put op het kruispunt van de Zand- en de Broekstraat. Ooit zorgde dit later op de avond voor een botsing met een automobilist die met zijn wagen tegen de boom was geknald. Je kon hem ergens wel begrijpen toen hij zei dat hij zweerde dat er 364 dagen per jaar géén boom op die plek staat (lacht). Tenslotte barst het feest los tot in de vroege uurtjes in en rond de wijk met tal van standjes van onder meer Brasserie de la Senne, Faro, Gambrinus en frietkraampjes. De weinige cafés die de buurt nog rijk is, leven even weer helemaal op. Ik ben blij dat de wijk tegenwoordig terug aan het opleven is met de vele renovaties en de komst van nieuwe bewoners.
Hoe ben je zelf bij de Meyboom terechtgekomen?
En stoemelings in feite (lacht). Toen ik hier komen wonen was las ik op een ochtend de weekendeditie van de krant De Morgen waarin voor de gelegenheid een paginagroot artikel te lezen stond over de Meyboom en haar traditie. Geboeid door wat ik las en omdat ik toch een dag verlof had besloot ik op 9 augustus in de namiddag naar de hoek van de Zand- en Broekstraat af te zakken en te delen in het feestgedruis. Dat was me erg goed bevallen en ik raakte aan de praat met de leden van de Meyboom. Na enig aandringen vroegen ze of ik het niet zag zitten om mee te werken. Ik startte als Poepedroeger, waarbij ik een aantal jaar ‘bomma’ en ‘bompa’ droeg. De ene reus ligt je immers beter dan de andere. Tijdens de stoet wisselen we elkaar af. Meestal doe je eerst een aantal jaren stage. Afhankelijk van je kunnen of passies kan je dan helpen schilderen, de archieven beheren, subsidies aanvragen, allerhande technische euvels verhelpen. Omwille van mijn achtergrond als boekhouder werd ik al gauw schatbewaarder en verantwoordelijk voor de vertalingen in onze communicatie van het Frans naar het Nederlands. Later werd ik bestuurder, vicevoorzitter en na de driejarige verkiezingen die toen gehouden werden, ben ik tot voorzitter verkozen. Zodoende ben ik al vier jaar de fiere president van de gezellen van Sint Laurentius.
Favoriete Brussels woord?
Goh, dat vind ik nu een moeilijke vraag. Misschien is dat wel ‘En Stoemelings’. Vroeger werd er in de vereniging van de Meyboom wel nog meer Brussels gesproken dan nu. Dat is stilletjesaan aan het verdwijnen. De gemeenschap verandert ook, dus op zich is het wel logisch dat de mensen op veel plekken niks meer met het dialect hebben. Het Brees dialect spreek ik bijvoorbeeld ook niet zelf, maar ik versta het volledig en soms zwier ik er al eens een dialectwoord tussen, met het Brussels is dat voor mij net zo. Gelukkig vinden we wel nog genoeg leden om mee te werken door de naambekendheid van het evenement. Vooral bij de Poepedroegers die hun kinderen al eens meebrengen en laten meedoen. Die komen dan mee tot ze 13-14 jaar zijn en er dan later andere interesses op nahouden in het leven dan Brusselse folklore zoals deze (lacht), maar meestal komen ze 20 jaar later weer terug. We mogen op dat vlak niet klagen.
Kende je Brussel voordien al?
Mijn vader werkte bij L’Oréal, het bedrijf was toen gevestigd aan de Populierenstraat in het centrum. Tijdens het weekend kwamen we wel eens de Brusselse sfeer opsnuiven en deden we aan cultuur of gingen we er iets eten. Als student kwam ik wel eens een oude schoolgenoot opzoeken. Brussel was geen vreemde stad voor mij, ik kende ze wel al min of meer. Voor mijn eerste werkdag, nu alweer 25 jaar geleden, kwam ik quasi toevallig in Brussel terecht en het was meteen liefde op het eerste gezicht, ik ben er nooit meer weggegaan. Ik woonde een aantal jaar in de Rue de Flandre op nummer 35, de buurt was er toen wel anders dan nu. Vroeger kwam daar na elf uur ’s avonds bijna niemand meer buiten, tegenwoordig is het meer en meer een echte uitgaansbuurt met cafés, restaurants en de winkels die erbij kwamen, dat heeft de straat wel ten goede veranderd. De laatste 10 jaar woon ik Jette aan de Place du Miroir, wat me ook goed bevalt! Het is een beetje rustiger maar het heeft zeker zijn charmes. Ik kom er graag in de Gele Poraa waar ze overigens een uitstekende selectie aan bieren hebben en Atelier 340 is ook een echte aanrader. Er is namelijk een grote tuin, waar kleine dieren gehouden worden zoals kippen, die dan op een bepaald moment losgelaten worden. Dat is heel gezellig, vooral met kinderen die er de tijd van hun leven hebben.
Is er een plek die je kan bekoren?
Ik heb een zwak voor sympathieke Brusselse cafés zoals de Poesjenellekelder, Het Goudblommeke in Papier en theater Toone. Vroeger was de Dolle Mol mijn stamcafé, het legendarische rode café op een boogscheut van de Grote Markt. Het was een tijdje gesloten maar is nu weer open. Er blijven nog weinig cafés over met die Brusselse spirit, Au Daringman is er zo eentje met zijn onveranderd interieur, dan wel een ander publiek dan vroeger. En natuurlijk de Laboureur op de hoek van de Lepagestraat en Vlaamsesteenweg met de voormalige legendarische cafébazin en madre familias Thérèse. Ze was een echte Marolienne en het café was een familiezaak. Op een dag kwamen studenten van Sint-Lukas een vechtscène inblikken voor een filmproject. Thérèse was jarig en organiseerde een feest . Haar zoon had de studenten toestemming gegeven maar hij had Thérèse hiervan niet op de hoogte gebracht. . Toen de scène begon kreeg een van de acteurs ook een veeg uit de pan van Thérèse waarna ze moest tegengehouden worden om haar te overtuigen dat het niet echt was (lacht)! Zo zijn er wel meer verhalen van op die hoek te vertellen.
Je woont hier nu al 20 jaar, is er veel veranderd?
Oh ja, in positieve zin! Op veel vlakken zijn ze hier goed bezig. Het autovrij maken van bepaalde zones heeft wel bijgedragen aan de leefbaarheid in de stad. De luchtkwaliteit is nog niet optimaal, maar het is wel al beter dan voorheen, vind ik. Vooral voor mensen zoals ik, die er wonen. Vroeger kwam het veel vaker voor dat we met collega’s na het werk bleven hangen, dat is sterk verminderd omdat sommigen het gewoon niet kennen en dat boezemt hen angst in. Als je zegt dat Brussel niet zo gevaarlijk is als de doorsnee Vlaming vaak denkt, geloven ze je meestal niet. Brussel is een op en top kosmopolitische stad, voor mij is Brussel de enige grootstad in België. Hier wonen mensen met zoveel verschillende nationaliteiten en culturen, er wonen zelfs nog eens zoveel mensen die uit alle uithoeken van België afkomstig zijn. Voor mij is Brussel bovendien een van de weinige plekken waar je zo lekker kwaliteitsvol kan eten voor een heel schappelijke prijs zoals bij Den Boer of Le Marmiton. Er wordt gezegd dat er veel verdwijnt, maar kijk de Meyboom en Ommegang kennen onderhand wel al een hele lange traditie. Er komen ook zoveel nieuwe dingen bij. Zoals de Zinnekeparade, dat is nieuwe folklore. De mensen klagen zo vaak, maar je moet toch ook geen mirakels verwachten. Als je de dingen tijd geeft, veranderen ze meestal ten goede. Als ik dan toch iets zou mogen wensen, dan graag een tram of bus die later rijdt dan 1 uur ’s nachts. Voor een grootstad als Brussel vind ik het toch geen al te beroerd idee om dat openbaar vervoer 24 uur op 24 te laten rijden, zodat iedereen veilig thuis geraakt.
Wat mogen we je wensen voor de toekomst?
Goh, ik ben al zo blij! Soms is het beter de voeten op de grond te houden. Al die onbereikbare dromen, daarvan ga je nooit gelukkig zijn. Het leven is al zo mooi, pluk de dag! Ja, ik weet het, het zijn misschien dooddoeners, maar met klagen en zagen komen we ook nergens. Daarbij, in Brusselzijn er alle dagen morgelijkheden te over om je goed te amuseren en gelukkig te zijn!
De oudste datum die bekend is over de Roskam dateert van 1834 toen het een cabaret dansant was. Dat de Roskam tegenwoordig bekend staat als jazzcafé komt door een van de huidige eigenaars van het café, Rudolf. De passie voor jazz en blues is ontstaan in New Orleans, waar hij toen regelmatig voor zijn werk moest zijn. Toen hij de oude Kafka in 1997 overnam was de keuze om jazz concerten te organiseren snel gemaakt. Zijn schoonbroer Peter Jacquemyn, was de organisator daarvan en dankzij Miel Vanattenhoven, bezieler van Jazz Middelheim en de jazzprogramma’s die hij deed op de toenmalige BRT, raakte het café snel bekend. Bij de start van de Roskam in 2004 organiseerden we samen met Garti Adib jazzconcerten, hij werkte nauw samen met de Brusselse conservatoria. Daarna nam Karen van Schaik het van hem over. Je hoort het bijna niet, maar heel soms zou je kunnen vermoeden dat Karen van Schaik van bij de noorderburen is komen aanwaaien. Het team van café Roskam is maar wat blij dat deze duivel doet al kwam aangespoeld. Al meer dan 10 jaar staat ze er achter de toog en ze verzorgt de muziekprogrammatie van het café. We mogen gerust stellen dat de Roskam niet enkel een van de meest geliefde cafés van de Brusselaars is, maar ook vaak als ware muziektempel fungeert. Dankzij Karen’s relatief laat ontdekte passie voor saxofoon en jazz, belandde ze in België en bij de Roskam. Ze is niet enkel saxofonist en componist, ze tekent, schrijft, ontwerpt meubels en kostuums en houdt zich bezig met grafisch ontwerp. Daarnaast springt ze in de bres voor het klimaat en ijvert ze voor een betere vertegenwoordiging van vrouwen in de muzieksector. Karen moet op tijd weg, want ze heeft nog iets te regelen met een Chinese mast. Nieuwsgierig? Google is je vriend! Dat is stof voor later. Deze keer hebben we het over café Roskam in de Vlaamsesteenweg.
Je bent Nederlandse, hoe ben je in Brussel terechtgekomen?
Als kind was ik altijd al veel aan het tekenen en na de middelbare school besloot ik architectuur te gaan studeren in Delft. Tijdens mijn studie aldaar ontdekte ik op mijn 23e mijn liefde voor saxofoon en jazz. Ik rondde eerst mijn studie in architectuur af en richtte terloops jazzvereniging Groover op, een vereniging voor Delftse studenten die jazz wilden spelen. Op mijn 26e begon ik serieus saxofoon te oefenen met het doel me voor te bereiden op een studie aan het conservatorium. Toen ik een paar jaar later toelatingsexamen wilde gaan doen, gooide de Nederlandse minister van onderwijs roet in het eten. In verband met bezuinigingen werd besloten dat het niet meer mogelijk zou zijn twee bachelorstudies achter elkaar te doen. Mijn droom viel aan duigen, totdat ik ontdekte dat het in het buitenland nog wel kon.
Toen ik Brussel bezocht voor de opendeurdag van het conservatorium, werd ik direct verliefd op de stad. Mijn muzikale avontuur in Brussel was een pad vol obstakels, ik had nog niet zo gek veel saxofoon gespeeld en om in België te studeren én te leven had ik geld nodig. Gelukkig kwam ik al gauw in de Roskam terecht, waar ik me direct heel welkom voelde en waar ik bovendien ook nog kon genieten van jazz concerten.
Nu zoveel jaar later ben ik beroeps-saxofonist en programmator van de concerten in café Roskam en geniet ik van het contact met de klanten als ik -nog altijd met veel plezier- achter de bar sta.
Hoe zou je de Roskam omschrijven?
Het is een gezellig Brussels café waar creativiteit zindert, je vele talen door elkaar hoort spreken en mensen uit verschillende lagen van de bevolking elkaar ontmoeten. Ook de muziek die je er hoort is divers, mijn lieve collega’s maken geweldige playlists, het is een leuke eigenzinnige mix. We staan ook bekend omwille van de concerten die we op zondagavond organiseren. Voor veel mensen is dat niet zo, maar ik vind zondag de leukste avond in de week (lacht)! De focust ligt veelal op jazz. De eerste jaren dat ik er werkte was ik niet echt betrokken bij de organisatie van de concerten, maar sinds een jaar of 5 ben ik verantwoordelijk voor de programmatie. In het begin had ik het gevoel dat ik als jonge vrouw moest opboksen tegen een aantal vooroordelen. Mijn kunnen als programmator werd nogal eens openlijk en schaamteloos in twijfel getrokken. Maar nu 5 jaar later voel ik vooral veel respect vanuit de jazzscene. We werden zelfs door The Guardian genoemd als 1 van 10 beste muziekplekken in Brussel.
“The Roskam bar would be excellent even if merely pouring beer but every Sunday it hosts one of the best (and most adventurous) jazz sessions in Brussels.”
Jammer genoeg sloeg de coronacrisis toe niet lang na de publicatie, dus we hebben niet echt kunnen genieten van deze erkenning. Hopelijk kunnen we over niet al te lange tijd deze zondagavonden weer organiseren! De sfeer op de zondagavonden was echt heel bijzonder. Een ontmoetingsplek voor binnen-en buitenlandse muzikanten, muziekliefhebbers, vele andere creatievelingen uit alle windstreken en natuurlijk onze stamgasten, een prachtige Brusselse meltkroes!
Wat doe je in dagelijks leven?
Ik schrijf en speel muziek voor theater, circus en dans en voor mijn eigen band Anthophila.
Via het Brussels productiehuis voor grootstedelijke muziek MetX kreeg ik carte blanche om muziek te schrijven en te maken. Binnenkort meer daarover. Ook begon ik onlangs een samenwerking met trapeze-artiest Suzon Gheur. Ik ben bezig muziek te schrijven voor haar prachtige en persoonlijke show “TearAway.”
Verder speel ik bij het Ravno Collectief, een collectief van muzikanten en acrobaten van circusgezelschap Be Flat. Ik maakte muziek voor Dooshoofd, een muzikaal theaterstuk uit 2017-2018 gebaseerd op de gedichten van acteur en dichter Kevin Bellemans. Mijn eigen vijfkoppige band heet Anthophila, dat is latijn voor de orde van de bijen. Dit is een verwijzing naar mijn begaanheid met de natuur en zorgen over het milieu, die ik van kinds af aan al heb. Verder bouw ik mijn muzikale carrière verder uit. Dankzij de lockdown heb ik heel wat kunnen doen, een website maken bijvoorbeeld waarin ik al mijn bezigheden en passies bundel. Vorig jaar in mei, organiseerde/ speelde en dirigeerde ik een participatief concert in mijn straat, waarbij muzikanten vanaf hun balkons speelden en buren meespeelden, zongen en klapten. De reacties van het publiek waren hartverwarmend. Het was prachtig om te zien hoe de mensen bij dit concert zich “verbonden voelden op afstand” tijdens de eerste lockdown.
Ik heb per ongeluk “een hitje geschreven” met mijn ironisch liefdeslied en strijdlied aan/tegen corona ‘La Vie en Pause’, op de melodie van Edith Piaf’s “La Vie en Rose.” Het werd in januari 2021 opgenomen met het orkest “Ricciotti Ensemble” en Ellen Ten Damme, een bekende zangeres uit Nederland. Dat heeft onverwacht veel mensen bereikt op deze manier.
Heb je de wijk zien veranderen in die tien jaar dat je in Roskam werkt?
Er zijn veel ketens bijgekomen de laatste jaren, omdat zij erin slagen de huur te betalen, wat voor veel kleine ondernemers helaas steeds moeilijker wordt. Dat vind ik erg jammer. Natuurlijk is de wijk er beter aan toe dan pakweg 20 jaar geleden, toen was de Vlaamsesteenweg een grijze, grauwe straat met veel drugsverslaafden. Nu zijn er veel hippe winkels, restaurantjes en cafés. Het leuke is dat de buurt net buiten de toeristische zone ligt, de toeristen die toch tot hier komen zijn vaak diegenen die de meeste moeite toe doen om de stad te leren kennen.
Het is zeker positief dat het zoveel verbeterd is tegenover vroeger, maar het wordt wel een beetje “bobo” en door de ketens blijft er weinig over van de ziel hier.
In het huidige gebouw waar nu Kumiko gevestigd is in de Aalststraat, had je een jazzclub ‘Bravo.’ Dat was een bruisende muziekplek met interessante muziek uit binnen-en buitenland. Helaas is deze club na zo’n 3 jaar gestopt. Een groot verlies voor de Brusselse jazzscene, en helaas een trend die zich elders ook voordoet.
De plekken die leuk zijn om aan te doen, verleggen zich naar elders. Zoals bijvoorbeeld naar Anderlecht, waar je nu bijvoorbeeld Werkplaats Walter, Volta en TicTac art centre hebt. Qua plekken waar je muziek kan luisteren die live gebracht wordt, heerst er wel een schaarste tegenwoordig. Dat heeft te maken met de regels die steeds ingewikkelder worden en de vergunningen voor live muziek die steeds duurder en talrijker worden. Het is als klein café gewoon niet meer te bolwerken.
Maar artiesten of muzikanten hebben zulke plaatsen nodig om hun muziek uit te brengen en te testen bij een live publiek, alvorens ze de grotere podia, festivals en zalen aandoen. Vandaar dat er zoveel waardering is van muzikanten voor de Roskam, omdat hen dat platform kan aanbieden.
Wat is je favoriete plek in Brussel?
Het klinkt misschien voor de hand liggend, maar het eerste dat in me opkomt is de Roskam. De muziek is er top, de concerten worden er enorm gewaardeerd. Daarnaast is de wijn er goed. Het kan soms nogal tricky zijn om op café in de wijn te vliegen met vaak een enorme kater als gevolg, maar hier weet ik dat ik blind kan vertrouwen op de kwaliteit van de wijnen. Uiteraard ben ik ook gewoon ontzettend dankbaar voor deze plek. Dankzij mijn werk hier heb ik van mijn passie mijn beroep kunnen maken en mijn studies en leven rond gekregen. Ruud heeft me de kans en het vertrouwen gegeven om de muziekprogrammatie voor mijn rekening te nemen. En Leentje hield bij het maken van de planning van het personeel altijd veel rekening met mijn lessenrooster zodat ik niet veel hoefde te missen op het conservatorium. Ze is ook altijd mijn steun en toeverlaat geweest. Mijn ouders waren immers vooreerst nogal sceptisch over mijn muzikaal Belgisch avontuur en dan was het leuk dat ik kon thuiskomen in de Roskam. Mijn collega’s werden een beetje familie. Maar als ik even nadenk over een paar plekken die ik de moeite vind, kom ik al snel uit bij Werkplaats Walter in Anderlecht. Een enorm creatieve plek waar hele interessante bands komen spelen. Zij organiseren concerten in een meer experimentele muzieksfeer, waaronder ook jazz in combinatie met beelden kunsten. In Sint Gilles zit Les Ateliers Claus, dat is een plek waar ik ook fantastische concerten bijgewoond heb, bijvoorbeeld van Sun Ra Arkestra en ICP (Instant Composers Pool), echt een aanrader!
Heb je iets met Brussels of een ander dialect?
Oorspronkelijk kom ik uit Eindhoven waar men met een zachte ‘r’ en ‘g’ spreekt, maar mijn accent is nogal kameleontisch. Toen ik in Delft studeerde zei mijn moeder wel eens gepikeerd ‘proat es normoal!’ als ik dan eens naar huis kwam en dan ineens met een volwaardig randstedelijk accent bleek te spreken.
Ik houd van het Brussels, het is zo’n bonte mengeling van Nederlands en Frans, waardoor het soms klinkt als beide (lacht). De voormalige baas van de Roskam is een rasechte Brusselaar, ik moet toegeven dat ik vaak niet helemaal mee ben met wat hij uitkraamt, maar laatst noemde hij zichzelf een ’nen ouwe zievereir’. ‘À l’aise’ vind ik ook een leuke uitdrukking, ook als is dat een beetje verbasterd Brussels. Maar het geeft goed de mentaliteit van de Brusselaars weer. Als je jezelf kan zijn is het vaak het leukst, dan kan je hier echt oprechte gesprekken voeren waarbij je niets te bewijzen hebt, dat vind ik zo geweldig aan Brussel. Uiteraard ben ik een grote fan van de meertaligheid hier, de cafégangers van de Roskam switchen soms in het midden van een gesprek of een zin van taal en niemand die daar vreemd van opkijkt, iedereen gaat daar gewoon in mee. Je merkt het dat wanneer mensen hier pas komen wonen, ze het soms moeilijk hebben met die talencaroussel. Voor een Brusselaar is dat zo’n beetje zijn tweede natuur.
Wat zou je droom zijn voor Brussel?
Brussel is eigenlijk een fantastische stad om in te wonen. Alleen zo jammer dat er zoveel luchtvervuiling is. Voor je gezondheid kun je onderhand beter op ‘den buiten wonen’ en een pakje sigaretten per dag roken dan niet-roker in Brussel zijn. Voor mij mogen de auto’s eruit (lacht).! Met de fiets en het openbaar vervoer kom je overal, vaak ben je met de auto langer onderweg voor eenzelfde traject. Ik ben dan ook heel blij met de aanleg van meer en meer fietspaden. Het valt echt op dat er meer mensen op de fiets zitten dan pakweg 10 jaar geleden, dat vind ik een goede evolutie.
Wat wil je zelf nog graag bereiken?
Ik hoop binnen afzienbare tijd van mijn muziek en andere creatieve activiteiten te kunnen leven. Ik wil vooral mensen verbinden met muziek en daarmee ook de verschillende culturen die hier samenleven dichter bij elkaar brengen. Door de coronacrisis is de wereld er niet bepaald liever op geworden, daarom vind ik het zo ontzettend belangrijk om mensen nog meer te verbinden, laten communiceren en ervoor te zorgen dat er wederzijds respect is tegenover elkaar. Als dat kan met muziek, dan graag! Het zou ook fijn zijn een voorbeeld te zijn voor de toekomstige generatie vrouwelijke instrumentalisten, zodat ze geen eenzame weg hoeven af te leggen om de erkenning te krijgen die ze sowieso verdienen. Muziek oordeelt niet, gelukkig!
Meer over Roskam lees je hier:
En hier:
Meer over Karen:
Brusseleir! en Stampix slaan de handen in mekaar! Wa d’es da Stampix?! Awel, dat is een Belgisch bedrijf dat foto’s sneller, makkelijker en volledig gratis voor jou print. En oe macheit da dan? Jij maakt een toffe foto of selfie die je wil bewaren, op je koelkast hangen of doorsturen naar vrienden en familie. Of je wil graag je liefde voor Brussel of je bezoek hier vereeuwigen op een toffe foto-postkaartje en de wereld in sturen?
Installeer de Stampix App op je smartphone, maak die ene foto(reeks) en krijgt de prints binnen de 2 weken afgedrukt in je brievenbus. Voor jezelf of om op te sturen!
Dankzij Stampix kan jij 5 leuke foto’s van jouw kameroêde of topmoment gratis printen voorzien van een Brusselse uitdrukking uit de !
Alles op een rijtje:
Installeer de app via :
https://stampix.com/download?utm_source=PSHIP%20Brusseleir&utm_medium=Mail%2Bsocial
en geef de code PARBRUSSELEIR in! Veel plezier!
PS: deze code is enkel geldig voor een eerste bestelling en 5 classic prints met een Brusselse touch in de Stampix App.
Brussel als Bierparadijs op smaak gebdacht door Johan Verminnen
Brussel is altijd een bierstad geweest. Hoewel de 120 ambachtelijke brouwerijen die Brussel historisch rijk was een 30-tal jaar geleden haast allen verdwenen, leeft de Brusselse biercultuur sinds enkele jaren weer stevig op dankzij talrijke nieuwe initiatieven van lokale ondernemers en microbrouwerijen. En waar het bier vloeit bruist den Brusseleir! De volgende maanden laten we jullie kennismaken met enkele verborgen pareltjes in de originele proefpakketten van de Brusseleir! Beer Box. In samenwerking met www.mybeerbox.be lanceert Brusseleir! enkele originele bier boxen waarin je een mélange van Brusselse brouwerijen en hun bieren kan ontdekken. Geassembleerd naar de smaak van enkele gerenommeerde Brusselaars.
De eerste versie van de Brusseleir! Beer Box werd voorgeproefd en geselcteerd door niemand minder dan onze voorzitter Johan Verminnen. Subtiel, verfrissend en toegankelijk wordt het een ware zomermélange om vrienden mee te verrassen of zelf van te genieten.
Er is keuze uit een selectie van 4 verfrissende bieren met een Saison d’Union, een Brussels IPA, een Zenne Pils en een Gansbeek Blond. Daarnaast kan je ook voor een box opteren met 6 biertjes waarbij er nog twee aperitiefbieren aan toegevoegd worden zoals de Rosé de Gambrinus en Chike Mademoiselle voor een langgerekt smaakpapillenfeest.
Deze unieke bierboxen zijn mits afhaling te koop mits via onze shop in Et Oeis van ’t Brussels, Vlaamsesteenweg 98 te 1000 Brussel.
https://www.brusseleir.eu/magazaain/categorie/bierbox/
Of via My Beerbox met thuislevering
Bijzonder vereerd was hij om ons Ketsje van de Moind te zijn en dat als Limburger dan nog! Piet werkt als communicatieverantwoordelijke bij Muntpunt en zij geven er de 11de juli ter ere van de Vlaamse Feestdag een serieuze lap op, waarbij je al dan niet je dansbenen kan bovenhalen. Ondanks de maatregelen is er een serieus omvangrijk, interessant en verrassend programma in elkaar gestoken waarin Brussel de hoofdrol speelt, hoe kan het ook anders. Neem zeker een kijkje op www.brusseldanst.be en reserveer zo snel mogelijk een activiteit die jouw voorkeur wegdraagt, want het gaat daar hard. Piet ook, want hij coördineert dit prachtige event met deze indrukwekkende programmatie om iedereen goesting in (‘t) Brussel(s) te doen krijgen. Straf voor een Bilzenaar, maar des te meer Ketsje in hart en nieren en zeker niet getemd! Allez, en avant la musique!
Wat doe je in het dagelijks leven?
Sinds september 2020 ben ik verantwoordelijke voor marketing en communicatie bij Muntpunt, de stadsbibliotheek, infopunt en zoveel meer op het Muntplein. Op 11 juli organiseren we Brussel Danst, beter bekend als de 11 juli-viering of Vlaamse Feestdag. De coronacrisis laat jammer nog steeds niet toe dat er op grote schaal gefeest en gedanst wordt, zoals voordien met de vaste afspraak op de Grote Markt, toch is er voor de gelegenheid hard gewerkt aan een boeiend programma. Tijdens deze editie nodigen we iedereen uit om verschillende Brusselse wijken en hun trekpleisters te (her)ontdekken in Vorst, Anderlecht, Elsene, Brussel Centrum en Koekelberg door middel van wandelingen of ontdekkingstochten, maar ook voorstellingen in samenwerking met een aantal partners zoals KVS, Kaaitheater, en Beurschouwburg. Het programma is heel gevarieerd, met een heleboel activiteiten voor jong en oud. Johan Verminnen wordt ook nog eens extra in de bloemetjes gezet naar aanleiding van zijn zeventig lentes, dit in de Spiegelzaal van het Brussels Parlement waarbij hij terugblikt op een rijke carrière. Schakel op 11 juli zeker over naar de Radio 2 app als je hier niets van wil missen. Traditiegetrouw strijkt Radio 2 ook neer op de prachtige Grote Markt. Van daar brengen ze met de Bene Bene 100, de 100 mooiste liedjes, hits en klassiekers van eigen bodem. Rond Muntpunt vind je Leesstraat Feeststraat waar je terecht kan voor een coronaproof familieprogramma met allerlei acts en activiteiten. Bruzz is met de Bruzzbus ook van de partij en in het Warandepark geeft het Youth Orchestra Flanders het beste van zichzelf. Dit is slechts een tipje van de sluier uiteraard. Het volledige programma en meer info kan je lezen via de website van Brussel Danst (www.brusseldanst.be).
Het Brussels mag ook niet ontbreken in de programmatie?
Ik ken Geert Dehaes (Algemeen Directeur Brusseleir nvdr) al heel lang van bij Bruzz, het toenmalige Fm Brussel, dat natuurlijk nauw verweven is met het Brusselse socio-culturele leven waar we elkaar regelmatig tegen het lijf liepen. Los daarvan is het logisch om het Brussels als dialect bij de Vlaamse Feestdag te betrekken. In de toekomst en de komende jaren of edities gaan we zeker bekijken of we nog meer aandacht aan het Brussels kunnen besteden en de bezoekers laten zien wat hier daarrond leeft. Het valt op dat de huidige activiteiten rond het Brussels snel volzet zijn, wat maakt dat mensen het zeker kunnen smaken en dat het er zeker bij hoort in onze programmatie.
Zelf kom je uit het verre Bilzen?
Ik heb mijn hart hier al vrij jong verloren toen ik jaren geleden naar de concerten van de VK kwam afgezakt en nadien de stad beter leerde kennen. Mijn studies vatte ik aan de VUB aan en ik was meteen verknocht aan deze mooie, grootse, steeds veranderende en verrassende stad, waardoor ik hier ben blijven plakken zeg maar. Het verandert hier nu nóg sneller heb ik de indruk, nu ik ondertussen toch al 25 jaar in deze stad vertoef, en het wàs al zo plezant. Iedereen die hier twee dagen is, is in feite een Brusselaar (lacht). Vijf jaar geleden begon zo goed als alles hier nog vanuit een Nederlandstalig of Franstalig netwerk, nu loopt dat allemaal veel meer in elkaar over. Er zijn uit alle kanten en hoeken, talen en culturen mooie en boeiende initiatieven ontstaan op vele plekken in het centrum, en ook elders in de stad. Het is een rijk palet waar ook de jongeren een groot aandeel in hebben, het gonst werkelijk van de creativiteit hier.
Spreek je zelf soms dialect?
Zelf spreek ik geen dialect, eerder een soort tussentaal. Mijn vader is afkomstig uit Antwerpen en mijn moeder uit Limburg, waar we opgroeiden. Daardoor ken ik wel enkele typische Antwerpse woorden zoals ne reizaf (glijbaan) of een bolleke (snoepje) en kan ik uitpakken met pakweg de twee grootste clichématige standaardzinnen in het Limburgs, maar spreken doe ik het jammer genoeg niet. Natuurlijk blijft mijn accent mijn herkomst verraden, ik ben overal ‘de Limburger’ gebleven, met veel plezier, en altijd een beetje fier trouwens (lacht). Ik ga nog altijd graag terug naar Limburg, al gebeurt dat te weinig. Bij mijn kinderen ontwaar ik nu een Brussels accentje, dat is plezant om horen. Het valt op wanneer we samenkomen met de familie, die voornamelijk uit Limburg, Leuven en Brussel komt, dat er een vrolijke mikmak aan tussentaal ontstaat.
En het Brussels?
Dat is oprecht het schoonste dialect dat er bestaat! Als taal op zich, maar ook omwille van wat erachter zit, de ingesteldheid die ermee gepaard gaat. Brusselaars kunnen heel direct zijn, zonder iemand te kwetsen, omdat er altijd een goede scheut humor en relativering in zit. Het maakt dat je kan zeggen waar het op staat, maar het ‘passeert’ wel op de een of ander manier, zodat het door de ander aanvaard wordt. Het getuigt van een bepaalde manier van leven en filosofie die relativeert, oprecht én mooi is. Ik moet er vaak spontaan bij lachen! Hoe plezant moet het niet zijn als je het dan ook nog eens kan spreken! Door in het verleden met Toots Thielemans samen te werken is me dit nog duidelijker geworden. Er zat zo veel Brussel in Toots, hij was een ratatouille zoals hij zelf zei. Toots ademde veeleer Brussel dan dat hij Brussels sprak. Hij had echt diezelfde levendige en oprechte spirit. Altijd positief, goedgezind en klaar voor een grapje.
Je hebt ooit de eer gehad met Toots te mogen samenwerken?
In het kader van zijn negentigste verjaardag, in samenwerking met Veerle Van de Poel, zijn manager, Toots zelf en zijn fantastische weduwe Huguette. Toots straalde echt Brussel uit. Hij groeide op in de Marollen en in Molenbeek, trok zijn plan, sprak alle talen die nodig waren, nog het liefst die van de muziek, op alle mogelijke instrumenten. Iedereen kent Toots van de mondharmonica, maar hij is lange tijd één van de beste gitaristen van Amerika geweest. Het instrument maakte hem niet uit, muziek was zijn manier van communiceren, van praten, mensen een goed gevoel geven, en liefst iedereen. Zo heeft hij de wereld op een Brusselse manier, op zijn manier, een beetje veroverd. Hij was bovenal een schone mens, die veel anderen waaronder ook muzikanten inspireerde.
Wat gaat er volgend jaar gebeuren?
2022 wordt opnieuw een feestjaar, omdat hij 100 zou geworden zijn. Op 22 april 2022 start er een expo in de KBR en op zijn verjaardag, op 29 april 2022 komt er een groots verjaardagsconcert in en met Bozar. Daarnaast zijn er tal van samenwerkingen met verschillende Brusselse partners, organisaties en evenementen, zodat ieder op zijn eigen passende manier Toots 100 kan vieren (meer info op www.toots100.be). Zelf ben ik geen grote jazzkenner, en er zijn heel veel mensen die Toots beter gekend hebben dan ik, maar ik ben zo ontzettend dankbaar dat ik dit mag doen. Niet alles dat er volgend jaar georganiseerd of gebracht zal worden moet van superkwaliteit zijn, integendeel. Het punt is om iets in de geest van Toots te doen. Hij bleef altijd geïnteresseerd in nieuwe muziek, vernieuwing, en samenwerkingen met jonge muzikanten. Het is vooral fijn wanneer mensen geïnspireerd zijn door zijn muziek, zijn persoonlijkheid of verhaal en daar hun eigen ding mee doen. Daar zou hij zéker achter gestaan hebben, dat heeft hij altijd gestimuleerd.
Waar vertoef je het liefst in de stad?
Zou het de Vlaamse Poort heten? Ik denk het wel, daar bij Bjarke op de hoek, het terras van de gezellige Bar du Canal aan het einde van de Dansaertstraat. Ik woonde en werkte er tot tien jaar geleden toen ik er nog, samen met Dries Heyman, een communicatiebureau (Wow Communication) had. Daar gezeten heb je een goed overzicht op het krioelen van auto’s, fietsers, voetgangers met het kanaal in de achtergrond. De hele wereld passeerde er quasi langs je voeten, en nog steeds. Waarbij de ene passant al meer de aandacht trekt dan de andere door de dingen die ze meesjouwen of de taal die ze spreken. Dan vraag je je af, waar gaan die daarmee naartoe en van waar komen ze ermee? Het is een kruispunt, als etalage van het kruispunt dat Brussel is. Je kan er rustig de Brusselse wirwar overschouwen en ter plekke een wereld verzinnen en dat met één van de vele fantastische Brusselse biertjes in je hand. Schoon toch. Dat is ook zo plezant, hoe er opnieuw steeds meer in de stad zelf gebrouwen wordt. Niet enkel voor het bier zelf, maar ook voor de context die dit creëert, de mooie plekken en verhalen die mensen samenbrengen.
Sinds een tijdje stak je het kanaal over?
Klopt, sinds het laatste decennium woon ik in Molenbeek en ik woon er heel graag! Na de aanslagen viel het op hoeveel mensen zeiden: ‘he, ik woon ook in Molenbeek’, voordien wist je dat wel, was er nog minder contact ook. Dat leek ook minder nodig, het centrum is vlakbij. Maar er zijn dringend meer fijne plekken nodig om af te spreken, die komen wel, het publiek is er al. De mix is hier zo interessant! Velen weten niet dat het gemeenteplein van Molenbeek een van de mooiste van Brussel is en in vogelvlucht misschien 1 kilometer van de Beurs ligt. Daar zit nog enorm veel potentieel. De jeugd komt ook meer en meer bovendrijven. Ze hebben goesting om iets op de te bouwen, uit de grond te stampen en die vibe voel je! De wijk wordt jonger en diverser, ik ouder (lacht). Het is in feite een unieke trend met een dynamiek die je nergens anders vindt. Er zijn opvallend meer fietsers en joggers, iets waar er 5 jaar geleden nog raar van opgekeken werd. Het heeft lang geduurd, het gaat traag, maar ik heb de indruk dat er In Molenbeek iets aan het gebeuren is nu we toch stilletjes aan terugkeren naar een normaler openbaar leven. Brussel groeit trouwens in het algemeen op zo’n mooie, interessante manier dat ik het fantastisch vind om er deel van te mogen uitmaken. Het kan mij écht gelukkig maken me daar bewust van te zijn, een getuige en deelnemer van te mogen zijn. Het is uiteraard niet allemaal positief, door de crisis is er nog meer armoede bijgekomen en hebben veel mensen het nog moeilijker om hier te overleven. Desondanks brengt Brussel mensen op een rare manier dichter bij elkaar en dwingt ze hen zichzelf te zijn, ik kan niet benadrukken hoe bijzonder dat is, hoe belangrijk het is dat men dat beseft, koestert én er mee aan de slag gaat. We mogen niet nalaten daar mee bezig te zijn.
Kan je een favoriet Brussels woord kiezen?
Goh, ik zou niet kúnnen kiezen voor 1 woord of uitdrukking, ze zijn immers allemaal zo mooi in hun beeldspraak en waar het voor staat. Er zal er wel 1 de mooiste zijn. Ik opteer voor de besluitloosheid, ik kies ervoor om niet te kiezen (lacht).
Wat kan er beter in Brussel?
Er kan heel veel, véél beter. Maar zoals ik al zei is hier zoveel aan het verschuiven en gebeuren, we mogen af en toe ook eens stilstaan bij de rijkdom daarvan, bij hoe goed en interessant het nu is. Hoe complex en hoe groot de uitdagingen die hier dagelijks op tafel liggen ook zijn, we moeten het potentieel dat er nú al in zit ten volle ter harte nemen en naar boven halen. We hebben nog niet eens de helft gezien van de kracht en het kunnen van de jongere garde hier. Het behoort deels tot mijn job deze Brusselse capaciteiten te laten zien, ervaren. Het beeld dat mensen van Brussel hebben strookt niet met deze realiteit. Het gaat erom een manier te vinden om te vertellen wat hier is, want het ís er. We moeten de jeugd ondersteunen en er oprecht aandacht voor hebben, die diversiteit en de ongelooflijke rijkdom nog beter in kaart brengen en uitdragen. Er zijn zoveel Brusselse jongeren echt goed bezig met waanzinnig originele projecten die ze op andere plaatsen in de wereld al kennen en hier kent niemand hen. Dat moet veranderen. Het is essentieel om de Brusselse inhoud te erkennen en hiervan te leren, waardoor de stad ons gezamenlijk kan verrijken, in plaats van ieder afzonderlijk. Ook buiten Brussel. Hoog tijd is het, om eruit te halen wat erin zit en iedereen hier kennis mee te laten maken!
Is er nog iets dat je zelf graag wil bereiken?
Als Limburger Ketsje van de Moind worden, ik geloof dat ik dan wel alles bereikt hebt wat ik ooit voor mogelijk achtte. Het maakt alleszins mijn jaar al goed (lacht!). Ik wil mensen blijven verrassen met Brussel, het fijne is dat je daar bij wijze van spreken bijna niets voor hoeft te doen, je hoeft er niks voor uit te vinden, het is er. Komen kijken en het willen zien. Het is echt enorm plezant om zoiets te mogen doen en over te brengen. Als we hier de Brusselse jeugd nóg meer bij betrekken en hen leren begrijpen, zal ik echt content zijn!
Filip Jans is gepokt en gemazeld of beter gerookt en gemarineerd in de dranken- en tabaksindustrie, fan van het eerste uur van het nieuwe hoofdstuk in het Brusseleir!-verhaal en sterkhouder in de buurt met café Monk. We kunnen er niet om heen, bij Monk denk je meteen aan spaghetti want de hunnen is den beste of een plankske mè een beke van alles met daarbij een lekker drankje dat van over de hele wereld kan komen. Tegenwoordig kan je nog altijd bij Monk terecht via hun Take Away- service voor de befaamde bolo/gnèse/naise, al dan niet met een signatuursaus van een bekende chef of buur. Op naar 1 mei om het bruisende café weer in al zijn glorie te kunnen beleven met zicht op de Noordzee!
Hoe komt een Kempense Leuvenaar in Brussel terecht?
Ik studeerde Toegepaste Economie in Leuven. Mijn eerste job bij Philip Morris bracht mij eind jaren negentig naar Brussel, het was liefde op het eerste gezicht en dé manier om de stad beter te leren kennen. Brussel was groots en volop aan het evolueren. De Ancienne Belgique was dicht, de Beursschouwburg kende haar hoogtepunt, alle evenementen werden elders georganiseerd zoals bijvoorbeeld in de VK, waar ik Moloko zag. Na een omzwerving in Leuven waar ik een restaurant startte en een korte internationale marketingcarrière in de sterke dranken -en tabaksindustrie ben ik in Brussel blijven hangen, onder meer door het Monk café van de ondergang te redden.
Wat voor plek is Monk volgens jou?
De naam komt van Thelonious Sphere Monk , een Amerikaanse jazzpianist. De piano stond er altijd al, we hebben hem met veel liefde gerestaureerd en een centrale plak gegeven. Het was een voornamelijk Vlaams lokaal café, een bruin café zoals ze zeggen. Maar het miste dynamiek. Het café heeft een prachtig interieur maar dat kwam niet tot zijn recht. De ruimte achteraan waar je nu spaghetti kan eten was de stockageruimte van het leeggoed, zonde. Toen ik de zaak overnam wilde ik een meer internationale kaart trekken en tegelijk het bruine karakter bewaren, het publiek dat bij ons langskomt is van alle allooi: kunstenaars, studenten, oudere mensen, mensen uit de buurt. Het is fijn om het ritme van het café te zien doorheen de dag. Rond 11u komt de oudere garde een koffietje drinken, sommigen maken er zelfs een wekelijkse uitstap van waarbij ze van in de ‘Vlaanders’ naar de hoofdstad trekken, de Bourgondiërs genieten van een wijntje. Tegen de middag komt de werkende mens voor een pistolet of spaghetti en later de kunstenaars, muzikanten, hier en daar zakenmensen en schrijvers. Het valt me op dat hier veel geschreven wordt. Er komt bovendien geregeld iemand langs om te werken op een oude tikmachine. Dan volgt het uur van de apero onder collega’s, een beetje het publiek van ’s middags, vervolgens verjongt het volk enigszins en komen de mensen uit de buurt bij ons toeven. We zijn een groot team van bijna 30 mensen soms, het is een puzzel om 7 op 7 open te zijn vanaf 11 uur, soms tot diep in de nacht, en alles te doen draaien, maar dat lukt wonderwel heel vaak. We zetten ook in op cultuur en muziek in het café. Zo zijn er concerten en maak ik plaats vrij voor bijvoorbeeld de riso prints van Axel Pixel die een riso drukkerij heeft, verderop in de Vlaamsesteenweg (Chez Rosi, nvdr). Ik zie een samenwerking tussen Axel en Brusseleir! eigenlijk volledig zitten. Zijn tekenstijl en kleurgebruik geven echt zeer goed de Brusselse sfeer weer, in combinatie met Brusselse zwans zit daar vast muziek in.
Waarom spaghetti? And how to eat spaghetti?
Bij Monk zijn we de helden die van spaghetti iets typisch Belgisch gemaakt hebben. Natuurlijk was er een praktische keuze mee gemoeid, ik wilde iets aanbieden in het tien à elf euro segment én het moest een gerecht zijn dat ik alleen kon beheersen, spaghetti is ook wel iets dat bij een café aansluit. Het was een uitdaging om bij dat concept te blijven en de motivatie aan de dag te leggen om er te blijven voor kiezen. Mensen verklaarden me gek en na een mindere dag dacht ik wel eens of ik niet beter stoofvlees aan de kaart zou toevoegen. Maar kijk, de mijne is den beste en ik ben er blijven in geloven. Ik hoop dat mensen bij spaghetti aan Monk denken. Er schuilt ook een kracht in het aanbieden van slechts 1 gerecht. Wanneer iedereen hetzelfde eet creëer je een soort van gezellige samenhorigheid. Op die manier is er aandacht voor de vriendschap, een plat moet voor mij verbinden en geen doel zijn op zich. Het sociale aspect is in feite niet te onderschatten. Ik hou bijvoorbeeld daarom zo van de Spaanse eetcultuur, die draait eveneens om verbondenheid. Dat is het allerbelangrijkste.
Wat vind je van de wijk?
Ik ben hier eindelijk Brusseleir geworden denk ik, daarmee bedoel ik dat ik geleerd heb om op een quasi ironische manier met deze stad om te gaan. Ze wordt op een vreemde manier bestuurd, alles is zeer gefragmenteerd waardoor het nogal vierkant draait. Tegelijk zorgt dit ervoor dat je hier dingen tegenkomt die je elders niet ziet. Ik zie dat ook bij mijn kinderen, de wijde wereld ligt hier aan hun voeten, op een andere manier dan in pakweg het provinciestadje Leuven. Ze springen op de metro en gaan op avontuur, er gebeurt altijd wel iets. Daarom dat Brusselaars vaak het positieve ervan proberen inzien, grotendeels om te vermijden dat ze verzinken in frustratie en woede. De Dansaertwijk en het Katelijneplein is een fijne, toegankelijke buurt, al is het jammer dat de stad en haar beleid vooral de toeristische kaart trekt, wat de plaatselijke economie niet ten goede komt. De kleinere restaurants en lokale handelaars trekken weg omdat ze de torenhoge huurprijzen niet langer kunnen betalen en noodgedwongen moeten wijken voor grote ketens. Het zit hier nog, het karakteristieke van weleer, maar het is meer naar de ondergrond verschoven.
Sinds vorige zomer heeft Brusseleir haar kantoor in de wijk, hoe sta je daar tegenover?
Dat vind ik fantastisch, het is echt een goed initiatief geweest naar deze locatie in de Vlaamsesteenweg te trekken. Het is een interessant gegeven, vooral voor de Belg als toerist in eigen land, de buurt is immers ook gekend onder Belgen. Het hele gebeuren leunt aan bij de Vlaamse identiteit die de stad in zich heeft. Dat dit daarenboven toevallig kan in de Vlaamsesteenweg is mooi meegenomen. Uiteraard gaat het om erfgoed dat beschermd moet worden, het is tof en fijn dat een organisatie hierover waakt. Als we deze coronacrisis het hoofd kunnen bieden wil ik graag meer in het Brussels communiceren. En zoals ik eerder al aanhaalde, eventueel met Axel Pixel en Brusseleir! een Brusselse samenwerking op poten zetten, volledig volgens de filosofie van de stad vol ironie: niet perfect maar toch mooi!
Geen mens blijer dan Valérie De Ketelaere bij de heropening van de horeca, met de terrassen van haar favoriete plekjes om de innerlijke mens te versterken. Haar Brussel mocht weer een beetje léven. De stad is bovendien Valérie’s werkterrein of speeltuin zo u wil. Met Bazaar Trottoir, een exclusief venster op het soms – op het eerste gezicht -moeilijke Brussel, laat ze je Brussel echt beleven wat er leeft in de stad. Dat doet ze met een hele bazaar aan toffe wandelingen, elk met hun eigen karakter, die je Brussel op een authentieke manier willen laten zien. Het échte Brussel, door de ogen van mensen die houden van de stad. Er is keuze te over in den Bazaar qua thema’s, zoals GRL PWR, bier, Street Art en duurzame ondernemingen,… zowel voor families, groepen én bedrijven. In ’t echt of digitaal met Botje. Ben je onderhand nieuwsgierig geworden naar Bazaar Trottoir en wil je weten wie Botje is? Volg de Gids!
Ben je uit Brussel afkomstig?
Ik kom uit West-Vlaanderen, meer bepaald uit Kortrijk. Het frappante is dat ik niet naar Brussel mocht komen om te studeren, wegens te gevaarlijk. Dus heb ik eerst communicatie met optie journalistiek gestudeerd in Kortrijk, wat vooral een praktische opleiding was. Daar leerde ik dat esthetiek of de vorm van een artikel er ook toe doet, je maakt immers kans op meer lezers als iets er ook mooi uitziet. Toch miste ik een theoretische omkadering en besloot ik rond mijn 20ste naar Brussel te verhuizen om er communicatiewetenschappen te studeren aan de Vrije Universiteit Brussel. Kortrijk was me overigens wat te saai, te klein en te eng geworden. Ik hunkerde naar de wereld, het buitenland lonkte, maar ik dacht dat Brussel in tussentijd wel een goede tussenstop zou zijn op weg naar het grote avontuur. Uiteindelijk ben ik er gebleven en nooit meer weg gegaan. Om mijn studies te financieren ging ik aan de slag in een callcenter in Diegem. Dankzij mijn collega’s daar leerde ik Brussel kennen en ontdekken door bezoekjes aan Monk Café bijvoorbeeld. Ik richtte er zelfs een zaalvoetbalclub op voor vrouwen die als de ‘Las Monkitas’ het beste van zichzelf gaven. Na 9 maanden in het callcenter werkte ik me op tot teammanager. Er was vrij veel variatie en ik kon er me verrijken met verschillende projecten en het volgen van opleidingen. Uiteindelijk vond ik dat ik mijn Frans wat moest bijschaven en ging ik aan de slag in Charleroi. Tegelijkertijd gidste ik bij Vizit in Brussel om er hier nadien fulltime voor te gaan. Ik verzorgde de website, bedacht en maakte nieuwe wandelingen in Brussel, gidste ook in Antwerpen en Bergen en regelde alles voor de wandelingen in de hoofdstad. Maar ik miste het commerciële aspect en ben dan teruggekeerd naar een job in die branche, bij Accent. Zo’n HR-functie lag me ook wel goed door het contact en gesprekken met mensen.
Hoe kwam het Bazaar-trottoir verhaal tot stand? En van waar die originele naam?
Goh, ik wist op een bepaald moment niet goed wat ik wilde doen. Wie mijn CV bekijkt, merkt al gauw dat ik van vele markten thuis ben en dat ik heel wat dingen ondernomen heb in mijn loopbaan totnogtoe. Ik werkte in de IT, rekrutering – en digital marketingwereld en in bijberoep werkte ik als Mamzel als ambassadrice van deze conceptwinkel met hebbedingen en cadeautjes die een verhaal vertelden. Ik speelde met het idee om een webshop te starten die focust op het duurzaam aspect. Bewust duurzaam leven, hoe doe je dat? Het was een zoektocht. Gelukkig kon ik terecht bij Job Yourself. JobYourself richt zich tot mensen uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die een eigen job willen creëren en die ondersteuning zoeken om dit te realiseren. Met andere woorden, ze helpen mensen met ideeën en ondernemingszin om hun eigen job te creëren. Daar heb ik de liefde voor het gidsen herontdekt en besloten hiermee aan de slag te gaan. Dat was het begin van het verhaal van Bazaar Trottoir.
Bazaar heb ik altijd al een tof woord gevonden, dat wel eens in mijn dagelijkse “vocabulaire” voorkwam. Bazaar wordt gebruikt om vele dingen aan te duiden en te benoemen, net zoals er in mijn CV geen echte rode draad zit. Ik hou van verschillende dingen, liefst met een hoek af! Een vriend van me kwam op het idee om er trottoir aan toe te voegen. Gidsen doe je immers vaak van op een stoep en het rijmde ineens ook op Bazaar, ik vond het meteen goed klinken.
Hoe onderscheidt Bazaar Trottoir zich van andere gidsverenigingen?
De wandelingen vertrekken vanuit mezelf en ik probeer de mensen te boeien met thema’s die mij aangaan of nauw aan het hart liggen. Zo heb ik tijdens mijn rondleidingen veel oog voor ondernemerschap en duurzame projecten. Dit gaat van duurzame bedrijven, brouwerijen of vrouwelijke ondernemers. Een van de wandelingen die dieper ingaat op het laatste thema is GRL PWR die focust op vrouwen en hun passie voor ondernemen in de stad. Of organisaties die zich inzetten voor vrouwen zoals bijvoorbeeld Bruzelle, zij trekken zich het lot aan van vrouwen in menstruatie-armoede. Dit wil zeggen dat het aanschaffen van hygiënisch materiaal voor velen onder hen een te grote hap uit hun budget neemt. Het hoofddoel van BruZelle is om maandverbanden in te zamelen en deze in een mooi zakje, gratis, discreet en in waardigheid te bezorgen aan personen die in een moeilijke leefsituatie zitten, waarbij ze leven op straat, in gevangenissen of in opvangtehuizen. Ook studentes kunnen er terecht die op zichzelf zijn aangewezen in hun leven en voor hun studies. Ondertussen zijn er al bijna 13.000 zakjes verdeeld over heel België. In de Dansaertstraat zijn er de Underweargirls van Underwear die je naast prachtige lingerie bovenal een goed gevoel bezorgen met hun persoonlijke aanpak en service. Elk bezoek is gegarandeerd een feestje! Hoger in de bovenstad vind je Marie-Jeanne Falisse die zich al 33 jaar ontfermt over Les Mignonnettes du Quartier Bruegel. Een majorettegroep met danseressen van alle allooi, een bonte mix van mensen die de wijk vertegenwoordigen, mét en zonder tanden, de ene al leniger dan de andere. Aan het kunnen van Marie-Jeanne zal het niet liggen, zij kan op haar gezegende leeftijd nog goed overweg met de ”baton “en traint de meisjes kordaat richting wedstrijden, festiviteiten en evenementen. Daarnaast is ze ook een van de bezielers van de Bruegelfeesten in de wijk. Twee dagen lang worden de bloemetjes buitengezet met vele folkloristische en muzikale activiteiten, een heleboel volksspelen, kraampjes met kunstambachten en een braderij met kermis voor de kleinsten. De reuzen uit de Marollen mogen ook op stap voor de gelegenheid, vergezeld van de reuzen uit de andere Brusselse wijken.
Brussel is als een grote Bazaar, ik geef de mensen een venster op wat er leeft. Het hoeft niet altijd in Elsene of in Sint Gillis te doen zijn. Daar geraak je al met veel andere gidsenorganisaties, deze plekken staan een beetje makkelijker aangeschreven. Ik vind het wel belangrijk om het centrum mee op te nemen. Daarnaast vind ik het ook belangrijk verbinding te maken met de groep waarmee ik erop uit trek. Wat willen zij en wat zou er goed werken voor hen? Het gaat er ook om hen de goesting te geven om nog eens terug te komen.
Natuurlijk kan je niet alle wandelingen zelf doen?
Dat zou fysiek onmogelijk zijn. Om nieuwe wandelingen te maken of te bedenken, ben ik genoodzaakt sommige zaken uit handen te geven om andere dingen te kunnen doen. Ik werk daarom met freelancers die weten wat er gebeurt in Brussel. Het hoeven zeker geen ervaren gidsen te zijn of mensen die een opleiding gevolgd hebben. Het gaat er vooral om de dynamiek te voelen binnen een groep en de persoonlijke interesse speelt uiteraard voor een groot deel mee. Ik vind het belangrijk dat niet steeds dezelfde verhaaltjes verteld of herhaald worden. Zo passeert de wandeling rond Street-art langs de haven en de vismarkt. Daar kan eventueel het historisch aspect ook aan bod komen, zonder een klassieke wandeling te zijn die alleen de Katelijne-wijk en de Vismarkt aandoet. Je kan deze al bekendere plekken ook vanuit een ander oogpunt bekijken en hiermee kan je mensen verrassen en inspireren.
Als gids passeer je langs verschillende plekken en organisaties, kende je Brusseleir! al?
Vroeger kwam ik al eens in het Goudblommeke in Papier. Ik leerde het kennen via een vriend die me op sleeptouw nam door de stad met de belofte dat dit stamineetje het meest charmante van Brussel was. Ik volgde er het reilen en zeilen op de voet nadat de zaak failliet ging en overgenomen werd door 4 mannen die niet de eerste de beste waren, waaronder Danny Verbiest, een jeugdidool, dat moet gezegd (lacht)! Ken je dat verhaal van de pralines die hij wilde maken en zijn experimenten, met wisselend succes? Hij maakte er eerst gevuld met Lambiek, maar die ontploften echter in zijn koelkast. Onderhand is de juiste combinatie gevonden en kan je in het Goudblommeke hun zelfgemaakte pralines eten met een vulling van kriek-Girardin, héérlijk bij de koffie. Ik ben echt opgelucht dat ze het café hebben kunnen laten verder leven en na verloop van jaren heb ik een band met de bezielers en de frequente bezoekers opgebouwd. Ik kwam er vrijwel dagelijks langs. Op die manier leerde ik Brusseleir kennen, omdat jullie toen in het aanpalende gebouw jullie zetel hadden. Door Chris en Stef, de barmannen, werd ik destijds wel eens op de hoogte gesteld van jullie activiteiten zoals de Brusselse “konversoêsetoêfels” of wanneer jullie een Brusselse avond verzorgden in het zaaltje. Binnenkort komt er ook een Brusselse wandeling met typische Brusselse gerechten, figuren of organisaties en een echte Brusselse wandeling in ’t Brussels met Botje.
Vertel eens wie Botje is?
De naam Botje komt van chatbot, eigenlijk heb ik het principe van een chatbot nagebootst waarbij ik vooral aan de slag ben gegaan met het positieve aspect van deze voor sommige mensen irritante pop-ups, namelijk mensen verder helpen en hen iets op maat aanbieden. De coronacrisis was niet de aanleiding om met botje te werken, maar het heeft het hele proces wel in een stroomversnelling gebracht. Door de coronacrisis moest ik op zoek naar een alternatief voor de “tours”, omdat dat niet meer mocht. Toch wilde ik de mensen iets kunnen aanreiken om Brussel te ontdekken in hun eigen bubbel. Bazaar Botje is dus onze virtuele gids waarmee ik van een dienst een product ben gaan maken. Ik stelde mij de vraag waarom mensen naar Brussel komen en dat ben ik in dat product gaan stoppen. Het geeft ook vrijheid aan de mensen, ze hangen nergens aan vast en kunnen hun eigen programma samenstellen. Het botje voorziet in vrijheid en opties. Net als een echte gids neemt Botje je mee door Brussel. Je kiest zelf een van de Bazaar Trottoir- themawandelingen, de taal en wanneer en met wie je de wandeling wilt doen. Via Messenger krijg je alle info door en je bepaalt zelf op je eigen tempo hoeveel je wilt lezen, en waar je even halt wilt houden. Een interactieve tour waar je toch de begeleiding krijgt om de stad te verkennen. En wie weet binnenkort met een Brussels Botje.
Heb je iets met dialect?
In Kortrijk vinden ze dat mijn West-Vlaams Algemeen Nederlands geworden is (lacht). En mensen in Brussel merken soms dat er nog steeds een beetje Kortrijks in mijn taal sluipt af en toe. Als ik ‘geheugen’ zeg valt het immers niet te ontkennen. Ik ging op Erasmus in Nederland, dat was de meest exotische bestemming die we toen konden kiezen, ja. Daar leerde ik op mijn taal te letten, anders begreep niemand mij. Wanneer West-Vlamingen AN willen spreken, spreken ze gewoon trager. Mijn moeder speelt soms tolk voor mij als we op familiebezoek gaan. Ik heb wel een paar favoriete woorden zoals kobbenette (spinnenweb), seule (emmer) en wittekoko (schommel). In’t Brussels is dat ‘dasjteren’, al zeggen we dat in Kortrijk ook wel als het niet vooruit gaat. Misschien niet toevallig omdat ik niet zo handig ben . ‘We zijn op “vadrouille of “we zijn voesj” vind ik ook leuk en natuurlijk de smeuïge klassiekers zoals “tisj” en “pansj”!
Valt er voor jou nog iets te ontdekken in Brussel?
Er valt zeker nog een en ander te ontdekken, dat maakt ook een beetje deel uit van mijn job. Ik moet er wel aan toevoegen dat ik redelijk behoudsgezind ben, ik ga graag uit in Brussel. Op plekken waar ik mij goed voel, kan je mij aan de toog vinden. Ik geraak overal thuis, ik zet mijn elleboog tegen de muur en alle wegen leiden wel naar het kanaal en ik vind de weg wel. De buurt waar ik woon aan het kanaal ligt mij nauw aan het hart. Ik ben een grote fan van mijn appartement in pakketbootstijl, dat vlak aan het water ligt in een bruisende buurt, waar vele werelden samen komen. Ik ben blij te kunnen vaststellen dat er aan die kant van het kanaal van alles aan het bewegen is en aan het veranderen is in positieve zin. Er kwamen ook veel nieuwe appartementen bij, ik ben benieuwd wat dat gaat geven. De nieuwe bewoners kan ik wel geruststellen en hen zeggen dat er veel veranderd is de laatste 10 jaar. Al talloze keren verloor ik mijn portefeuille op straat en elke keer kreeg ik hem terug dankzij de behulpzame, vriendelijke mensen die er wonen. Vroeger kwam er bijna niemand over de brug die Molenbeek met het centrum verbindt en ’s avonds al zeker geen vrouwen alleen. Dat is nu niet meer het geval, er is veel passage. Er kwamen ook een paar nieuwe cafés bij zoals de Midpoint, Bar du Canal en ook restaurantjes om te ontdekken. Het is er druk, mijn stamcafés zijn er. Als ik hier even aan wil ontsnappen trek ik naar het Ooievaarstraatje, een rustige impasse aan de Vlaamsesteenweg. De Godshuisstraat is nog zo’n stille plek, toch vergeleken met de drukte van de stad. Qua nieuwe plekken trek ik tegenwoordig graag naar de buurt rond Tour en Taxis, daar is van alles aan het veranderen in zeer positieve zin met bijvoorbeeld de renovatie van de Gare Maritime en de aanpak voor een groenere omgeving. Daarnaast is er ook veel aan het bewegen in de buurt rond de Abbatoir en de Heyvaertwijk in Anderlecht , onder andere dankzij Cultureghem en het Circularium. De wijk is gekend om haar industriële site en een grote cluster van autohandelaars. Via de installatie van Circularium gaan ze er voor de creatie van een plek bestemd voor productieve activiteiten met korte voorzieningsketens, voor actoren uit de culturele sector en voor het buurtleven. Een ruimte voor iedereen, waar men werkt, leeft en elkaar ontmoet.
Je vertoeft vaak in onze hoofdstad, is er werk aan de winkel?
Brussel sprak me enorm aan omwille van het internationale karakter. Maar ik vind het jammer dat iedereen apart leeft op zijn eigen eiland. Er zijn weinig uitgestoken handen waardoor het lijkt alsof het allemaal niet zo goed “geblend” raakt. We wonen met velen door elkaar maar we leven te weinig samen met elkaar. Wel naast elkaar, we begrijpen elkaar niet altijd, weten niet wat er in andere gemeenschappen gebeurt, komen elkaar niet altijd tegemoet. Ik vind het jammer dat iedereen zich terugtrekt in zijn eigen gemeenschap , wat niet bijdraagt tot de leefbaarheid. Ik heb de indruk dat je dat zelfs niet mág zeggen. Natuurlijk ligt dat ook een beetje aan mijn persoonlijkheid, als gids ben ik altijd op zoek naar een verhaal en verbinding met de mensen. Dat maakt dat ik benieuwd ben naar wat er zich achter de façades schuilhoudt. Van de man van de winkel aan de overkant vraag ik me al jaren af hoe hij het volhoudt om zijn winkel dagelijks te openen. De bakker vraagt me niet om bijvoorbeeld naar het trouwfeest van zijn dochter te komen. Allicht is dit typisch aan de stad op sommige plekken, iedereen is behulpzaam en vriendelijk en toch is er een zekere afstand terwijl je elkaar vaak dagelijks ziet. Ik maakte ooit een wandeling met een aantal gesluierde vrouwen uit Molenbeek, dat was heel boeiend. Ze blokkeerden toen ik voorstelde om naar de Vismarkt te gaan uit angst dat ze uitgelachen, beschimpt of becommentarieerd gingen worden omwille van hun kleding. Ze kenden het daar ook helemaal niet. Zo zie je dat de omgekeerde beweging zich ook voordoet. Er heerst nog een groot wij- zij gevoel. Het hele Gewest is dan ook nog eens zo versnipperd, door de 19 gemeenten en de problematiek die daarmee gepaard gaat. Dat helpt natuurlijk niet om een geheel te vormen. Zo werk je het creëren van de enclaves nog meer in de hand. Ik zou het fijn vinden mochten we elkaar méér vinden en mekaar proberen te begrijpen. Er is nog veel ruimte om er een mooie(re) stad van te maken. Er gebeurt tegenwoordig veel meer van onderuit, vanuit de bewoners zelf die dingen willen veranderen. De politiek pikt dat meer en meer op. Brussel is er een pak op vooruit gegaan qua internationale aantrekkingskracht. Nu moeten alleen de Belgen Brussel nog aantrekkelijk vinden (lacht)!
Hoe ziet de toekomst eruit?
Als het kan en we mogen weer meer buitenkomen hoop ik op nog meer mensen die de verborgen plekjes van onze hoofdstad willen zien 😊. Tegelijkertijd wil ik ook meer en meer met Botje aan de slag gaan om nog meer op maat te kunnen aanbieden. Je kan de info kiezen de je interesseert, zo veel of zo weinig als je wil. Er zijn een heleboel tips zoals cafés en restaurantjes die de moeite waard zijn. Ik vind het leuk de gidsenwereld uit te dagen en het elitaire, afstandelijke imago eraf te schudden en daarin te groeien. Er zijn tal van manieren om te gidsen, voor mij hoeft het niet saai te zijn en alleen geschiedenis of datums afhaspelen en mensen daarmee rond de oren slaan. Brussel vraagt net wat meer moeite, ze spreidt zich niet zomaar uit. Het vraagt een beetje tijd om haar te ontdekken, maar daarna is de liefde vaak onvoorwaardelijk! Ik wil de mensen goesting geven om er met mij of met Botje op uit te trekken. Het mooiste compliment is wanneer ze blijven terugkomen. Er is hier zoveel aan het “bougeren”. Brussel is nooit een voortrekker geweest in veel dingen, maar dat is stilaan aan het veranderen en dat is geweldig! Ik nodig elkeen dan ook graag uit om zelf zijn of haar favoriete plekje in de hoofdstad te komen ontdekken!
https://www.bazaartrottoir.be/
Het café heet eigenlijk Au Daringman, naar het schijnt omdat de vorige uitbater een bokser was en een grote fan van de voetbalploeg Daring Molenbeek. Maar de meeste tooghangers gaan een pintje drinken ‘bij Martine’ of ‘Le Café Rouge’ zoals de Franstaligen zeggen. Er werd reikhalzend uitgekeken naar mei 2020, want dan zou “twintig jaar Martine” in de Vlaamsesteenweg gevierd worden. 20 jaar in ’20. Maar dat was buiten corona gerekend, helaas. We kunnen misschien voorzichtig stellen dat we het feest tegoed hebben in mei 2021. The Guardian zette Chez Martine op haar lijst van beste cafés ter wereld en wie durft The Guardian tegenspreken? Toch is het kleine café als een dorp in de stad met de meest geweldige playlist, bezoekers van alle allooi, steevast een boeket in een grote vaas links van de toog én Martine, met haar mooie warme doorleefde stem. Geen wonder dat menig Brusselaar hier thuiskomt.
Je bent afkomstig uit Aartselaar, hoe ben je in Brussel terechtgekomen?
Om niet onder de kerktoren te blijven hangen , maar ook andere horizonten te verkennen, besloot ik mijn studies voor maatschappelijk werkster in De Haan aan te vatten, in het Zeepreventorium, en niet in de Sociale school van Antwerpen of Gent. Door in het weekend te werken en voor de naschoolse opvang te zorgen buiten onze lesuren in het Zeepreventorium, kon je er rekenen op kost en inwoon. Ik vertoefde eigenlijk vaak bij mijn lief in Gent, maar dat wisten mijn ouders niet (lacht). Na mijn studies aan zee ging ik vrijwel meteen in Brussel aan de slag, in een vrouwenopvang in de Kogelstraat. Het werk bestond erin vrouwen in een crisissituatie onderdak te bieden tot ze een oplossing hadden om hun situatie te verbeteren. Er moest dag en nacht iemand beschikbaar zijn om vrouwen in nood te helpen, het ging dan om verslaafden, politieke vluchtelingen of slachtoffers van huishoudelijk geweld,… Vaak deed ik weekendshifts van zaterdagmiddag tot maandagochtend. Ik pendelde tussen Gent en Brussel, maar bleef op maandagochtend rondhangen in de buurt omdat ik dat hier zo tof vond. Al snel vond mijn lief ook werk in de hoofdstad en besloten we naar Brussel te verhuizen. Ik werkte er zo’n tien jaar, maar werken in deze sector is slopend, vooral voor de moraal. Laat ons zeggen dat ik stilaan mijn idealisme was kwijtgeraakt en het soms moeilijker werd om niet te denken dat ze het zelf gezocht hadden. Dat was voor mij een teken dat ik misschien beter wat afstand moest nemen. Ik wilde absoluut geen verbitterde maatschappelijk werkster worden, dat zou ik vreselijk gevonden hebben. Toen dacht ik bij mezelf, ik doe een paar jaar iets anders en dan zien we wel. Op het Vossenplein was er een klein caféetje om over te nemen : ‘La Puce’, ik besloot om ervoor te gaan. Ik had wel geen enkele ervaring in het vak. Misschien maar goed ook achteraf bekeken, anders had ik het allicht nooit aangedurfd. Het was mei , een warme zomer was in aantocht en ik speelde cafeetje, vaak alleen met vrienden die langskwamen. Dat was een heel gezellige tijd, met de markt elke dag voor de deur. Uiteraard kwamen de doorwinterde marktkramers me testen, ze spraken me aan over wat ze meenden betaald te hebben en opperden dat ik hen te weinig terug gaf. Maar ik hield voet bij stuk en gaf niet toe en zo bleek dat ik voor de test geslaagd was en ik erbij hoorde. Tegen september was het vollen bak in La Puce, we gaven ook eten met keuze uit twee voorgerechten, twee hoofdgerechten of dagschotels en een dessertje. Ik herinner me dat het nog maar vrijdagmiddag was en ik overdonderd op de trap zat door het vele werk en de klanten die maar bleven toestromen.
Ondertussen ben je al twintig jaar bezig in de Vlaamsesteenweg, hoe is dat gekomen?
La Puce werd te koop gesteld, ik was immers geen eigenaar van het pand. De eigenaar wilde het hotel dat er al gevestigd was uitbreiden en ik wist dat ik niet zou kunnen opboksen tegen de hoogste bieder. Via via hoorde ik dat Au Daringman over te nemen was. Het was toen een totaal ander café dan nu overigens. Een café dat vooral oudere mannen als bezoekers had, die niet zelden veel te dronken waren, stonken naar de pis en vooral veel rechtse praat verkochten. Dat wist ik voordien al toen ik in de Vlaamsesteenweg in panne viel met mijn wagen en ik het café binnenstapte met de vraag of ik de wegendienst mocht bellen. Ik kreeg de boodschap dat er geen telefoon was, ook al hing die zichtbaar achter de toog. Ondanks deze ietwat onaangename ervaring had ik op deze manier wel het interieur van het café langs de binnenkant kunnen bekijken en wist ik dat er zeker potentieel was. Het was hoe dan ook een mooi café, waar zeker iets van te maken viel. Au Daringman werd al snel ‘Bij Martine en Paul’, mijn toenmalige partner en mettertijd ‘Bij Martine’. De klanten die er voordien waren bleven vanzelf weg. Ik heb nooit iemand van hen de deur moeten wijzen, maar ik was enigszins opgelucht dat mijn opmerkingen over hun gedachtegoed hun doel niet hadden gemist. Het interieur bleef ongewijzigd. Toen ik het overnam heb ik wel dagenlang gepoetst en geschrobd, natuurlijk. De houten elementen met rode accentjes op de muren waren voordien groen maar die hebben we rood geschilderd want dat paste beter bij het geheel. Ik haalde de lelijke skai van de banken en richtte de keuken en toiletten anders in. Voorts ziet het café er al 20 jaar hetzelfde uit met de iconische rode ‘Stella Artois’ reclame halverwege de gelagzaal.
Wat maakt het café zo bijzonder?
Het fijne is dat iedereen hier mekaar kent en als dat nog niet geval is, dat er heel gemakkelijk contacten worden gelegd. Het cliënteel is heel open en kent een boeiende mix van zowel Nederlandstaligen als Franstaligen die van de ene taal naar de andere switchen, maar er komen even goed veel Italianen bijvoorbeeld. Ik vind het heel belangrijk dat dit café de thuis is van vele mensen en helemaal geen uitsluitend Vlaams café is. Net die mix van mensen maakt het interessant volgens mij. Ik zit graag op de houten bank rechts in het café op het einde van mijn shift. Al gebeurt dat zelden, want het is namelijk een geliefkoosd en bijzonder plekje in het café. Het kan er intiem zijn, je kan er in je eentje op je gemak heel het café overschouwen of je knoopt er een gesprek aan met je buurman -of vrouw. Vroeger deden we al eens tegen een uur of twee dicht om zelf elders op stap te gaan. Nu is dat minder, ik zit op den duur al heel mijn leven op café! Het mooie is dat mijn klanten met mij zijn meegegroeid, sommigen kwamen van La Puce naar hier, ik heb hun kinderen zien groot worden. En diezelfde kinderen komen nu op hun beurt langs. Dat vind ik een geweldige evolutie.
Is er veel veranderd in die 20 jaar?
En of! Hier was niks, je moet je voorstellen dat cafés zoals Roskam en Monk zoals je die nu kent, toen nog niet bestonden. Er waren eerder veel cafés zoals de vroegere Daringman in de straat. Er waren hooguit twee restaurants, een bakker, een doopsuikerwinkel en drie bruidswinkels. 10 jaar geleden vond je hier de tofste mix van oude en nieuwe handelszaken. Veel van die oude handelszaken zijn nu jammer genoeg verdwenen en hebben plaats gemaakt voor ketens, een betreurenswaardige trend die het lokale karakter verloren doet gaan. Er kwamen meer mensen in de buurt wonen dan voorheen, die al eens klaagden over overlast in het straatje. Daar zit het rookverbod ook voor iets tussen natuurlijk, want dat gebeurt nu buiten op de stoep. Er is sprake geweest om de straat autovrij te maken, maar ik heb het liever zo. Het hoeft geen woonwijk te worden, een feestje af en toe moet kunnen. Verkeersdrempels zouden echter wel welkom zijn om de snelheidsduivels wat af te remmen en dit voor de veiligheid van de voetgangers. Ik woon zelf op het Vossenplein, ik ga dan van hier naar de Vlaamsesteenweg en weer terug. Nu door de coronacrisis en het sluiten van de cafés ben ik die wandeling meer gaan appreciëren en ben ik beginnen genieten van deze buurt en de schoonheid ervan. Voordien had ik daar veel minder oog voor door de alledaagse rush. Op zich kan ik mij vreselijk ergeren aan het vuil op straat en aan het stadsbestuur. Soms trek ik naar Antwerpen en dan denk ik, ik kom hier een jaar wonen, zo’n schoon stad! Tegen de middag zijn het dan een paar maanden geworden, vervolgens een weekend en wanneer ik tegen de avond de Antwerpenaren bezig hoor op een terras ben ik blij dat ik ’s avonds weer naar huis mag. Brussel is zo uniek in België, je kan het nergens mee vergelijken. De mentaliteit die je hier vindt, vindt je nergens anders. Zo open.
Wat vind je van een organisatie zoals Brusseleir! die zich verderop in de Vlaamsesteenweg vestigde?
Ik heb eigenlijk niet zo veel gemeen met het Brussels dialect “an sich”. Zelf spreek ik geen dialect. In de Laboureur, het café op de hoek van de Vlaamsesteenweg en de Leon Lepagestraat kwam wel eens een echte Brusseles, Thérèse. Als je die bezig hoorde in dat sappige dialect kreeg je vanzelf goesting in het Brussels. Ik vind het zeker charmant van mensen die het nog dagelijks spreken. En het is zeker belangrijk dat het kan behouden worden, op een natuurlijke manier. Het maakt onlosmakelijk deel uit van de mix in de straat en de Dansaertwijk en dat is even goed belangrijk.