
Brussels Volkstejoêter is genomineerd voor de Ultimas Publieksprijs 2024!

Tristan Versteven volgt Marc Bober op als artistiek leider van het BVT
“Amateurtoneel is de basis van alles”
Met Tristan Versteven trekt het Brussels Volkstejoêter een verse kracht aan met veel ervaring in het theater. Versteven volgt Marc Bober op als de artistiek leider die het gezelschap de volgende jaren zal begeleiden. Hij regisseerde eerder bij BVT al De Zugezeide Zeeke van Molière, en zal er in 2025 Midzomernachtsdroom regisseren. Voorts is hij acteur en regisseur bij zijn eigen Mechelse gezelschap Het Banket, en speelde hij in tal van films en televisiereeksen, zoals recent nog Skunk en Knokke Off.
Het Brussels Volkstejoêter wordt dus een nieuwe uitdaging naast uw eigen theaterprojecten bij Het Banket en het acteren voor film en televisie. Hoe heeft u ooit de microbe te pakken gekregen?
Tristan Versteven: Mijn vader werkte in het KJT (Koninklijk jeugdtheater) in Antwerpen, dat nu hetpaleis heet. Als kind bracht ik daar bijna iedere woensdagnamiddag door. Ik mocht achter de schermen en zag ook alle voorstellingen, met die magische decors en grote decorwissels die mij ook een liefde voor scenografie hebben bijgebracht. Weggevoerd worden naar andere werelden en daarin meegaan, vind ik al heel mijn leven fantastisch. Mijn moeder speelde dan weer amateurtheater in Mechelen. Ik ben dus heel mijn jeugd met theater bezig geweest. Er wordt gezegd dat ik vanaf mijn vier jaar al zei dat ik later acteur wilde worden, en dus geen brandweerman of piloot. Vanaf mijn twaalfde ging ik dan naar de Dramastudio voor jongeren in het Mechels Miniatuurtheater, en daarna ging ik bij amateurgezelschappen spelen. In de laatste twee jaar van mijn humaniora deed ik soms mee in vijf producties per jaar, bij verschillende gezelschappen. En als ze op het Conservatorium mensen tekort kwamen, ging ik daar ook meespelen als vrije leerling.
Voor uw studies kwam u dan terecht in Brussel.
Versteven: Ik ben begonnen aan het conservatorium en ben afgestudeerd aan het RITCS. Daarna heb ik meer dan tien jaar jeugdtheater bij hetpaleis gespeeld. En dan heb ik samen met collega Brechtje Louwaard ons eigen gezelschap Het Banket opgericht in Mechelen, waarmee we rondtoeren in heel Vlaanderen. In het begin maakten wij ook vooral jeugdvoorstellingen, want theater voor de jeugd is heel belangrijk. Omdat ik vind dat iemands eerste theaterervaringen, ook tijdens de schooltijd, goed moeten zijn.
Je kan pas verwonderd geraken en betoverd worden als een voorstelling bepaalde normen haalt, en een kind voelt dat perfect aan. Nu maken we met Het Banket vooral theatrale concerten, zoals recent Egmont met I Solisti en het Vlaams Radiokoor, of Peer Gynt met Brussels Philharmonic Orchestra.
Maar het amateurtheater heeft dus wel nog altijd een plaats in uw hart én in uw agenda.
Versteven: Toen ik pas afgestudeerd was, heb ik een paar jaar regies gedaan in verschillende amateurgezelschappen. Omdat het ook voor een acteur enorm leerzaam is om zelf voor een groep acteurs te staan en te kijken wat werkt en wat niet.
Ik vind het daarnaast heel belangrijk dat het amateurtoneel blijft bestaan, want dat is de basis van alles. Spijtig genoeg maakt de tijdsgeest het moeilijker voor mensen om zich voor langere periodes te engageren, en ook corona heeft aan heel wat gezelschappen en zaaltjes zware klappen toegediend. Maar die verbondenheid van een groep mensen die samen iets proberen te bereiken en dan genieten van wat ze voor een publiek hebben neergezet, dat is iets dat onze maatschappij meer en meer mist. Zoeken naar nieuwe teksten om te brengen, en naar nieuwe manieren om te spelen is zo boeiend. En het leuke aan acteren is dat je op zo’n podium jezelf niet hoeft te zijn hé. Je mag er een personage spelen.
Brussel en Mechelen hebben altijd even dicht bij elkaar gelegen. Voel je dat ook aan de mentaliteit?
Versteven: Ik voel inderdaad dat de mentaliteit niet zo ver van elkaar ligt. Ik denk soms dat Mechelen wat dat betreft meer aanleunt bij Brussel dan bij Antwerpen. Misschien is de typische Brusselaar nog meer een echte Bourgondiër. Maar sowieso was studeren in Brussel een belangrijke keuze voor mij. Ik heb het altijd een bijzondere stad gevonden, met het Frans naast het Nederlands en het internationale naast het dorpse. Tijdens mijn laatste twee jaar op het Conservatorium speelden wij dikwijls in een zaaltje in de Hoogstraat met al die cafeetjes en winkeltjes. Dat was eigenlijk een dorp in de grote stad.
Dat ik uiteindelijk per ongeluk bij het BVT ben aanbeland komt door mijn vriend Jan Van den Bosch die ook op het RITCS gestudeerd heeft, en door omstandigheden zijn BVT-regie van De zugezeide zeeke niet kon verderzetten. Toen ik van hem overnam, kwam ik terecht in een onwaarschijnlijke omgeving. Na het geploeter in het amateurcircuit in Mechelen om financieel rond te komen en publiek aan te trekken, stond hier een gezelschap met een professionele omkadering, een costumier, een decorontwerper… en een lange speellijst van grote, volgeboekte zalen. Dat was heerlijk.
En het dialect? Was dat een beetje te doen?
Versteven: Toen Jan mij destijds de tekstbrochure gaf in fonetisch Brussels, moest ik wel twee keer kijken wat er juist stond (lacht). Maar als je het hoort, versta je dat allemaal. Mijn zoon van dertien was ook helemaal mee. Wat voor mij een ongelofelijke ontdekking was, is dat de manier waarop De zugezeide zeeke van Molière naar het Brussels hertaald was, mij het gevoel gaf dat die tekst oorspronkelijk in het Brussels geschreven was. Hij was sappig en had ook een heel schone beeldtaal. Want dat is één van de grootste problemen van het verdwijnen van dialecten, zoals ook het Mechels: de klanken die kennen we nog wel, maar de rijke woordenschat, en de beeldrijke uitdrukkingen die dikwijls historisch bepaald zijn dreigen voor altijd verloren te gaan.
De vorige artistiek leider Marc Bober liet wel grote schoenen achter om te vullen.
Versteven: Absoluut. Hij is iemand die in mijn ogen de stukken voor het BVT goed wist uit te kiezen. Stukken die toegankelijk zijn voor een breed publiek, maar die wel ergens over gaan. Marc en ik hebben een aantal goede gesprekken met elkaar gehad waaruit bleek dat wij op een gelijkaardige manier naar theater kijken.
Er moet theater zijn met een lage drempel, maar dat betekent niet dat je voor gratuite billenkletsers moet kiezen. Een stuk moet ‘leesbaar’ zijn zonder dat je op voorhand de brochure hebt bestudeerd. Maar je moet ook meegevoerd worden, en de acteurs op de scène moeten iets hebben waar ze hun tanden in kunnen zetten. Ook dat kon Marc: ervoor zorgen dat acteurs bleven evolueren door hen te begeleiden.
Waaruit zal uw rol als artistiek leider concreet bestaan?
Versteven: Er lag al een programma klaar voor de komende tijd, maar daar zal ik stilaan meer invloed op hebben. Ik kan met mijn netwerk waarschijnlijk ook helpen voor de omkadering van de producties. Ook van het hechter maken van het gezelschap en de ontwikkeling van de acteurs wil ik werk maken. Door een groepsdynamiek te creëren zonder daarom te grote engagementen te vragen bijvoorbeeld. En wie weet door acteurs, naast de producties voor publiek, ook eens uit te dagen om buiten hun comfortzone te treden. Kan iemand die graag heel ‘groot’ speelt ook een keer iets heel klein en gevoelig spelen en omgekeerd?
Wat doet u zelf ondertussen het liefst? Regisseren of acteren? Theater of televisie?
Versteven: Televisie en film is eerder iets dat af en toe op mijn pad komt. Ik ga er niet voortdurend naar op zoek. Het is ook een wereld die door de opgang van sociale media heel hard is veranderd. Je uitstraling op sociale media wordt belangrijker en belangrijker om rollen voor film en televisie te kunnen spelen. En het zit niet in mij om mijn privéleven ineens op Instagram te gaan gooien.
De laatste tijd acteer ik ook wat minder omdat de grote muziekproducties die we met Het Banket maken het onmogelijk maken om behalve te regisseren ook nog te acteren. Daarom zou ik nu geneigd zijn om te zeggen dat ik graag wat meer zou spelen. Maar als ik dan weer teveel acteer, wil ik ook weer regisseren. Het is de variatie die het interessant maakt. Daarom zal ik mij bij het BVT ook nog wel eens aan een regie wagen. Te beginnen dus met Midzomernachtsdroom volgend jaar.
“De Brusselse streektaal is één van de monumenten van de stad”
Op 11 juli werd algemeen directeur van Brusseleir! Geert Dehaes op de Gruute Met, samen met nog vier andere bekende Brusselaars, benoemd tot Brusselambassadeur door Vlaams minister van Brussel Benjamin Dalle (CD&V). Die rol van ambassadeur is hem op het lijf geschreven.
De titel van Brusselambassadeur werd in het leven geroepen om de band tussen Vlaanderen en Brussel te versterken. Voor veel Vlamingen is Brussel immers nog onbekend en onbemind terrein. Dit jaar kregen medeoprichter van basketbalclub Molenbeek Rebels Wenke Thewis, icoon en actrice Chris Lomme, jeugdwerker en coördinator van jeugdhuis D’Broej Khalid El Addaoui, en filmregisseur Fien Troch de titel, samen met Geert Dehaes van Brusseleir!, die daarmee ook zijn inzet voor het behoud van het Brussels dialect, én zijn bijdrage aan inmiddels dertig theaterproducties van het Brussels Volkstejoêter (BVT) beloond ziet.
Na uw theateropleiding aan het RITS vroeg de aartsvader van de zorg voor het Brussels dialect Jef De Keyser om uw telefoonnummer omdat hij u erbij wilde bij de oprichting van het Brussels Volkstejoêter. En bijna 25 jaar later krijgt u dus een telefoontje met felicitaties en eretitel van het kabinet van minister Dalle.
Geert Dehaes: Dat had ik niet verwacht, want ik ben niet iemand die wacht op schouderklopjes. Deze ambassadeurstitel kwam er omwille van wat alle medewerkers van Brusseleir! doen, en ook als een erkenning van de dertig BVT-producties waaraan ik heb meegewerkt en die ik heb geleid. Daar ben ik dankbaar voor.
Wij hebben altijd een constructieve band gehad met de politiek, en minister Dalle is erkentelijk voor het streektaalbeleid dat wij voeren. Binnen Brussel, maar zeker ook erbuiten. Want wij proberen onze actieradius nog altijd te verbreden en die grens tussen Brussel en Vlaanderen open te zetten voor verkeer in beide richtingen.
Wat toont het BVT van Brussel dat mensen buiten Brussel misschien vergeten zijn?
Dehaes: De mentaliteit en de karakteristieken van een Brusseleir.
Hoe een Brusseleir denkt en zich eksprimeit, mè zwans en zelfspot. Maar ook hoe Brussel een zeer diverse stad is, waar dat Brussels dialect nog altijd deel van uitmaakt. Want om het verhaal van de meertaligheid en de meerstemmigheid in het huidige Brussel te laten kloppen, moet je de authentieke elementen van de stad meenemen in het nieuwe verhaal. Op die manier is het Brussels dialect dat we met het BVT levend houden, één van de beste exportproducten van Brussel, waardoor mensen in Vlaanderen zien dat ze zich ook thuis kunnen voelen in onze stad.
Tijdens de huldiging van de Brusselambassadeurs op 11 juli zei ik tegen al die mensen op de Grote Markt dat ze vaker naar de schuunste gruute plosj van de wereld moesten komen dan alleen op die ene dag. Daarna liet ik ze allemaal uit volle borst ‘Volle Gaas!” roepen. Op zo’n moment voel je dat mensen zich durven openstellen voor de stad als je met hen communiceert. Van welk gedachtegoed ze ook zijn. En communiceren is wat wij doen met Brusseleir!.
Op welk moment had u zelf door dat het BVT en later Brusseleir! tot in West-Vlaanderen en Limburg gesmaakt kan worden?
Dehaes: Toen het BVT bijna 25 jaar terug werd opgericht, kreeg de Academie van het Brussels al interesse van buiten Brussel voor haar academisch werk rond het Brussels dialect. Het BVT heeft dat meteen verbreed met de eerste twee toneelstukken Bossemans en Coppenolle en De traafiest van Mademoiselle Beulemans. Ik wilde die niet enkel in Zinnema in Anderlecht brengen, maar ook een aantal culturele centra in de Brusselse Rand aandoen. Jezus-Eik, Alsemberg, Wemmel en daarna Meise en Dilbeek stapten snel mee in het verhaal en daarna is dat alleen nog uitgebreid. Bijna 25 jaar later spelen we nog overal in Vlaanderen. Dus ook mensen die er geen binding mee hebben, kunnen goesting krijgen in het Brussels. Als we niet opletten zou die goesting misschien zelfs groter kunnen worden buiten Brussel dan in onze eigen stad, want in de Rand verkopen we tegenwoordig sneller uit dan in Anderlecht. Dat heeft te maken met demografische verschuivingen, maar misschien ook met politiek geloof en ondersteuning. We moeten blijvend respect hebben voor de standaardtaal, maar ik vind de Brusselse streektaal tegelijk één van de monumenten van de stad – zoals ’t Stadoeis, den Atomiom en Menneke Pis. Het is ook een verrijkend onderdeel van de Franse taal. Tegen zowel de stad, het gewest als de Vlaamse gemeenschap zou ik willen zeggen dat het Brussels dialect niet zomaar een ‘nice to have’ is. Dialect wint aan belangstelling in de media, op tv, in de reclame, dus doe daar iets mee. Ondersteun de kleine dialectverenigingen, erfgoedcellen en erfgoedlabo’s met een duidelijk beleidsspoor voor dialecten. Anders verdwijnen ze op de duur helemaal.
Volle Gaas! lijkt ook uw lijfspreuk als directeur. Want u doet de productieleiding voor het BVT, maar acteert ook, geeft taallessen Brussels, en begeleidt nog vele andere projecten van Brusseleir!
Dehaes: Dat heeft te maken met goesting. Ik ben ook lid van de decorploeg. Toen mijn medewerkster ziek viel, heb ik tickets verkocht. We werken met Brusseleir! ook heel multidisciplinair. En zelfs al ga je al eens naar een drink of een opening waar je uiteindelijk misschien niet had moeten bij zijn: als je interesse toont voor andere mensen, dan keert dat altijd op een of andere manier terug.
Ik vind het ook belangrijk dat we bij Brusseleir! een vriendengroep zijn waarin je ook al eens iets persoonlijks tegen mekaar kan zeggen. Ook al ligt dat nu minder voor de hand dan toen we zijn opgericht, omdat mensen vandaag een andere visie hebben op het verenigingsleven.
Het is aan ons om erover te waken dat die vriendschapsbanden in stand blijven. Omdat beleving belangrijk is. Als we ons verhaal over Brussel willen vertellen, dan moeten we het ook zelf beleven.
De combinatie van continuïteit en toch mee-evolueren met de tijd is misschien wel de grote verdienste van Brusseleir!
Dehaes: Als we kijken naar de dertig producties van het BVT, dan zijn die allemaal positief onthaald. De ene natuurlijk al wat beter dan de andere, maar qua publieksbereik zat het altijd goed. Daar is wel wat strategie voor nodig. Beginnen met Bossemans en Coppenolle, dat eigenlijk pas twintig jaar na De traafiest van Mademoiselle Beulemans is geschreven, was destijds al een goede zet omdat dat stuk ook vandaag nog altijd de Brusselse samenleving typeert. Na die twee klassiekers brachten we met Le Dîner de Cons direct een goed boulevardstuk. Vanaf 2008 of 2009 hebben we per seizoen dan telkens een tweede, kleinere productie toegevoegd, complementair aan onze grote komedie, waarmee we aan publieksopbouw hebben gedaan, en andere partners hebben bereikt. In 2011 hebben we ook Shakespeare in het Brussels aangedurfd. Poppentheater Toone doet dat al jaren, maar veel van onze toeschouwers zullen misschien toch wel even geaarzeld hebben voor ze konden vaststellen dat we daar een heel mooie benadering voor hebben gevonden. En tijdens corona hebben we ons niet vergalopeerd, en toch ons publiek behouden.
Er zit dus wel wat denkwerk achter onze artistieke lijn. We krijgen natuurlijk veel goedbedoelde tips van wat we allemaal zouden moeten spelen met het BVT, maar de manier waarop wij met het Brussels erfgoed omgaan, is geen nattevingerwerk. Ook de benadering van het dialect is wetenschappelijk verantwoord. Wat wij doorgeven aan de mensen is geen fantasietje of geen taalmythe.
Voor het uitzetten en opvolgen van die artistieke lijn is er nu met Tristan Versteven een opvolger voor artistiek leider Marc Bober.
Dehaes: We zijn heel blij dat Tristan Marc wil opvolgen. Vooral omdat het iemand is met zijn ervaringen en referenties, zoals bij Het Banket in Mechelen. Dat hij van buiten Brussel en Brusseleir! komt kan ons ook met nieuwe en frisse inzichten naar de artistieke werking laten kijken. Tegelijk kent Tristan het BVT van zijn regie van De Zugezeide Zeeke van Molière. De acteurs en de artistieke entourage vonden het toen fantastisch om met hem te werken. Hij is een sympathieke gast. Rustig en toch heel resultaatgericht.
En natuurlijk gaan we ook Marc nog blijven zien, want hij blijft lid van ons artistiek comité. Hij heeft het BVT vanaf zijn regie van Ne Pizjama Vè Zes in 2005 een kwaliteitsinjectie en een boost gegeven op het vlak van publieksbereik. En hij heeft er sindsdien mee voor gezorgd dat we die stijgende lijn altijd hebben kunnen aanhouden. Het BVT is rock en roll, zeg ik altijd. Het is nooit helemaal af, maar het heeft persoonlijkheid en het blijft mee evolueren.
Paradeit gelak nen échten Brusseleir!
Op den tram, op stamenei, op stroêt, in’t magazaain, in de stade, op de fiest, op konzjei…. Ouveral Brusseleir quoi!
De nieuwe Brusseleir!-sweaters!
Navy Blue – Bordeaux – Pink
S – M – L – XL – XXL – XXXL
Commandeire?
shop@brusseleir.eu met vermelding van maat en kleur.
of bestel via https://www.brusseleir.eu/product/brusseleir-sweater-magnifique-en-unique/
Praais?
70,00 euro (inclusief verzending)
> ‘t es gooi marsjandees
Brussel telde ooit meer dan 600 ‘Impaskes’, doodlopende steegjes. Degenen die overblijven hebben hun eigen verhaal. Guido Van den Troost, fotograaf, Marc Bober, theatermaker en muzikant Mars Moriau trokken door Brussel, op zoek naar die steegjes. Hun ontdekkingstocht mondde uit in ‘IMPASSE’ fotoboek. Het mooie fotoboek kan je bestellen via https://www.brusseleir.eu/product/fotoboek-impasse-guido-van-den-troost/
De impaskes inspireerde ook tot een pittige muzikale vertelling ‘IMPASSEEBEL’ , e muzikoêl vertelselke mè billekes.
Met Marc Bober , Guido Goovaerts, Mars Moriau en Wim Van Parijs.
Regie: Luc De Smet – Tekst: Guido Van den Troost, Marc Bober, Mars Moriau – Muziek: Mars Moriau – Foto’s: Guido Van den Troost
‘IMPASSEEBEL’, e muzikoêl vertelselke mè billekes
alle info mbt voorstellingen en boekingen: guido.vandentroost@pandora.be