Geplaatst op

Ultimas 2024 – Geen prijs, maar wél een mooie plaats in de top 20!

We hebben de Ultima Publieksprijs niet gewonnen, maar wát een eer om erbij te zijn!
Dankzij jullie steun en stemmen mochten we onze plek innemen tussen de 20 meest geliefde culturele projecten van Vlaanderen.

De Ultimas Publieksprijs is uitgereikt — en hoewel we de hoofdprijs niet mee naar huis nemen, zijn we trots en dankbaar dat we dankzij jullie stemmen tot de top 20 van Vlaanderen mochten behoren.

Een dikke merci aan iedereen die voor ons heeft gestemd, ons werk steunde en heeft genoten van onze 30ste productie “Nen Air De Famille”.

Voor ons is dit al een bekroning op zich.
Nen dikke merci voor jullie steun!

Geplaatst op

Nieuwe podcastaflevering

Didier Vanderburght klapt oeit de bicht. 
Didier is intussen 33 jaar Le Maître D’Hôtel van Sporting Club Anderlecht. Benieuwd naar zijn belevenissen en naar een aantal weetjes over het dagelijksleven in de club?

Beluister dan deze aflevering …

Brusseleir!-podcast | DE PATRON KLAPT OEIT DE BICHT: aflevering 3

Luister nu ook op Spotify!

Ga naar Spotify om de aflevering op te slaan en te beluisteren, waar en wanneer het jou uitkomt. Laat ook zeker een reactie achter als je hebt genoten van de aflevering.

Geplaatst op

Nieuwe podcastaflevering

De tweede aflevering van onze Brusseleir!-podcast is online!
Deis kie klapt Werner Loens oeit de bicht. Naast trotse Brusseleir is hij voormalig Hoofdinspecteur en directeur van de Michelingids Benelux.

8.500 maaltijden in meer dan 20 landen. 3.600 hotelovernachtingen. 20.000 uitgeschreven rapporten. 1.600.000 kilometer afgelegd met de wagen.

De cijfers die Werner Loens in 37 jaar heeft verzameld als MICHELIN inspecteur en directeur zijn indrukwekkend. Maar weet dat zijn verhaal minstens even inspirerend is.

Werner klapt oeit de bicht!

Brusseleir!-podcast | DE PATRON KLAPT OEIT DE BICHT: aflevering 2

Luister op Spotify!

Ga naar Spotify om de aflevering te beluisteren, waar en wanneer het jou uitkomt. Laat ook zeker een reactie achter als je hebt genoten van de aflevering.

Geplaatst op

5 joêr et Oeis van ’t Brussel: Het was een groot succes!

Op den ieste maai veedege Brusseleir! 5 joêr et Oeis van ’t Brussels in de Rue de Flandre!
Het was een gezellige namiddag gevuld met fijne ontmoetingen, heerlijke taart en koffie, rosé en de zwoele klanken van de accordeon.

 

Wij willen onze partners van dit event bedanken voor de fijne samenwerking .
Yume Ceramics (handgemaakte keramiek in het kader van moederdag)
D’EN Belge (pop-up terras)
COOVI Hotelschool (taart en materiaal)

En nen dikke merci vanaaiges on alleman vè te komme en me zeen aaile geire de noste kie weir!

Herbeleef de sfeer van de opendeurdag met onderstaande fotogalerij.

Geplaatst op

Brussels Volkstejoêter is genomineerd voor de Ultimas Publieksprijs 2024!

De 30ste productie van het BVT “Nen Air De Famille” is in de prijzen gevallen … of toch bijna!

Dankzij jou kan het Brussels Volkstejoêter de Ultima Publieksprijs 2024 winnen!

Brussels Volkstejoêter – Nen Air De Famille is genomineerd voor de Ultima Publieksprijs 2024.
De Ultimas zijn dé cultuurprijzen van de Vlaamse Gemeenschap.

Nu hebben we jouw hulp nodig!
Stem het BVT naar de finale via:
www.ultimas.be/publieksprijs/stem

(Nadat je jouw stem hebt uitgebracht moet je jouw stem ook nog bevestigen via de mail die je zal ontvangen. Zonder de bevestiging is jouw stem niet geldig!)

Dankzij jouw stem maakt het Brussels Volkstejoêter kans op een plek bij de 20 finalisten én misschien zelfs op de ultieme prijs!

VEEL DANK
We zaain naa al zu feer as ne geeter

Geplaatst op

Yvan De Baets van Brasserie de la Senne

Brusseleir! verdeelt in een 180-tal horecazaken prachtige stickers om het Brussels te promoten. In samenwerking met Brussel Beer Challenge en brouwerij Brasserie de la Senne.

Interview en foto’s: Guido Van den Troost

Brasserie de la Senne is zo Brussels als de Zenne. De brouwerij werd in mei 2002 opgericht door Yvan De Baets en Bernard Leboucq, tijdens de tweede editie van de Zinnekeparade. Sinds 2019 zit de brouwerij op Tour & Taxis, waar je haar bieren kan kopen en ook genieten van het café-restaurant met terras, de Zennebar.

Haar bieren met Brusselse namen zoals Zinnebir, Zinnepils en Stouterik worden uitsluitend gebrouwen met de natuurlijke basisproducten mout, hop, water en gist. Kenmerkend zijn het uitgesproken bittere smaakpalet en de mooie etiketten van vormgever Jean Goovaerts. De bieren van Brasserie de la Senne hebben geen hoog alcoholgehalte nodig. Onlangs bracht de brouwerij met de Petit Boulba nog een alcoholarm tafelbier op de markt. Yvan De Baets: “Wij zijn tegen non-alcoholische bieren, omdat die nooit ambachtelijk kunnen zijn. Maar al sinds het begin zijn wij grote liefhebbers van lichte bieren.” Als rasechte Brusselaar is De Baets daarnaast ook fan van Brussel en de Brusselse café’s. “Cultuur is voor ons altijd belangrijk geweest. De Brusselse volkscultuur met zijn karakter en humor en zwans hoort daarbij. Net als de mooie Brusselse cafés. Hooguit twaalf procent van ons bier gaat naar de winkels. De rest vind je in cafés. Vandaar ook de stickeractie die we met Brusseleir! en Luc De Raedemaker van bierwedstrijd Brussels Beer Challenge organiseren.

We willen de focus leggen op de ware Brusselse cafés met een speciale sfeer. Dikwijls zijn dat bruine cafés, maar het zijn in ieder geval cafés waarin iedereen zich thuis voelt. Waar maar één regel geldt: namelijk dat je welkom bent als je jezelf gedraagt, van welke oorsprong of klasse je ook bent. Dat maakt de grote rijkdom uit van onze cafécultuur.”

www.brasseriedelasenne.be

Geplaatst op

Andy De Brouwer maakt podcast in het Brussels

Als sommelier, maître d’hotel, mediafiguur en uitbater van zijn Velours-Bar, heeft Andy De Brouwer al zijn handen vol met alles wat goed en lekker is. Maar voor Brusseleir! gaat de praatgrage Hallenaar ook nog een podcast maken met bijzondere figuren uit het Brusselse.

Interview: Michaël Bellon

Foto: Guido Van den Troost 

‘You are everywhere’, lezen we als een commentaar bij de bezigheden van Andy De Brouwer op zijn sociale media. En dat is niet gelogen. Ook al lieten hij en zijn zus een jaar geleden het Halse hotel-restaurant Les Eleveurs over, dat ooit door hun overgrootvader werd opgericht, Andy is altijd in de weer. Dat komt natuurlijk omdat de grote Brusselliefhebber niet alleen een succesvol meestersommelier is (in 2012 werd hij uitgeroepen tot Sommelier of the Year) en een gegeerd maître d’ (in 2019 werd hij verkozen tot Eerste Maître d’hôtel van België), maar ook nog eens erg ondernemend, sociaal en communicatief sterk. Daardoor is hij ook uitbater van de wijnbar Velours-Bar op de Grote Markt in Halle, wijnjournalist voor verschillende magazines, tv-figuur voor Njam! én sinds kort ook podcast-maker. Zo is hij gastheer van zijn eigen podcast Babbel Dorst, en vanaf dit jaar ook van de gloednieuwe horeca-podcast van Brusseleir! ‘De Patron Klap Oeit de Bicht’.

Andy De Brouwer: Ik maak die podcasts als hobby. Verdienen doe je daar niets mee, maar het is wel heel plezant. Voor de podcast Babbel Dorst doe ik korte gesprekjes van 20 à 25 minuten over wijn en andere dranken. Met sommeliers, maar ook met bierbrouwers zoals Frank Boon, of met Manu De Cort van distillerie De Cort. En op die manier is Brusseleir! bij mij terechtgekomen voor een samenwerkingsproject: een podcast in het Brussels. Om ook op die manier het dialect in leven te houden, en een archief aan te leggen van mensen die levende legendes zijn in Brussel en in hun vakgebied. Mensen die veel verhalen en anekdotes te vertellen hebben. Zo zijn we voor een eerste testaflevering bij Jean-Pierre Van Roy van lambiekbrouwerij Cantillon beland. Die is meteen vollen bak beginnen klappen en is niet meer opgehouden (lacht). In de volgende afleveringen ga ik er toch wat meer vragen tussen proberen te krijgen!

Heb je in je hoofd al een lijstje klaar van interessante mensen om te interviewen in de loop van het jaar?

De Brouwer: Ik denk bijvoorbeeld aan Dirk Myny van restaurant Les Brigittines in de Marollen, die de Brusselse keuken een warm hart toedraagt. Of Guido Debelder van restaurant 3 Fonteinen in Beersel, die ik zou willen spreken over de pottekeis (half plattekaas, half Brusselse kaas), de geuze, de lambiek, en het Pajottenland. Ik dacht ook aan iemand van het bedrijf Paulus Stuart aan de rue Ropsy Chaudron aan den abattoir, dat horecamateriaal verkoopt zoals voor de beenhouwerij en de bakkerij. Paul Van Himst is misschien ook een optie. Maar dan niet over de voetbal, maar over zijn Brésor-koffie. Dan heb je ook nog de Orde van de Bloempansj, restaurant De Kuiper in Vilvoorde, bienhaver Geert Vermeire in Ganshoren met zijn pierrevlies, of de madame van café Le Saint-D’hic op het Rouppeplein. Allemaal commercanten die we moeten koesteren zolang ze nog bestaan.

Waar heeft u zelf uw Brussels dialect vandaan?

De Brouwer: Ik ben een Hallenaar, maar mijn grootouders en mijn overgrootouders, die maakten in Halle kaas in ’t Kaaskot, en die verkochten dat op de mèt in Brussel. Dus de Brusselse keis in die tijd werd gemaakt in Halle en verkocht op de verschillende mètten in Brussel. Als kleine ket ging ik ook altijd twee keer per week met mijn pa mee naar Brussel om commissies te doen, en ik vond Brussel fantastisch.
In 2011 heb ik ook een appartement gekocht in de rue Antoine Dansaert waar ik zeven jaar met veel plezier gewoond heb. Nu woon ik terug in Halle en verhuur ik dat appartement. Maar als ik goed eet, goed drink en me goed amuseer, dan ben ik waarschijnlijk in Brussel. Dat is voor mij nog altijd de stad, woeda’k man èt verlour.

En waar u ook nog regelmatig werkt.

De Brouwer: Ik sta nog regelmatig in Henri in de rue de Flandre. In feite is dat voor mij niet werken want ik amuseer me met de klanten. Tussen twee servissen door doe ik een keer een toertje in de quartier. En als ik gedaan heb vertrek ik met een lach op mijn gezicht. Door de méli mélo van mensen waar ik heb tussen mogen hangen en een klapke mee heb mogen doen.
Daarnaast werk ik nu ook voor RSC Anderlecht, als sommelier in restaurant Le Saint-Guidon van Yves Mattagne. En ik moet zeggen… daar amuseer ik mij ook, ook al ken ik niks van voetbal. Ik ken wel alle leekes van Lange Jojo, maar je moet mij niet vragen naar die of die joueur. Maar ik vind het wel geweldig om in dat stadion rond te hangen. Het is een ander clientèle dan bij Henri, maar de anekdotes, de intriges en de spanning die er hangt zijn boeiend. Het is ook interessant dat er elke keer een andere ploeg op bezoek komt.

U bent als sommelier niet alleen een proever, maar ook een smaakmaker. Vertel bijvoorbeeld eens over de MeuZenne.

De Brouwer: Wel, ik heb al een paar eigen wijncuvées op de markt gebracht, en samen met onder andere wijlen Armand Debelder ook een eigen cuvées van geuze. Omdat ik veel bezig ben met het promoten van geuze in binnen- en buitenland heb ik samen met Yanick Dehandschutter al een HORAL Lambiek Award gekregen. Als ik een wijnbouwer in Frankrijk of in Italië bezoek, pak ik altijd een fles geuze mee als cadeau. Ik vind het een beetje mijn taak om geuze en lambiek op die manier bekend te maken bij het grote publiek. Om ook de sommeliers uit het buitenland het verhaal van de geuze en de lambiek te vertellen. Want als die zien hoe dat gemaakt is, en hoeveel passie daar in kruipt, dan willen die soms ook geuze verkopen. Op die manier krijg je kruisbestuiving.
En die kruisbestuiving zit ook in de Meuzenne, want dat is in feite Wallonië en Vlaanderen in één fles: het is een vierde lambiek uit het Pajottenland gecombineerd met drie vierde witte wijn van Vin de Liège: een Belgisch product dat ook groeit in het buitenland. Want dat is zo tof aan België, dat je zoveel vrijheid hebt om te kruisen en hybride producten te maken. Zo heb ik met Manu De Cort ook Wild Adam gemaakt: half lambiek, half cider. Dat zijn dingen die in België mogelijk zijn, omdat we die cultuur hebben van lambiek op te voeden met krieken, wijn of ander fruit, en te experimenten met speciale vaten.

Vind je dat het publiek goed kan omgaan met verschillende smaken, en ze naar waarde kan schatten?

De Brouwer: Ik vind toch dat het Belgische, en zeker het Brusselse publiek heel geïnteresseerd is. En die interesse gaat ook veel verder dan alleen wijn. Het gaat ook over zure bieren en andere artisanale producten. Er is natuurlijk wel een algemene tendens naar minder alcoholrijke dranken. De tijd van de Amarone’s van 14,5 graden is voorbij en de mensen stappen ook een beetje af van zware houtlageringen.
De mensen zoeken nu minder krachtige wijnen en bieren, maar meer jus. Sappige, lichte producten, laag in alcohol en heel natuurlijk. Dat komt ook omdat de drankconsumptie zich aanpast aan de lichtere keuken. Maar kijk ook naar de interesse voor koffie of goede thee. Vroeger had je in het centrum alleen Corica. Nu zijn er daar enorm veel koffiewinkels.

Wat is een goede tip voor wie beter wil leren proeven?

De Brouwer: Een algemene smaakbeleving betrekt al je zintuigen. Een belangrijke tip is om ook even na te denken als je iets ruikt of proeft om het ook echt op te nemen in je systeem. Aan tafel met copains is er natuurlijk altijd veel lawaai en gebabbel, waardoor je soms niet meer weet wat je gedronken hebt, omdat je er niet hebt bij stilgestaan. Je moet leren een reeks smaakreferenties op te bouwen in je hoofd: kapstokjes waar je aroma’s aan kan hangen. Dat kan je alleen maar doen doordat je af en toe een keer nadenkt over wat je aan het ruiken of proeven bent, en te proberen om dat te benoemen. Iedereen zijn referenties zijn anders en zijn ‘gustatief’ geheugen is verschillend. Maar het belangrijkste is nadenken, benoemen en opslaan. Een beetje zoals op de enter-toets duwen op een computer.

U schrijft vlot, u praat vlot… Waar komen die communicatieve vaardigheden vandaan?

De Brouwer: Wel, ik heb dertig jaar in de zaal gestaan in verschillende restaurants, te beginnen in Les Eleveurs natuurlijk. Als je alle dagen met mensen praat tijdens de bediening, dan leer je automatisch je grenzen verleggen om iemand te durven aanspreken en een conversatie te voeren. Dat zal moeilijker zijn voor iemand die alle dagen voor zijn computer zit dan voor iemand die alle dagen ‘sociaal’ de boer opgaat. En ik hou ook van mensen. Gesprekken voeren is een beetje een hobby geworden. Zeker in die sappige Brusselse taal die niet mag verdwijnen. Daarom werk ik ook graag mee aan de nieuwe podcast met Brusseleir!.

Geplaatst op

Brusseleir viert 5 jaar et Oeis van ’t Brussels in de Vlaamsesteenweg samen met Yume Ceramics

Brusseleir veert 5 joêr ‘et Oeis van ‘t Brussels’ in de Vlaamsesteenweg!

Op 1 mei om vieren we samen het 5-jarig bestaan van et Oeis van ‘t Brussels en dat doen we met een speciale actie! In samenwerking met Yume Ceramics brengen we een exclusieve ambachtelijke Brusselse kaffeizjat uit – het perfecte geschenk voor Moederdag of gewoon om jezelf te verwennen.

Wat mag je verwachten op 1 mei?

• Een gezellige bijeenkomst in ‘et Oeis van ’t Brussels’

• Koffie, taart en pop-up bar van D’EN BELGE

• Live muziek

• Een standje met de handgemaakte kaffeizjat en nog vuil mier van Yume Ceramics

Pre-order jouw Brusselse kaffeizjat!

Denk jij jouw moema een plezier te kunnen doen met een exclusieve Brusselse kaffeizjat? Of ben jij een Brusseleir met een passie voor lokale ambacht en handwerk? Plaats dan nu jouw bestelling nu en haal hem op tijdens het event.

Klik op de knop “Pre-order nu” om jouw exclusieve kaffeizjat vooraf te bestellen.

Pre-orderprijs per kopje: 28,00 euro (i.p.v. 30,00 euro)

De pre-orders zijn nu afgesloten. Je bent welkom op 1 mei in et Oeis van ’t Brussels om ter plaatse de keramiek te bekijken en eventueel aan te kopen.

Schrijf je in en vier mee!

Wil je genieten van de sfeer, in contact komen met andere Brusseleirs en kennismaken met het prachtige ambachtelijk werk van Yume Ceramics? Schrijf je dan zeker in.
Inschrijven is verplicht en kan via onderstaande knop.
Bevestig jouw aanwezigheid vóór 25 april 2025.
Het is niet nodig om opnieuw in te schrijven als je al een bestelling hebt geplaatst.

Praktische info

Locatie:  et Oeis van ‘t Brussels
             Vlaamsesteenweg 98
             1000 Brussel

Datum:   donderdag 1 mei 2025

Tijd:        14u – 17u
 
Wees er snel bij want er is slechts een beperkte voorraad beschikbaar…
Geplaatst op

De Gruuten Talkshow 2025

De Gruuten Talkshow vierde dit jaar zijn 10de editie, en dat werd een avond om nooit te vergeten! In de showroom van Volvo Sterckx-De Smet bracht Geert Dehaes als host opnieuw een programma vol humor, muziek en boeiende gesprekken, allemaal in het sappige Brussels dialect.

Met interviews en optredens van onze speciale gasten Erhan Demirci, Nigel Williams, Isabelle A, Chris Lomme, Mathias Vergels, Berre, Pierre Boeraeve en Armand Scheurs werd het een avond om niet te vergeten. Bekijk hieronder de fotogalerij en herbeleef de sfeer!

Wil je de volledige show herbekijken? Breng dan een bezoekje aan onze YouTube-pagina en geniet van alle optredens!

Geplaatst op

Brussels TUUB 6de editie

Ze zijn eindelijk bekend! Dit zijn de  famuize Brusseleirs die zullen optreden op onze 6de editie van Brussels TUUB. Uit meer dan 60 inzendingen werden deze 7 artiesten geselecteerd door de gerenommeerde jury bestaande uit Jan Hautekiet en Jeroen Camerlynck.

Markeer 22 november 2025 alvast in je agenda voor het Brussels TUUB concert in de
AB – Ancienne Belgique Brussel!
Scrol verder voor een voorsmaakje van onze artiesten ↓
MOENEN & MARIEKEN
SARKIS
BENLO
NICOLAS VAN BELLE
STEVEN ALVES
RUBEN BERTRANDS
MORGANE
Geplaatst op

De Brusseleirs hebben hun eigen volkslied!

Juicht, volkeren der aarde!
De Brusseleirs, plezantste Belgen ter wereld,
sympathiekste bewoners van ons koninkrijk,
de grootste surrealisten van deze planeet hebben eindelijk hun eigen hymne.
Brusseleir! Brusseleir! Brusseleir!
Magnifique en unique! Authentique en poétique!
Féerique en pas merdique, Gelak de Guis en de Lambic!
Roep het in het rond, brul het in de oren, schreeuw het van de daken.
Brusseleir! Brusseleir! Brusseleir!
De taal die swingt, de taal die klinkt, de taal die blinkt,
nu ook verkrijgbaar in een eigen lijflied.
Brusseleir! Brusseleir! Brusseleir!
Magnifique en unique!

Zing mee met de songtekst en klik op de knop om liedje te downloaden.
Het volksleed van de Brusseleirs is ook beschikbaar op spotify, zo kan je het liedje toevoegen aan jouw playlist!

Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir

Sprekte Vloms of sprekte Frans
We verstoên a gieleganst
Gef mo bëzze, loît a goên
Probeit in ’t Brussels, ‘t zal wel goên
En da swingt, en da klinkt, en dat es iel naaig plezant
Ouveral, da me komme, z’n we mier as welgekomme

Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir

Sprekt mo Brussels zonder air
Waaile z’n nuut ni contreir
As w’ons kennen amuzeire
Zulle we ’t ons zeikers permeteire
Magnifique en unique
Authentic en Poétique
Et ça rime et ça rame
Comme tartine en bouterham

Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir
Magnifique en Unique
Authentic en Poétique
Féerique en pas merdique
Gelak de Guis en de Lambic

Rap
Ik z’n ginne Vloêming, ik zen ginne Woêl,
Ik z’n van Brussel en Brussels es maain toêl
International. In de capital.
Gi probleim, partout on nous AIME

Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir
Brusseleir, Brusseleir
Magnifique en Unique
Authentic en Poétique
Féerique en Atomique
Erotique en Magnifique
Brusseleir, Brusseleir
Magnifique en Unique
Brusseleir, Brusseleir
Authentic en Magique

Bêzekes !

Idee en concept: Geert Dehaes
Zang: Mathias Vergels, Joséphine Rioda, Jeroen Camerlynck, Mariana Tootsie, Johan Verminnen
Auteur/Componist: Fernando Lameirinhas
Arrangement: Yannic Fonderie & Jan Cordemans
Brusselse tekst: Jan Cordemans
Uitgeverij: Jean Kluger nv
Video: regie – Kevin Van Doorslaer
Camera en Montage: Jin Dubois

Geplaatst op

Valentaainskotsjes in’t Brussels

Verrast a krotsje deis joêr mè ’n uneek Valentaainskotsje!
Laat je hart spreken met een mooi gedicht in het Brussels geschreven door Gertjie Brijssinck of Claude Lammens  – de perfecte manier om jouw liefde te tonen op deze speciale dag.

Klik op de afbeelding om ze te vergroten en klik op de download knop om de PDF te openen. Sla het PDF-bestand op vanuit jouw browser.

Geplaatst op

OPROOP ON ALLE BRUSSELEIRS VÈ INTERVIEWS

Brusseleir! doet onderzoek naar dialectvariatie in het Brussels

Brusseleir! voert taalkundig onderzoek op het vlak de beheersing van het Brussels.
Het onderzoekswerk verbreedt zich door het geografisch, sociologisch, situationeel en etnisch te kaderen.

Ben je in een Brusselse gemeente geboren, woon je er nog altijd en praat je Brussels? Dan interviewt Brusseleir! je graag voor haar onderzoek naar dialectvariatie in het Brussels. Laat het ons weten via info@brusseleir.eu of 02 502 76 93

Onderzoek rond dialectcontact binnen een situatie van intens taalcontact in negentiende- en vroeg twintigste-eeuws Brussel
door Emma Lambrecht

Interview met Emma Lambrecht, doctoraatstudente VUB

Onze vriendin Caroline Pauwels, rector van de VUB en bestuurslid van onze vzw Brusseleir!, die ons veel te vroeg ontvallen is, zou opgetogen zijn. Zij pleitte ervoor om ook de Vrije Universiteit Brussel te betrekken bij het onderzoek naar het Brusselse dialect. Vandaag ontmoeten wij Emma Lambrecht, doctoraatstudente aan de VUB, die momenteel een onderzoek aan het uitwerken is rond dialectcontact binnen een situatie van intens taalcontact in negentiende- en vroeg twintigste-eeuws Brussel.

Waarom precies die specifieke periode en plek?
Emma: Wel, door de ondergang van de landbouw en huisnijverheid onder druk van de Industriële Revolutie in de jaren 1840 migreerden heel wat mensen van het platteland naar de steden, op zoek naar werkgelegenheid én hopend op een betere toekomst. Dit gold ook voor Brussel, waar de bevolking op minder dan honderd jaar tijd verdubbelde. Mensen uit de Vlaamse provincies, Wallonië en Frankrijk vonden op die manier hun weg naar onze hoofdstad. Dit zorgde ervoor dat Brussel in de loop van de negentiende en twintigste eeuw transformeerde van een bescheiden landelijke omgeving naar een kosmopolitische grootstad.

Jouw onderzoek gaat dus niet alleen over deze migratie van arbeiders maar ook over hun taalbagage?
Emma: Juist. Niet alleen vanuit een geschiedkundig, maar ook vanuit een taalkundig perspectief is dit een ontzettend interessant fenomeen, aangezien er in Brussel naast verschillende talen (d.i. het Nederlands en het Frans) ook meerdere dialecten met elkaar in contact kwamen. Een langdurig verblijf in Brussel heeft het taalgebruik van de immigranten onbetwistbaar veranderd. En wellicht ook dat van de oorspronkelijke bewoners van Brussel.

Wij hebben uiteraard zelf wel materiaal, geschriften en documentatie achter de hand, en ook onze partner AMVB (archief en museum van het Vlaams leven in Brussel) kan een duit in het zakje doen. Hoe kunnen wij vanuit Brusseleir! je extra helpen bij je zoektocht?
Emma: Om dat te gaan onderzoeken heb ik vooral ook toegang nodig tot het alledaagse taalgebruik van die ingeweken Vlamingen. Daarom ben ik op zoek naar persoonlijke geschriften, zoals brieven of dagboeken. De hoofdfocus van mijn onderzoek ligt op variëteiten van het Nederlands, dus de geschriften zijn bij voorkeur in het Brussels Nederlands of een ander dialect van onze taal opgesteld.

Laat ons dan direct die oproep de wereld insturen. Wij popelen van ongeduld om er aan mee te werken.

Zijn jouw voorouders van de Vlaamse provincies naar Brussel verhuisd?
Heb jij thuis nog handgeschreven documenten uit de periode 1840-1940 van hen liggen?
En zou je die geschriften graag tijdelijk ter beschikking willen stellen voor onderzoeksdoeleinden (m.a.w. laten fotograferen)? Aarzel dan niet om Emma te contacteren! Contactgegevens: emma.lambrecht@vub.be gsm 0485 175 056.

Geplaatst op

Brusseleir!-podcast: DE PATRON KLAPT OEIT DE BICHT

Brussellover en Foodie Andy De Brouwer bezoekt voor Brusseleir! Patrons uit de Brusselse horecascène.
In deze 1ste aflevering praat Andy met de godfather van de Brusselse Guis Jean-Pierre Van Roy, de patron van Cantillon.
In et Brussels vanaaiges…

Brusseleir!-podcast | DE PATRON KLAPT OEIT DE BICHT: aflevering 1

Nu ook beschikbaar op Spotify!

Ga naar Spotify om de aflevering te beluisteren, waar en wanneer het jou uitkomt.

Geplaatst op

Brusseleir Van’t Joêr 2024 & Brusseleir Vè et Leive

Zoals elk jaar starten we  De Weik Van’t Brussels met de verkeezing  van Brusseleir Van’t Joêr & Brusseleir Vè et Leive. Dit jaar verkiest Brusseleir! Europees kampieone trambesturen Ilham Ouamass als Brusseles Van’t Joêr 2024  en Jean-François Vankueken als Brusseleir Vè et Leive. Jean-francois is de uitbater van het iconische Brusselse restaurant Brasserie de la Gare. Een dikke PROFEESIAT aan deze 2 famuize Brusseleirs!

BRUSSELES VAN’T JOÊR 2024
ILHAM OUAMASS 

De ‘Brusseleir van’t joêr’ is dit jaar een ‘Brusseles van’t joêr’. Deze titel wordt toegekend aan een persoon of organisatie die met haar of zijn bezigheden een verdienstelijke bijdrage levert aan de positieve en warme uitstraling van Brussel.

Dit jaar kennen we de titel graag toe aan mevrouw Ouamass Ilham, Europees kampioene trambesturen en verdienstelijke MIVB-medewerkster.
Brussel heeft een goed en veilig openbaar vervoer, met uitstekende medewerkers zoals mevrouw Ouamass die ervoor zorgen dat Brusseleirs, pendelaars en toeristen veilig en comfortabel door de stad kunnen reizen.
Begin september nam Ilham Ouamass samen met haar collega Adil Saaidi deel aan het Europees kampioenschap voor trambestuurders in Frankfurt. Het team van de MIVB eindigde in de competitie met 52 bestuurders uit 25 steden op een fantastische tweede plaats, na Boedapest en voor Krakau. De bestuurders troffen elkaar in meerdere disciplines, en bestuurster Ilham Ouamass werd er zelfs gekroond tot ‘beste trambestuurder van Europa’.

Door haar de titel Brusseles van’t joêr toe te kennen, wil Brusseleir! deze prestatie nog eens in de verf zetten, en een eerbetoon brengen aan alle medewerkers van het Brusselse openbaar vervoer die de mobiliteit van bewoners en bezoekers van de hoofdstad helpen verzekeren.

BRUSSELEIR VÈ ET LEIVE
JEAN-FRANÇOIS VANKUEKEN

De titel Brusseleir vè ’t leive gaat elk jaar naar iemand die al vele jaren bijdraagt aan een positief, warm en Brusselser Brussel. De eer gaat dit jaar dan ook geheel terecht naar rasechte Brusseleir en erkend Brusselse restaurantuitbater Jean-François Vankueken.

Zijn Brasserie de la Gare aan het station van Sint-Agatha-Berchem is al decennia een instituut van de Brusselse horeca. Het etablissement bestaat ongeveer sinds 1910, en Vankueken nam het over in 1995, toen het nog een café was waar mensen hun frieten kwamen opeten. Voordien baatte Jean-François een taverne-restaurant uit in shoppingcenter Basilix.
Misschien is het omdat Vankueken oorspronkelijk in een juwelenatelier aan de Vismarkt werkte, maar Brasserie de la Gare is nog altijd een bijou die een echte Brusselse sfeer uitademt. Door de uitstekende kaart natuurlijk, maar ook dankzij de kleurrijke schilderijen van Jean-François’ vader: de legendarische volksschilder Paul Vankueken, die ooit voorzitter was van de vereniging van kooplieden van de Vismarkt. Jean-Francois werkte mee aan het culinair evenement Brussel Boef, en wil met Brusseleir! nog meer gastronomische projecten opzetten.

Met zijn verkiezing eren we tegelijkertijd de typische Brusselse restaurantscène, de Brusselse folklore, en de dialectminnende gemeenschap in zowel Brussel als de rand.
 

Na de verkiezing van de Brusseleir van’t joêr en de Brusseleir vè et leive loopt De Weik van’t Brussels verder.

Met ondermeer het culinair programma ‘Delisiuis’, de stadsrondleiding in het Brussels ‘Brussel g’èt maain èt gestoule’, de muziekvoorstelling ‘Impasseebel’, de ‘Sans gêne singalong’, de boekpresentoêse ‘Nen Druum In De Zoumernacht’ , de première van Kip Kap Maison van het Brussels Volkstejoêter, en de lunchvuistelling Tarara Boum Patei van Zinnefolee, en nog veel meer!

VOLLE GAAS!

Geplaatst op

De O van ocherme, opbringe, opdoon, en oovuil moon ek a?

Na de N vorige keer belanden we thans bij de woorden die beginnen met de letter O. “Oo oo oow!” hoor ik jullie al roepen, “ochgottekes, ni zoe rap! Begin al maar eens met oeit te legge op oovuil maneere da ge dei O, oo, oe, oê, oi, oj of ou enzoevoesj schraaift!” Juist, okee, g’èt gelaaik, laat ons beginnen bij het begin.

Veel valt er niet uit te leggen bij de gewone of korte O. Je spreekt ze uit zoals in het Nederlands. Een kot is en blijft e kot. Een tuin wordt nen of (want we spreken de H in het Brussels niet uit). Een onnozelaar is vaneigens nen onnuuzeleir. Idem bij de lange oo, die blijft identiek aan de Nederlandse klank. Zo wordt een hoed nen ood (uitspreken zoals in een oor). Opgelet hier, want ’n oor in het Brussels is een hoer, terwijl het Vlaamse oor bij ons ’n uur is. Et es mo da ge ’t wet.

De doffe O mè e kapke, en de doffe maar wat langere O…

Het wordt wat ingewikkelder bij de ô. Om deze doffe “o” weer te geven plaatsen we er een kapje op, een accent circonflexe. Die ô vinden we terug onder de lakens of de lôkes, of in een aantal andere zaken, gelak as in ander zôkes. Om een lange doffe O te schrijven gebruiken we dan weer een verlengstuk door er eerst een E aan toe te voegen en het kapje op die E te plaatsen: oê. Dat vinden we terug in nen boêd (baard), ’n klet op zan koêk (een slag op zijn kaak), of we gon bij de Flup in Loêke (we gaan naar Filip in Laken), en op ne klasjkop stoê gin oêr (op een kaalkop staat geen haar). Marcel de Schrijver vermeldt ook nog nen oênaaver: in het Brussels is een aanhouder iemand die een ‘onwettige’ of buitenechtelijke verhouding heeft met een vrouw of een man. Spijtig voor de feministen onder ons, maar het vrouwelijke oênaafster bestaat niet in het Brussels. Gelak as da de Coubertin et zaa: oênaave es belangraaiker as winne! Behalve natuurlijk bij de politie, want as ne flik ienen oênaaft eit em derekt uuk gewonne.

De kombinoêse mè de i geft oi, ôi of ooi…

“Laat maar” wordt in ’t Brussels “loit mo”. Niet moeilijk. Maand wordt moind. Idem. Een gewone o gevolgd door een i worden samen uitgesproken. Maar soms hebben we dan weer een doffe o (de famuize ô) die gevolgd wordt door een i, en dat horen we dan weer in rôite (ruiten), bôik (buik), ôil (uil), ôis (huis), ôitkliere (uitkleden), enzoevoesj. De aandachtige lezer zal nu wel gemerkt hebben dat dit de Brusselse omslag is van het Vlomse ui. En natuurlijk mogen we de dubbele oo met haar vriendje i niet vergeten, maar dat zal wellicht geen moeilijkheden opleveren voor de uitspraak, zoals in kooi of de gooi. Een koe of de goeden dus…

Is de OEI van ‘nen boeik’ ook niet goed?

Ja, vaneigens is dat oké. Als de ene Brusseleir of Brusseles bôik, ôil of ôis zegt zal hij of zij dat op die wijze schrijven. Heel wat andere Brusseleirs – waaronder ik par eksempel – zullen eerder boeik, oeil of oeis zeggen en dat op die manier neerpennen. Niets mis mee. Brussel bestaat immers uit meer dan 25 oudere dorpskernen en het is dan ook normaal dat soms de verschillen tussen die plaatsen nog blijven bestaan.

Tenslotte: de OU is OU en geen OE!

Nogal wat Franstalige Brusselaars hebben de gewoonte om, telkens zij een ‘ou’ zien staan in een Brusselse tekst, een ‘oe’ te laten horen. “Mais monsieur Delathouwer, pourquoi vous parlez des Manne van de Platoe?” Wel, omdat we ook niet spreken van Delathoewer, of ik hoe van joe, en omdat de Platou de Brusselse variant is van het plateau van Koekelberg. Als we dus ergens een ou lezen spreken we die uit zoals in het Nederlands: belouve (beloven), oupet doon (openen), outeraa (schrijnwerker in het Bargoens). En nog e specialleke, want we zouden bijna vergeten dat de OE ook in het Brussels wel degelijk bestaat. Zoals in de oele (afgeleid uit het Franse ‘houille’), den oelenboor of den oelemarsjant (kolen, kolenboer of kolenhandelaar). Stamt uit de tijd dat onze grootouders geen keus hadden en zich moesten verwarmen met steenkool.

Sera de Vriendt & Marcel de Schrijver: nen dikke merci!

Waar gaan ze het halen (oêle) vraagt een mens zich af. Awel, eerlijk gezegd, Sera en Marcel die zich uitsloofden om een hanteerbare spelling voor hun dialect uit te werken, hebben dat prachtig klaargespeeld. Want om een eenvoudige ietwat fonetische schrijfwijze op te stellen moet je niet alleen rekening houden met de verschillende klanken en gebruiken tussen de standaardtaal (het Nederlands) en de streektaal (Brussels en Brabants), maar ook met de accenten die per klinker optreden. En bij de O was die opdracht niet min. Het laat ons alleszins toe om de klinkers in het Brussels neer te schrijven zoals we ze uitspreken. En vooral: wie bôik zegt voor buik zal bôik schrijven, wie boeik zegt zal boeik schrijven. Meteen horen we ook dat onze thuistaal rijker is dan we zelf denken.

Mijn boeikgeveul zegt mij ondertussen dat het tijd is voor een verfrissing. Do stoêt ’n kroeik guis te wachten op de salongtoêfel. Dei goêt do ni lank ne mi vol stoên… Santei! En tot de noste ki!

Robert DELATHOUWER

Geplaatst op

De N van neie, ni, niks, neeverans, neet, of naaig. Newo?

In onze laatste streektaalbijdrage waren we binnengevlogen met de KLM. In ons alfabetisch overzicht van plezante of bijzondere Brusselse woorden belanden we dus logischerwijze nu aan bij woorden die beginnen met de letter N.

Het is opvallend hoeveel korte woorden we in het Brussels terugvinden die beginnen met de letter N. Maar we kunnen bij deze letter wel even illustreren wat het Brussels dialect zo apart maakt ten overstaan van de standaardtaal (‘et schuu vloms’). Bepaalde grammaticale afwijkingen bijvoorbeeld – dat gebeurt ook wel met andere dialecten. En ook: een dialect verandert constant, sneller dan de standaardtaal, want die is ook geregeld door de academische wereld. En tenslotte, in je streektaal kan je je nogal wat dingen veroorloven die je in de beschaafde omgangstaal wellicht niet of minder zou durven, vloeken, vunzige of ranzige moppen, of gewoon vulgaire en platte uitdrukkingen. Die dan meestal ook wel plaats- of tijdsgebonden zijn.

Het Brussels dialect werkt met een dubbele ontkenning.

De dubbele ontkenning was een van de stokpaardjes van prof. em. Sera De Vriendt, die daarover menig onderzoek schreef. Terwijl je in het Nederlands zal beweren dat je ergens nog nooit geweest bent (‘ik ben daar nog nooit geweest’) zal dat nog straffer klinken in het Brussels: ‘ik zen do nog nuut ni geweist’. ‘Nooit niet’ zou in het schuu vloms feitelijk moeten betekenen dat je er altijd al geweest bent, maar in ’t Brussels is nuut ni gelijk aan zeker niet. Hetzelfde trouwens wanneer je nog nergens bent geweest in bijvoorbeeld een of andere voorstad van Brussel. Dat zal dan klinken als: ‘neie, ik zaain neeveranst ni in Antwerpe geweist’. Een extra ontkenning wordt door Marcel de Schrijver in zijn schrijfsels aangehaald: ‘nuut ofte jamais van za leive neet!’ Een sterker superlatief van ‘nuut neet’ zal je wellicht niet vinden.

Dialect evolueert sneller dan de standaardtaal.

In dialecten creëer je sneller nieuwe woorden of uitdrukkingen, lang vooraleer de standaardtalen hun draai hebben gevonden met dezelfde nieuwigheid. Tegelijkertijd zal men zich ook meer onfraaie dingen permitteren in de taal die per definitie bestemd is voor een kleinere groep, laat staan gelijkgezinden. Een mooi – nou ja! – voorbeeld is het woord neigerzwiet… Marcel de Schrijver vermeldt dit als: naam gegeven aan cocahoudend spuitwater door diegenen die dat goedje niet lusten. Het blijkt dat na W.O. II, toen veel Amerikaanse soldaten, waaronder nogal veel Afro-Amerikanen, in onze contreien voorbijkwamen, ook Coca-Cola aan een felle opmars is begonnen. Vele Brusselaars waren wel spuitwater, limonades of bier gewend, maar niet die nieuwe smaak die van de cola uitging. Maar de associatie met ‘negerzweet’ zegt veel over de mentaliteit en de appreciatie toen voor de zwarte medemens. En dat terwijl Belgen en Brusseleirs in het bijzonder niet konden beweren dat ze nog nooit Afrikanen hadden gezien, gelet op onze historische banden met het toenmalige Kongo. Gelukkig past een dialect zich ook zeer snel aan aan de veranderingen in onze samenleving. Het woord is dan ook naaig rappekes in de vergetelheid geraakt. Ik zou niemand aanraden om dit nu onder dezelfde naam nog te bestellen op een of ander Brussels terras.

Brussels dialect speelt en steelt stoemelings uit het Frans en het Nederlands.

We hebben het hier niet over het bestaan van het Vloms-Brussels enerzijds en het Beulemans-Frans anderzijds. Noch over het feit dat we soms gewoon uitdrukkingen of zinnen uit de ene klakkeloos vertalen naar de andere. We kennen allemaal het gezegde “naa gomme ne gank”, wat soms in het Frans wordt vertaald als “mènant on va d’un corridor!” Neen, hier willen we het even hebben over de vindingrijkheid van den Brusseleir die er plezier in schept om de omstaanders heimelijk op een dwaalspoor te brengen. Prachtig voorbeeld daarvan is het woordje noîkesschaaiter. Wat stelt dit voor? Beeld je even in: je zit in de jaren ’50 of ’60 van vorige eeuw aan tafel in een van de beginnende Chinese restaurants ergens in Brussel. Je wordt bediend door personeel van Chinese origine, en de meerderheid van de klanten is… Chinees. Als je tijdens je conversatie de woorden ‘Chinees, Sjinuus of Chinois’ gebruikt hebben alle aanwezigen in het restaurant begrepen dat je over hen praat. Vandaar de noîkesschaaiters. Want, zoals onze vriend Marcel de Schrijver in zijn bloemlezing schrijft: een noîkesschaaiter is een nootjesschijter, en afgeleid van het Franse chie-noix, en betekent… een Chinees. Gelukkig is ook deze ‘spitsvondigheid’ allang uit ons dagelijks woordgebruik verdwenen.

Voilà, genoeg voor deze keer. Ik had nog met plezier willen vertellen over de nuis, de noegelenboeik, of nonnekeskneene, of den ienen of andere nërk da’k vantaaid teigekom, maar daarover laat ik je zelf even fantaseren. Nè!

Tot de noste ki!

Robert DELATHOUWER

Geplaatst op

’t Es taaid vè de KLM, en ’t goê ni over e vliegmajeen!

We waren in ons Magazine nummer 12 met ons alfabetisch overzicht van plezante of bijzondere Brusselse woorden beland bij de letters I en J. We komen vandaag dus aangevlogen met de KLM. En die hebben alle drie wel wat te vertellen.

De K van keekefretter!

Met de letter K kan je in het Brussels natuurlijk niet beginnen zonder het over de Keekefretter te hebben. Elke Brusseleir zal immers fier zijn over zijn spotnaam, al zijn de historici niet unaniem over de exacte oorsprong. Ook al schijnt vast te staan dat bij een veldslag of een verre belegering in de Middeleeuwen de aanwezige Brusselaars een hele boel keekene en kapoone als proviand meehadden, is niet geweten bij welke van de vele veldslagen dat moet gesitueerd worden. Let wel, we eten in Brussel ook wel wat anders dan keek. Van kotlet of kabernaai (allebei kortelet) over kabi-jaa (kabeljauw) tot kipkap. Dat laatste is ‘zure kop’, waarbij verschillende soorten vlees (maar hoofdzakelijk hoofdvlees) fijngehakt en gezult worden (ingemaakt in azijngelei). En als we onze keis op onze tafel krijgen zijn we de koning te rijk. Want onze ettekeis (Brusselse stinkkaas) is zelfs bij de betere diëtisten welbekend als een van de meest gezonde kazen, want geen vetgehalte. En dan zwijgen we nog over onze pottekeis, een subtiel en gedoseerd mengsel van ettekeis met plattekeis, verrijkt met peper, fijngesneden pijpajuintjes en radijsjes, een lepel mosterd, en e kloesjke guis! Een nacht in de frigo, en probeer er dan maar eens af te blijven… In afwachting kunnen we vaneigens ook nog knabbele op een hele reeks smosjterderaakes zoals koekskes, karamelle, e kremmeke als het zomer is, gepofte kastonjes in de herfst, en niet te vergeten: onze karikolle als we naar de kermis gaan. Het is niet voor niks dat onze vriend Pol Bovré vroeger zong dat karikolle de kaviaar van de Marolle waren, of de kaviaar van d’erm mense! Wat we spijtig genoeg nooit gekend hebben, maar volgens nog aaver kastaars dan wij ook tof was zijn de nu verdwenen karabitsjes, Volgens Marcel de Schrijver zou de naam zelf een vervorming van het Franse ‘escarbille’ kunnen zijn (sintel). In Brussel zou het een rond of ovaalvormig koekje geweest zijn dat met suiker op een blad boterpapier geplakt werd. Masscheen e gedacht vè den ienen of den anderen bekker vè opneut e stukske Brusselse patrimoine op gank te trekke? In ieder geval, mocht je na dit alles nog e kreuke hebben (van het Franse ‘un petit creux’ of ik heb nog trek…), dan kan je nog je toevlucht zoeken bij een paar sneden kramik, of bij een paar koekenbakken (pannenkoeken in ’t schuu vloms). Of waarom niet een taluur knëddele? Dat zijn vlees- of deegwaren die vormeloos zijn, met als resultaat een mindere kwaliteit wegens een bereidingsfout, maar soms bestrooid met kruiden of suiker. In het geval van knëddele in dieg wordt dat dan een mindere versie van smoutebolle.

Natuurlijk zal je dit alles dan ook moeten doorspoelen. Om bij de K te blijven zal je je tevreden moeten stellen met een zjat kaffei. Of als je wat meer tijd hebt een glas kalisjesap. Dat krijg je door een stuk zoethout, kalisj dus, in een glas water te laten ‘trekken’ of oplossen. Of nog ne gooien aave kreek natuurlijk (Oude Kriek). Daar is geen commentaar bij nodig. Behalve misschien dat je kriek maakt van lambiek?

En de L van Lambik…

Voilà, daarmee is de aansluiting met de L naadloos verlopen. Zoals je ongetwijfeld wel weet is Lambik de basis van alles wat met Guis en Kreek te moêken eit. Het is exclusief in de Zennevallei gebrouwen en wordt al lang wettelijk beschermd. Minstens 30% tarwe en de rest (70 dus) mout, en geen gist. Het brouwproces is ook spontaan en duurt 2 jaar. En alleen de brouwerijen die deze ambachtelijke wijze respecteren krijgen de erkenning voor Oude Geuze of Oude Kriek. Lambik is doorgaans niet zwaar (5°), en je kan er dus wel wat van drinken. Maar opgelet: lampetten (overvloedig bier drinken) hoeft voor ons niet. Dat deden ze vroeger wel, daar kon Lowee van ’t Lieg plafong over meepraten. Zijn stamenei werd wereldberoemd in Brussel en Vlaanderen toen Radio Brabant onder dezelfde naam in de jaren ’70 geruime tijd een plezante reeks met sketches en leekes produceerde. Waarvan het nummer In ’t Lieg plafong van Remy Ray toen ook een hit werd.

We kunnen de L niet afsluiten zonder ook twee soorten Brusseleirs aan te halen die niet echt bij mekaar passen. Aan de ene kant de linkoêd of de linkadôr, of m.a.w. ne linken tip, een rare vent, iemand die niet te vertrouwen is. Niet verwonderlijk natuurlijk dat wij de andere verkiezen: de lëbbe, een goedzak. Soms zeggen we ook ne loobas, zelfs ne gooie loobas. Van ‘lobbes’, een goedaardige hond, of iemand die altijd met alles tevreden is.

… of de M van Menneke Pis!

Veel Brusseleirs hebben een hekel aan de benaming Manneken Pis. En gelijk hebben zij, want in ’t Brussels is een manneke een kleine mand. In a manne of in a mandsje! Dat zeggen ze tegen een hond(je) die in zijn mand moet gaan liggen. Maar een jongen is ne menne en een kleine jongen is gewoon e menneke. Het beeldje dat op de hoek van de Eikstraat en de Stoofstraat staat, en dat gedurende enkele eeuwen feitelijk een van de talrijke fonteintjes was die (drink)water verschaften in de stad, heet bijgevolg niet Manneke maar voor ons wel Menneke-Pis. Het originele beeldje werd in 1619 op vraag van de stad gemaakt door J. Duquesnoy de Oude. Dat werd in 1817 gepikt en verbrijzeld. Het beeldje dat we nu kennen is dus een afgietsel. In ieder geval kunnen we wel stellen dat ons Menneke-Pis symbool staat voor den Brusseleir dee ongezjeneid, leeber en ongebonne dui ’t leive stapt. Het is eigenlijk ook wat raar dat ze het andere beeldje, dat verscholen staat in het Ilot-Sacré, Jeanneke-Pis hebben genoemd en niet Maske-Pis. Dan had ik er hier bij de M wat meer kunnen over babbelen. Of waarom niet Meeke Moeis? Ook al is dat de Brusselse vertaling van Walt Disney’s Mickey Mouse, het zou haar ook goed staan… Bon, et es maleruis, mo ik gon aaile moote loête. Ik ga mijn dagelijkse wandelingetje maken naar de mussen. Sinds de terugkeer van deze kleine deugniet in onze wijken pik elke dag mijn portie positiviteit mee. Wij zeggen ook niet voor niets ‘zoe zot as ’n mus’. We zien malkandere volgende keer wel weer.

Robert DELATHOUWER

Geplaatst op

We gaan verder met het Brussels alfabet…

Verleie ki (Magazine numero 11) waren we beland bij de soekeleir van het Brussels alfabet, meer bepaald de letter H, die we in het Brussels eigenlijk nooit uitspreken. Donc, naa zaain we garriveid on de letters I en J. We nemen er echter hun duonummer IJ uit het schuu vloms niet bij. In de geschreven versie van het Brussels dialect wordt de ij-klank gelijkgesteld met de ei-klank en op deze laatste manier geschreven. “Hij rijdt met die vrouw mee” wordt aldus “ei rait mè dei mei mei”…

De ieste letter vandoêg es de I van irsch-par-terre.

Als je een Brusseleir hoort klappen over den irsch-par-terre dan praat hij over d’Aa Met. Die heeft ook meerdere namen, zoals Voddemet, Vosseplaain, place du Jeu de Balle (Kaatsplein in ’t schuu vloms) enzoevoesj. Mo uuk irsch-par-terre. Dat kan je best vertalen door ‘Hirsch-die-uitgespreid-ligt-op-de-grond’. Het is dus een benaming die met enige ironie (zoals dikkes in ’t Brussels) verwijst naar de kledij die her en der op de Oude Markt te koop ligt. De term dateert van voor Wereldoorlog II, want Hirsch & Cie, was een van oorsprong Belgisch modehuis, dat ook winkels had in Amsterdam, Keulen, Dresden en Hamburg. Het was genoemd naar de van oorsprong Joodse ondernemer Leo Hirsch (1842-1906). De Brusselse winkel die dus gienen brol mo wel chique modekledij verkocht lag in de Nieuwstraat, naast de galerij die destijds de Nieuwstraat, het Martelarenplein en de Zilverstraat verbond. En die ook de Hirsch-galerij genoemd werd.

Je zal het wel al begrepen hebben, bij den irsch-par-terre kon je misschien nog met inkel (enkel geld, muntstukken, cf. nikkel) betalen, maar daar moest je in de Nieuwstraat niet mee afkomen. Of het zou ne vollen iemer moote geweist zaain… En of je met intsje zou toekomen valt zelfs te betwijfelen.

In zijn bloemlezing en ook in het Lexicon verwijst Marcel de Schrijver ook naar iet (heet) en ietegaaid. En terloops ook naar boelee (van het Frans bouilli ofte soepvlees), maar niet zonder er ook ieten boelee aan toe te voegen. Letterlijk zou dat heet soepvlees moeten zijn, maar in ons dialect is het een persoon die hitsig is en man- of vrouwziek. Sommige Brusseleirs zeggen voor een man ook iete kajiet. En voor vrouwen (want we zijn voor de gelijkheid!) iete kut… Opgelet, het is wel Marcel die dat schrijft newo! Ik zaa da ni tère!

En naa es et on de J van Jommo jaa…

In ’t schuu vloms hoor je wel eens een ‘ja, maar’, maar wij maken daar graag een beklemtoonde bevestiging of ontkenning van. Dat wordt dus jomme jaa of jommo jaa, of as ge ni takkoud zet jommo neie. Vergelijk het wat met de dubbele ontkenningen in ’t Brussels: “dat zou ik nooit doen!” wordt dan “da zaa kik nuut ni doon!” Zoals wenen als kleine ket, dat zouden we ook nuut ni doon, of beter gezegd blète, bëddele, of – vermits we bij de J zitten – jenke. En als we dat dan toch deden, en het duurde te lang, was er wel altijd iemand die opmerkte van jêndè, goêt da gejank na nog lank deure?

Over de joenkaaid kunnen we natuurlijk ook nog wel wat vocabularium ophalen. Terwijl da joenk niet bijzonder vleiend klinkt, kan ne joengeszot soms wel meevallen. Tot wanneer de joengedochter ne joenkman gevonden heeft die ze goed genoeg vindt. Of ze moet blijven zoeken, misschien naar nen aave joenkman. En als ze er geen kan vinden loopt ze het risico een aa joengedochter te worden. Ze kan zich natuurlijk nog altijd zelf troosten met de gedachte van ‘k wil nog ginne joenge…
vè wa zoê ‘k goên nen aave pakke’!?


Robert DELATHOUWER

 

Geplaatst op

De letter van vandoêg: kameroêt H, de soekeleir van ‘t Brussels alfabet

In onze vorige rubriek voor de zomervakantie waren we garriveid ba de letter G. Die heeft ons daarna wel wat plezante reacties opgebrocht. Vooral wanneer we het hadden over de Gardevils en hun lijflied Lup lup lup de Gardevil es doê… Ik schreef toen dat Marcel de Schrijver in zijn bekende bloemlezing ’t Es on aa naa al aangaf dat er op dat aireke ook een vervolg bestaat, en dat luidde als volgt: En ‘k zoê ni geire luupe vè de gardevil en nog: Mè zan krumme puuten en zanne oeilenbril. En ja, er bestaan ook nog een heleboel andere versies en vervolgskes, net zoals er bij Vee van bomma ook heel wat andere varianten bestaan op de pataate mè sosisse. Veel lezers hebben ons die Gardevils-varianten ook doorgestuurd. Wat ons dan extra deugd doet, want het bewijst dan weer dat we toch gelezen worden. We komen later ongetwijfeld nog terug op al dei toffe leekes in ’t Brussels.

We zijn in onze reeks met een overzicht van plezante of bijzondere Brusselse woorden aan de hand van een alfabetische volgorde van de beginletters na de G nu dus garriveid on de letter H.

We kunnen vanaaiges kort zijn bij deze 8ste alfabetaar, want nen echten Brusseleir zal de H nooit uitspreken, of het zou moeten zijn bij een of andere eigennaam zoals Hubert. En dèn nog, die zullen we meestal ook wel uitspreken als Ubère… Of as ge minister Benjamin Dalle uud, die een van onze Brusselse lessen kwam bijwonen, en als we hem vroegen om zich in het Brussels voor te stellen zei: ‘ik zaain afkomsteg van… Bruhhe’. Van de slag aaie we recht op een dobbel H! Vè de rest nen toffe pei den Benjamin (hij subsidieit ons uuk, zeede…)

Als we de H niet uitspreken in ons dialect dan zullen we die uiteraard ook niet schrijven. Bij onze vriend Marcel – en die kon het weten, want hij was zelf de Schrijver – blinken slechts twee citaten rond de H in zijn bloemlezing.

Ten eerste: wanneer men aan een Brusseleir vraagt van een woord dat met de letter ‘h’ begint te spellen, gebeurt het dat die Brusseleir gekscherend begint met te zeggen… “met de ‘h’ (uitgesproken hasch) van hesqu’on va boire un verre?” – gaan we samen een glas drinken?

Ten tweede (en ten laatste): HUILE DE BRAS: de Franse uitdrukking ‘mettre de l’huile de bras’ betekent een zware fysische inspanning doen, zwaar werk verrichten. De Brusselse volkstaal gebruikt die uitdrukking in de betekenis van ‘spierkracht’. Voorbeeld: vè dat af te scheure was er vuil huile de bras vandoon zenne! – om dat af te schuren was er veel spierkracht nodig hoor!

Allei, tot de noste ki, hein

Robert DELATHOUWER

ZOEK JE EEN WOORD IN HET BRUSSELS?
OF ZUKTE E WOUD IN ’T BRUSSELS?

Dat kan vanaf nu ook digitaal. In samenwerking met de vzw Variaties werd het Brussels Lexicon gedigitaliseerd en opgenomen in de Woordenbank van de Nederlandse dialecten. Hoe ga je te werk? Ga naar:
https://www.brusseleir.eu/neus/brussels-lexicon-digitaal/
daar klikken en je komt in de woordenbank terecht. Kruis Brussel aan en tik vervolgens het woord dat je wilt verbrusselen in het vakje de A.N.-zoekterm. Klik dan op zoeken. Es da ni tof?

Voor wie graag iets tastbaars in handen neemt: je kan bij Brusseleir! nog steeds in boekvorm het BRUSSELS LEXICON, van Sera de Vriendt en Marcel de Schrijver (uitg. Academie van het Brussels vzw, 2009) met meer dan 6000 Brusselse woorden bestellen of afhalen. Ook de Franse versie LEXIQUE BRUXELLOIS (van dezelfde auteurs plus Marc Quintelier) is beschikbaar.

Daarnaast is ook ’t KAKKENESJKE verkrijgbaar, de Franse versie van de bloemlezing van merkwaardige woorden en gezegden van Marcel de Schrijver (uitg. vzw BeBrusseleir, 2017). De Vlomse versie (’t ES ON AA NAA!) is al een tijd uitverkocht.

Geplaatst op

De letter van de weik: de G van Gardevil

We zijn in onze reeks met een overzicht van plezante of bijzondere Brusselse woorden aan de hand van een alfabetische volgorde van de beginletters vorige keer garriveid on de letter F. En dat wil vanaaiges zeggen dat we vandaag belanden bij de volgende in den ABC, namelijk de letter G. Let wel: we hebben het over de G zoals je die in het Nederlands uitspreekt, zoals in gooiendag of gooie merget. Je hebt ook woorden, vooral als die uit het Frans komen, waar de G anders wordt uitgesproken, zoals wanneer iemand een mooi gebaar stelt – ei dei ne schuune geste, dan zet je het woord cursief als het onveranderd blijft in ’t Brussels. Als het woord echter wel anders wordt uitgesproken zet je het met een aangepaste combinatie van medeklinkers: zoals bijvoorbeeld e zjestemenneke. Voor alle duidelijkheid: we zullen het hier en nu dus hebben over de enige echte G, godverdoeme! En opnieuw duiken we daarvoor met Marcel de Schrijver in zijn prachtige bloemlezing ’t Es on aa naa!

De eerste vrienden waaraan we met veel sympathie denken bij de letter G zijn natuurlijk de Gardevils. Dat zijn de mannen die het meeste werk hebben middenin de zomer. Zij moeten immers jaarlijks de cortège van de Maabuum akkompanjeiren en defandeire op de planting op 9 augustus. Bij Marcel de Schrijver lezen we over hen het volgende: GARDEVIL, van het Frans “garde-de-ville” = vroeger: politieagent. Het bekende wijsje van Lup lup lup de gardevil es doê kent iedereen wel. In zijn bloemlezing preciseert Marcel overigens dat deze Brusselse tekst werd gezet op de muziek van de 5de figuur van de Engelse quadrille – quadrille van de lansiers – van J.L. Olivier Metra. Maar kennen jullie ook de rest van het liedje?


Vooreerst komt:
Lup lup lup de gardevil es doê, de gardevil es doê, de gardevil es doê,
Lup lup lup de gardevil es doê, de gardevil es doê
Je kan dat een paar keer herhalen, telkens wat sneller of op een andere wijze gezongen. Maar er bestaat ook een vervolg, en dat luidt zo:
En ‘k zoê ni geire luupe vè de gardevil (ik ben niet van zins weg te lopen voor die politieagent) en nog:
Mè zan krumme puuten en zanne oeilenbril (want hij heeft kromme benen en draagt een uilenbril)
Bij de letter G kunnen we weer een hele reeks toffe Brusselse woorden bovenhalen. Zo een heel gewoon Nederlands woord dat je op dezelfde wijze uitspreekt en schrijft in het Brussels, maar waar ontelbare uitdrukkingen en gezegden rond geweven zijn. En opnieuw belanden we bij onze vriend Marcel. Telkens wij hem konden uitnodigen om een van onze lessen Brussels bij te wonen fleurde hij die op zijn onnavolgbare wijze op een lezing over het woord ‘gat’. In zijn bloemlezing ’t Es on aa naa (en natuurlijk ook in de Franse versie ’t Kakkenesjke) zal je niet minder dan drie bladzijden vinden met expressions ouver et gat. We pikken er voor ons eigen plezier een tweetal uit die we persoonlijk koesteren:
’t Gat van den deuvel, het gat van de duivel, een nogal mysterieuze Brusselse definitie van een spiegel; en
Ui gat sloêgt achtentaggeteg, haar gat slaat achtentachtig, wordt gezegd van een vrouw die een heupwiegende gang heeft.

Natuurlijk kunnen we nog heel wat andere gezegden en woorden met de beginletter G voorschotelen. ’n Ander woord dat we aldus konden geven is gegouve. Gegouven es gegouve newo, dat es ten andere wa da waailen ee na in al dei magazines al van in et begin doon.

Allei, om onszelf te plezieren: wat denk je van gaffele? Of galosje (‘ons bomma dei zwumt mè galosje…), of nog: ne gekaleide pei, dee goo gastikeid es. En verder: het heeft geregend en et es ee glaiteg (of gletteg). Hij is op za gat gevallen, en is nogal gabumeid.

En ikke, ik em oenger en dëst gekreige. Ik pak ma nog ’n gozet; en dobaa ne gooie guis, ara. Santei!

Robert DELATHOUWER

’t ES ON AA NAA! Het levend Brussels Dialect – bloemlezing van merkwaardige woorden en gezegden, van Marcel de Schrijver, uitgegeven door de vzw be.brusseleir, 2017 IS UITVERKOCHT ! De Franse versie ’t KAKKENESJKE is nog wel verkrijgbaar.

BRUSSELS LEXICON, van Sera de Vriendt en Marcel de Schrijver, uitg. Academie van het Brussels vzw, 2009 (meer dan 6000 Brusselse woorden) en de Franse versie LEXIQUE BRUXELLOIS (van dezelfde auteurs plus Marc Quintelier). Het Brussels Lexicon kan je bestellen bij BRUSSELEIR!

In samenwerking met de vzw Variaties werd het Brussels Lexicon gedigitaliseerd en opgenomen in de Woordenbank van de Nederlandse dialecten. Hoe ga je te werk? Ga naar
https://www.brusseleir.eu/neus/brussels-lexicon-digitaal/
daar klikken en je komt in de woordenbank terecht. Kruis Brussel aan en tik vervolgens het woord dat je wilt verbrusselen in het vakje de A.N.-zoekterm. Klik dan op zoeken. Es da ni tof?

Geplaatst op

DE KLINKENDE CHAMPION VAN ET BRUSSELS: DE ‘E’!

Even ter herinnering: we waren in de vorige edities begost met een overzicht van plezante of bijzondere Brusselse woorden aan de hand van een alfabetische volgorde van de beginletters. Na de klinker A en de letters B, C en D komme me naa dus logischerwijze terecht bij de wellicht meest gebruikte klinker in het Brussels dialect die bovendien in talloze variaties geserveerd wordt: de E.
Je mag gerust stellen dat onze goede vrienden Marcel en Sera, toen ze destijds de spelling voor het Brussels dialect uitwerkten in opdracht van de Akademee van et Brussels, op die E een tijdje hebben zitten ‘sjikken’. In hun overzicht van de klinkers en tweeklanken onder de welluidende titer ‘welke letters voor welke fonemen in het Brussels?’ neemt ons E-ke meer dan een derde voor zijn rekening, echteg en techteg woê.

Bezee mo: van de 22 Brusselse woorden in deze tekst die tot deze lijn in vetjes staan zijn er niet minder dan 17 waar één of meerdere E’s staan te pronken. Geen klinker of medeklinker die beter doet. Maar ze worden niet allemaal op dezelfde manier uitgesproken, de klank van de ene is niet noodzakelijkerwijs die van de ander. Ook in hetzelfde woord, zoals in echteg en techteg. De eerste E klinkt zoals de eerste van Akademee. De tweede is dan weer doffer en vinden we terug in het lidwoordje et, of in de werkwoorden begost en komme. En de lange E van Akademee es d’aaigeste als die in bezee. De enige waar al een accent op staat is in woê (‘waar’ in ‘t schuu vloms), maar dat gaat dan weer over de uitspraak van de O die aan de E voorafgaat. Gekomplikeid? Ja en nee. Marcel en Sera hebben voor de weergave van de grote verscheidenheid van de uitspraak van onze E feitelijk een redelijk eenvoudige oplossing gevonden.

Uitgaande van het feit dat het Brussels als een van de Brabantse dialecten behoort tot de Nederlandse taal schrijven we het op dezelfde manier als we dat in het Nederlands zouden doen (voor zover dat nodig is, want zoals al zo dikwijls herhaald: een dialect is in de eerste plaats een gesproken taal, ’n toêl da ge klapt). Met weliswaar een vocabularium dat eigen woorden heeft of kweekt, en vooral andere klanken produceert dan de standaardtaal of zelfs een zeer naburig dialect. Maar wat je hoort schrijf je op, in ’t vloms dus. Nen eksempel? De OU: in ’t schuu vloms klinkt da gelak as in ik hou van jou. In ’t Frans gelak as ’n OE (ik hoe van joe ☺… ).

Bref, vanèr no de E: omdat die klinker op veel tefrente manieren wordt uitgesproken moesten Marcel en Sera wel enkele hulpmiddeltjes gebruiken. En daarvoor kwamen ze uit bij de Franse en Duitse accenten. Den accent aigu (krol no links), den accent grave (krol no rechs), den accent circonflexe (kapke op de letter), en uuk den umlaut (twie poeinkes op de letter).

 

DE TABEL DEE ALLES EKSPLIKEIT

Om het ons (en jullie ook natuurlijk) op een sumpel maneer oeit te legge, emme ze’t in ’n tabelleke gegoute mè nen uup eksempels (we beperken ons hier uiteraard tot ons letterke E). Als je het mij vraagt dan wijst dit zichzelf uit.

 (*) over de tilde: Marcel en Sera wisten ook dat nogal wat vreemde woorden, vooral van Franse herkomst, zich ook in het Brussels hebben genesteld. Er was geen reden om die anders te spellen dan de rest van de Brusselse woorden, zoals in de koesj (auto), et plafong (plafond), boezjee (bougie), kapoêbel (capable). Het kan echter gebeuren dat een woord anders dan in het Frans uitgesproken wordt, maar toch een klank bevat die niet ‘Vlaams’ is, meer bepaald een nasale klinker. Zij stelden voor die als volgt te schrijven: bij an/am sanseebel (sensible), bij on/om ne kontaabel (comptable), bij en/em empermeaabel (imperméable). En wie dat wenst kan de nasalisering zoals in de tabel aangeven door een tilde boven de klinker te plaatsen (die dubbele krol die ze vooral in het Spaans gebruiken: ˜ ). Mo ierlak gezeid: da doone kik uuk ni…

Voilà, en as ge’t naa nog ni verstoên èt, doet dèn gelak as da nènèn (man bomma) altaaid zaa: legt er aa kop baa. Of spel mè a tiene tot et vermoêk van a eele! En dobaa, et es ee vè de moment vuil te werm. Ik gon agaa ’n fles limonaad oêlen op den oêk in d’espeseederaa. Santei, en tot de noste ki!

Bronnen:
’t ES ON AA NAA! Het levend Brussels Dialect – bloemlezing van merkwaardige woorden en gezegden, van Marcel de Schrijver, uitgegeven door de vzw BeBrusseleir, 2017

BRUSSELS LEXICON, van Sera de Vriendt en Marcel de Schrijver, uitg. Academie van het Brussels vzw, 2009

allebei te bestellen of af te halen bij BRUSSELEIR!

Geplaatst op

DE WEIK VAN’T BRUSSELS 2024

De Weik van’t Brussels 2024 van 28 november tot en met 8 december.
In november en december zet Brusseleir! tijdens de Weik van ’t Brussels het dialect van onze hoofdstad weer extra in de schijnwerpers.
Klik op de titels in het programma voor meer info.

DEN PROGRAM

Donderdag 28 november
Verkeezing Brusseleir Van’t Joêr en Brusseleir vè et Leive
@ Brasserie de la Gare, Gentsesteenweg 1430, 1082 Sint-Agatha-Berchem
Op uitnodiging

Donderdag 5 december
Sans gêne singalong, uuk in’t Brussels
Met zangeres Veerle Slootman en gitarist Tim Coenen.

Zaterdag 7 december
Première Brussels Volkstejoêter Kip Kap Maison
@ Zinnema, Veeweidestraat 24-26, 1070 Anderlecht
Op uitnodiging

INFO OVER ACTIVITEITEN EN RESERVATIES

BRUSSELS EITEN EN KLAPPE: DELISIUIS

Brusseleir!, Ring(tv) en COOVi, nodigen je graag uit op voor een Brussel Boef en het verhaal achter de rijke Brusselse keuken in relatie met de Vlaamse Rand. Het menu blijft een surprise. Gegarandeerd een avond met veel amusement!
Presentatie: Geert Dehaes

Vrijdag 29 november om 18u30 tot 22u00
Locatie: COOVI, Emile Gryson Laan 1, 1070 Anderlecht
Prijs: 39€ pp.
Reserveren via: viva@ringtv.be
Je inschrijving is in orde na overschrijving van 39 euro pp op het rekeningnummer:
BE34 7865 8204 9490

 

RONDLAAIDING ‘BRUSSEL G’ÈT MAAIN ÈT GESTOULE’

Brussel is een bruisende stad, met een rijke geschiedenis, en vooral een sappig taaltje : het Brussels. Deze wandeling van anderhalf uur neemt je mee door de binnenstad en houdt halt bij verschillende plaatsen, monumenten, kerken , straatnamen, enz. die jouw gids van dienst Luc Christiaens linkt aan typische Brusselse uitdrukking.

Zaterdag 30 november, Zondag 1 en woensdag 4 december, telkens om 14u00
[ ALLE DATA VOLZET]
Vertrek- en eindpunt: Et Oeis Van’t Brussels, Vlaamsesteenweg 98, 1000 Brussel
Gratis deelname
Wel reserveren via: deweik@brusseleir.eu of 02 502 76 93

 

IMPASSEEBEL + GEGIDSTE WANDELING

“Impasseebel” is een muzikale voorstelling die je meeneemt in het verborgen leven van de Brusselse steegjes, de “impaskes,”. Na de voorstelling kan je ook een ticket kopen om met stadsgids Kaat Bauters langs de Brusselse steegjes te wandelen.
Vertellers: Guido Goovaerts, Marc Bober
Muzikanten: Mars Moriau (trekzak) en Wim Van Parijs (viool)
Regie: Luc De Smet

Deze voorstelling hoort bij de foto-expo ‘Impasse’ van Guido Van den Troost die van 2 december tot en met 20 december loopt in het AMVB.
Zondag 1 en zondag 8 december, telkens om 14u00
Locatie: AMVB, Arduinkaai 28, 1000 Brussel
Prijs: 10€ pp.
Reserveren via: www.amvb.be

 

SANS GÊNE SINGALONG, UUK IN’T BRUSSELS

Met zangeres Veerle Slootmans en gitarist Tim Coenen.

Smeer uw kelen, we gaan uitbundig kwelen!
Zing je graag onder de douche of terwijl je in de file staat?
Droog je haar, laat je auto staan en kom covers zingen met live begeleiding.
We delen de songteksten uit en geven er samen met jullie een stevige lap op.
Te stil, te luid, kattevals, in’t Brussels of gi Brussels: iedereen is welkom!
Meedoen is belangrijker dan The Voice winnen.

Donderdag 5 december om 20u
Locatie: Zinnema, Veeweidestraat 24-26, 1070 Anderlecht
Gratis inkom
Wel graag reserveren via: deweik@brusseleir.eu of 02 502 76 93

 

BOEKPRESENTOÊSE ‘NEN DRUUM IN DE ZOUMERNACHT’, CLAUDE LAMMENS

Claude Lammens is theatermaker, dichter, poëzievertaler en -performer. Hij is ook Shakespeare-adept en het Brussels dialect is bovendien zijn dada bij uitstek. In 2012 verscheen zijn eerste Shake: de Brusselse vertaling van The Taming of The Shrew onder de titel ’N Kat Es Gin poos. Daarna beet hij zich vast in de verbrusseling van de 154 sonnetten van Shakespeare (2019). Nu nog eens 5 jaar later, staat eindelijk ‘Nen Druum In De Zoumernacht’ op de boekenplank. Dit spiegelboek toont de originele versie uit 1623 naast de verbrusseling uit 2024.

Vrijdag 6 december om 12u30
Locatie: Huis van de VGC, Lombardstraat 61, 1000 Brussel
Gratis inkom
Wel reserveren via: deweik@brusseleir.eu of 02 502 76 93

 

LUNCHVUISTELLING “TARARA BOUM PATEI” ZINNEFOLEE

De ZINNEFOLEE brengt “TARARA BOUM PATEI … en alleman zingt mei”
Wie de ZINNEFOLEE nog niet kent…
Een 20-tal mannen en vrouwen uit het Brusselse zingen in een oergezellige sfeer op café, op straatjes met hun muzikanten op piano, trekzak en viool, en spelen al bijna 15 jaar lang samen onder de leiding van Guido Schiffer. Een te gekke bende die zingt zoals ze gebekt is, soms met een vleugje nostalgie, soms met een grote mond. Met een flinke dosis zwans en ambiance slepen ze het publiek mee in die typische sfeer van het Brussels surrealisme. Het publiek kan meezingen want de liedjesteksten worden geprojecteerd en er zijn boekjes met het repertoire van Tarara Boum Patei.
Er worden na de voorstelling broodjes aangeboden tussen 12.30 en 13.30u (3euro/stuk), zodat u eventueel in alle rust naar de voorstelling van het Brussels Volkstejoêter kunt gaan.

Zondag 8 december om 11u15
Locatie: Zinnema, Veeweidestraat 24-26, 1070 Anderlecht
Gratis inkom
Wel reserveren via: deweik@brusseleir.eu of 02 502 76 93

Wie zich inschrijft, kan bijkomend broodjes bestellen op het mail-adres van Vera Janssens: verajanssens@gmail.com

 

AAFT IN DE WEIK DE BRUSSELEIR! SOCIAL MEDIA IN’T UUG

GOESTING IN’T BRUSSELS
Tijdens De Weik leert Jennifer, onze lieftallige assistente, jou spreken gelijk nen echten Brusseleir. Kom met ons mee op een taalparcours doorheen Brussel in het Brussels. 

DE FANFAAR 20
De pop-en rockgroep ‘De Fanfaar’ rond de gebroeders Jeroen en Sybren Camerlynck vierden op 9 november in GC Het Huys te Ukkel met een verjaardagsconcert hun 20 jaar bestaan. Tegelijkertijd hun afscheidsconcert. Brusseleir! capteerde dit concert en deelt het graag met jou.

PODCAST ‘DE PATRON KLAPT OEIT DE BICHT’
Foodie en Brussel Lover Andy De Brouwer gaat op bezoek bij Jean-Pierre Van Roy, de patron van Cantillon. Een beklijvende podcast over Jean-Pierre zijn bezigheden, zijn passies en zijn Brussel.

Geplaatst op

Chloë Clauwaert: “Ik begin altijd zonder plan”

Geplaatst op

Tristan Versteven, nieuw Artistiek Leider BVT

Tristan Versteven: Mijn vader werkte in het KJT (Koninklijk jeugdtheater) in Antwerpen, dat nu hetpaleis heet. Als kind bracht ik daar bijna iedere woensdagnamiddag door. Ik mocht achter de schermen en zag ook alle voorstellingen, met die magische decors en grote decorwissels die mij ook een liefde voor scenografie hebben bijgebracht. Weggevoerd worden naar andere werelden en daarin meegaan, vind ik al heel mijn leven fantastisch. Mijn moeder speelde dan weer amateurtheater in Mechelen. Ik ben dus heel mijn jeugd met theater bezig geweest. Er wordt gezegd dat ik vanaf mijn vier jaar al zei dat ik later acteur wilde worden, en dus geen brandweerman of piloot. Vanaf mijn twaalfde ging ik dan naar de Dramastudio voor jongeren in het Mechels Miniatuurtheater, en daarna ging ik bij amateurgezelschappen spelen. In de laatste twee jaar van mijn humaniora deed ik soms mee in vijf producties per jaar, bij verschillende gezelschappen. En als ze op het Conservatorium mensen tekort kwamen, ging ik daar ook meespelen als vrije leerling.

Versteven: Ik ben begonnen aan het conservatorium en ben afgestudeerd aan het RITCS. Daarna heb ik meer dan tien jaar jeugdtheater bij hetpaleis gespeeld. En dan heb ik samen met collega Brechtje Louwaard ons eigen gezelschap Het Banket opgericht in Mechelen, waarmee we rondtoeren in heel Vlaanderen. In het begin maakten wij ook vooral jeugdvoorstellingen, want theater voor de jeugd is heel belangrijk. Omdat ik vind dat iemands eerste theaterervaringen, ook tijdens de schooltijd, goed moeten zijn.
Je kan pas verwonderd geraken en betoverd worden als een voorstelling bepaalde normen haalt, en een kind voelt dat perfect aan. Nu maken we met Het Banket vooral theatrale concerten, zoals recent Egmont met I Solisti en het Vlaams Radiokoor, of Peer Gynt met Brussels Philharmonic Orchestra.

Versteven: Toen ik pas afgestudeerd was, heb ik een paar jaar regies gedaan in verschillende amateurgezelschappen. Omdat het ook voor een acteur enorm leerzaam is om zelf voor een groep acteurs te staan en te kijken wat werkt en wat niet.

Ik vind het daarnaast heel belangrijk dat het amateurtoneel blijft bestaan, want dat is de basis van alles. Spijtig genoeg maakt de tijdsgeest het moeilijker voor mensen om zich voor langere periodes te engageren, en ook corona heeft aan heel wat gezelschappen en zaaltjes zware klappen toegediend. Maar die verbondenheid van een groep mensen die samen iets proberen te bereiken en dan genieten van wat ze voor een publiek hebben neergezet, dat is iets dat onze maatschappij meer en meer mist. Zoeken naar nieuwe teksten om te brengen, en naar nieuwe manieren om te spelen is zo boeiend. En het leuke aan acteren is dat je op zo’n podium jezelf niet hoeft te zijn hé. Je mag er een personage spelen.

Versteven: Ik voel inderdaad dat de mentaliteit niet zo ver van elkaar ligt. Ik denk soms dat Mechelen wat dat betreft meer aanleunt bij Brussel dan bij Antwerpen. Misschien is de typische Brusselaar nog meer een echte Bourgondiër. Maar sowieso was studeren in Brussel een belangrijke keuze voor mij. Ik heb het altijd een bijzondere stad gevonden, met het Frans naast het Nederlands en het internationale naast het dorpse. Tijdens mijn laatste twee jaar op het Conservatorium speelden wij dikwijls in een zaaltje in de Hoogstraat met al die cafeetjes en winkeltjes. Dat was eigenlijk een dorp in de grote stad.

Dat ik uiteindelijk per ongeluk bij het BVT ben aanbeland komt door mijn vriend Jan Van den Bosch die ook op het RITCS gestudeerd heeft, en door omstandigheden zijn BVT-regie van De zugezeide zeeke niet kon verderzetten. Toen ik van hem overnam, kwam ik terecht in een onwaarschijnlijke omgeving. Na het geploeter in het amateurcircuit in Mechelen om financieel rond te komen en publiek aan te trekken, stond hier een gezelschap met een professionele omkadering, een costumier, een decorontwerper… en een lange speellijst van grote, volgeboekte zalen. Dat was heerlijk.

Versteven: Toen Jan mij destijds de tekstbrochure gaf in fonetisch Brussels, moest ik wel twee keer kijken wat er juist stond (lacht). Maar als je het hoort, versta je dat allemaal. Mijn zoon van dertien was ook helemaal mee. Wat voor mij een ongelofelijke ontdekking was, is dat de manier waarop De zugezeide zeeke van Molière naar het Brussels hertaald was, mij het gevoel gaf dat die tekst oorspronkelijk in het Brussels geschreven was. Hij was sappig en had ook een heel schone beeldtaal. Want dat is één van de grootste problemen van het verdwijnen van dialecten, zoals ook het Mechels: de klanken die kennen we nog wel, maar de rijke woordenschat, en de beeldrijke uitdrukkingen die dikwijls historisch bepaald zijn dreigen voor altijd verloren te gaan.

Versteven: Absoluut. Hij is iemand die in mijn ogen de stukken voor het BVT goed wist uit te kiezen. Stukken die toegankelijk zijn voor een breed publiek, maar die wel ergens over gaan. Marc en ik hebben een aantal goede gesprekken met elkaar gehad waaruit bleek dat wij op een gelijkaardige manier naar theater kijken.
Er moet theater zijn met een lage drempel, maar dat betekent niet dat je voor gratuite billenkletsers moet kiezen. Een stuk moet ‘leesbaar’ zijn zonder dat je op voorhand de brochure hebt bestudeerd. Maar je moet ook meegevoerd worden, en de acteurs op de scène moeten iets hebben waar ze hun tanden in kunnen zetten. Ook dat kon Marc: ervoor zorgen dat acteurs bleven evolueren door hen te begeleiden.

Versteven: Er lag al een programma klaar voor de komende tijd, maar daar zal ik stilaan meer invloed op hebben. Ik kan met mijn netwerk waarschijnlijk ook helpen voor de omkadering van de producties. Ook van het hechter maken van het gezelschap en de ontwikkeling van de acteurs wil ik werk maken. Door een groepsdynamiek te creëren zonder daarom te grote engagementen te vragen bijvoorbeeld. En wie weet door acteurs, naast de producties voor publiek, ook eens uit te dagen om buiten hun comfortzone te treden. Kan iemand die graag heel ‘groot’ speelt ook een keer iets heel klein en gevoelig spelen en omgekeerd?

Versteven: Televisie en film is eerder iets dat af en toe op mijn pad komt. Ik ga er niet voortdurend naar op zoek. Het is ook een wereld die door de opgang van sociale media heel hard is veranderd. Je uitstraling op sociale media wordt belangrijker en belangrijker om rollen voor film en televisie te kunnen spelen. En het zit niet in mij om mijn privéleven ineens op Instagram te gaan gooien.

De laatste tijd acteer ik ook wat minder omdat de grote muziekproducties die we met Het Banket maken het onmogelijk maken om behalve te regisseren ook nog te acteren. Daarom zou ik nu geneigd zijn om te zeggen dat ik graag wat meer zou spelen. Maar als ik dan weer teveel acteer, wil ik ook weer regisseren. Het is de variatie die het interessant maakt. Daarom zal ik mij bij het BVT ook nog wel eens aan een regie wagen. Te beginnen dus met Midzomernachtsdroom volgend jaar.

Geplaatst op

Geert Dehaes is Brusselambassadeur

Geplaatst op

OMMEGANG IN EEN REGIE VAN GILES DAOUST

Geplaatst op

BRUSSELEIR!-SWEATER Magnifique en Unique

Paradeit gelak nen échten Brusseleir!

Op den tram, op stamenei, op stroêt, in’t magazaain, in de stade, op de fiest, op konzjei…. Ouveral Brusseleir quoi!

De nieuwe Brusseleir!-sweaters!
Navy Blue – Bordeaux – Pink
S – M – L – XL – XXL – XXXL

Commandeire?
shop@brusseleir.eu met vermelding van maat en kleur.
of bestel via https://www.brusseleir.eu/product/brusseleir-sweater-magnifique-en-unique/


Praais?
70,00 euro (inclusief verzending)
> ‘t es gooi marsjandees

Geplaatst op

Miss Brussel Jennifer Tabotasa: “Je moet gewoon durven”

Geplaatst op

MIRA SISSAU – NIEUWE MEDEWERKSTER BRUSSELEIR! – ZWAAIEN NAAR HET ATOMIUM VANUIT MIJN RAAM

De stad herleeft sinds de start van het schooljaar. Ook bij Brusseleir! is er een en ander op til. Sinds 1 september is Mira Sissau gestart als kersverse nieuwe algemeen assistente. Vanaf 5 oktober verzorgt zij de ticketverkoop van het Brussels Volkstejoêter en het onthaal in Et Oeis van ’t Brussels. Haar studies aan Sint-Lukas brachten haar naar Brussel en ze is blij dat ze in het midden van het centrum opnieuw aan de slag kan in de stad van haar hart.

Hoe ben je bij Brusseleir terechtgekomen?

Toen ik de vacature zag was ik op slag verliefd omzeggens. Zelf ben ik afkomstig uit Halle, maar laat ons zeggen dat de Halle als kleinere stad altijd een beetje beïnvloed werd door grote zus Brussel. Ik heb altijd een grote liefde gekoesterd voor Brussel, ik studeerde in Schaarbeek en woonde een tijdje in Sint Gillis. Onderhand hoef ik er niet per se te wonen en ben ik verhuisd naar een leuk huis met tuin aan de rand van een bos in Buizingen. Dat heb ik nodig om af en toe tot rust te komen. Tijdens de lockdown verdiepte ik me in planten, bomen, bloemen en een moestuin, ik zou dit niet kunnen missen. Toch ben ik heel content dat ik mij via Brusseleir terug in de stad kan onderdompelen. Ik ben in Brussel de beste versie van mezelf, wat dit ook mag zijn (lacht). Op vijftien minuutjes sta ik middenin het stadsgedruis. Als het niet pijpenstelen regent wil ik graag met de fiets komen, maar dat is misschien eerder een voorjaarsactieplan.

Waar kijk je naar uit?

Naar het heen en weer crossen in de stad en bezig te zijn met dat dialect. Het lijkt me heel inspirerend de stad en haar dialect te (her)ontdekken, ik heb echt veel goesting om hier vanalles uit te steken bij wijze van spreken en het Brussels onder de mensen te brengen. De winkels en cafés in de Vlaamse steenweg inspireren me enorm. Ik spring vaak eens binnen voor interieurinspiratie en een Geuze Boon.

De oude Brusselse rakkers of de oude getrouwen van Brusseleir zullen mij hopelijk van hun kant wegwijs kunnen maken met verhalen, impressies en tips over het Brussels. Het dialect voelt vertrouwd aan door mijn jeugd in Halle. Woorden als dasjtere, smosjtere en apsjaar kwamen vaak voor tijdens gesprekken tussen mijn mama en mijn mémé. Ik heb lange tijd gewerkt in ‘Tes tien en tander’, een café waar Brusselaars als eens een koffie komen drinken, dus uitspraken als ‘moet dat in een prouper jat’ en ‘we zaain voesj’ vlogen er over de toonbank.

Je voelt je dus goed in Brussel?

Zeker! Al van jongs af aan nam ik met mijn vader op zondag de trein met bestemming Brussel-Zuid. Daar liepen we verloren tot we toe waren aan een lekkere tas koffie. Een dagje winkelen, een concert meepikken of een tentoonstelling bezoeken was slechts een korte treinrit verwijderd van Halle. Angst om s ’nachts na een avondje uit naar huis te gaan heb ik niet. Ik ben een wandelaar en na een nachtje feest in het centrum wandelde ik vaak terug naar Sint-Gillis via de Anspachlaan. Vanuit mijn tuin zie ik het Atomium schitteren, dus Brussel is nooit veraf. Dan zwaai ik richting Brussel in de hoop dat er iemand vanop het terras in de Monk met een Zinnebir in de hand terug zwaait.