Veerle Van den Cruijce is de administratieve duivel-doet-al die u wellicht al aan de lijn kreeg als u bij Brusseleir! iets over het Brussels aan de weet wilde komen, of tickets bestelde voor het Brussels Volkstejoëter. Ze werkt intussen al vijf jaar voor de vereniging, ze interviewde voor dit magazine talloze sprekers en verdedigers van ons mooie dialect en ze behoort tot de geheime ingrediënten die van een vereniging een succesverhaal maken. Tijd om haar eens voor de schijnwerpers te plaatsen.
Om kort te gaan: ze groeide op in Asse, ging er naar school, maar pas toen ze in Aalst begon school te lopen ging de wereld voor haar een stukje open. Er was een stad nodig om Veerle helemaal te doen openbloeien en op het moment dat ze een studie moest aanvangen viel haar keuze op:
Veerle: “Ik heb eerst een jaar vertaler-tolk Frans-Russisch gedaan en hoopte dat het tenminste voor de helft al zou meevallen. Frans kende ik immers al een beetje, maar de grap was dat ik wel voor Russisch geslaagd was, maar niet voor Frans. Dat was ook niet zo verwonderlijk, want ik las niet in het Frans, ik keek geen Franse tv, … Later had ik wél een Franstalig lief en dat heeft mijn Frans wel verbeterd, te laat helaas. Ik had voor vertaler-tolk gekozen omwille van de werkzekerheid, maar mijn eerste liefde was eigenlijk geschiedenis. Een bijzonder interessante richting, die ik iedereen kan aanraden, al was het maar om de wereld wat beter te begrijpen. Het heeft iets geruststellends, te weten dat alles in cycli verloopt en “no situation is permanent”. Aan elke crisis komt een eind…
Ik ging dus aan de VUB geschiedenis studeren en dat beviel mij uitstekend. Tegelijk heb ik ook een opleiding stadsgids Brussel gevolgd. Mijn vader is eigenlijk een Brusselaar, hij is dan wel in Asse geboren, maar heeft zijn jeugd in Sint-Agatha-Berchem doorgebracht en hij vertelde vaak over Brussel, ook de Brusselse klanken leerde ik van hem kennen. We kwamen naar de stad om “comisses” te doen, of voor het theater en concerten. Ik vond naar Brussel komen altijd een beetje gevaarlijk, je was hier altijd min of meer op je hoede en dat maakte het ook superspannend. Brussel dat is iets “you love it or hate it”, bij mijn zus is het nooit een grote liefde geworden, maar voor mij wel. Toen mijn huisbaas mij liet weten dat ik uit mijn appartement in Asse weg moest, was mijn keuze snel gemaakt, ik had toevallig een appartement gezien in Anderlecht dat mij heel erg aanstond, et voilà intussen woon ik er al bijna vijf jaar.”
De stap naar be.brusseleir was dus min of meer een logische evolutie?
“Ja, al heb ik een tijdje aan jobhopping gedaan. Na mijn studies heb ik een tijdje bij een notaris gewerkt. Nadien ben ik in de kelder van het UZ terechtgekomen, daar is een gigantisch grote, zeg maar supermarkt, met medisch materiaal, sondes, handschoenen, schoonmaakgerief, medicijnen, noem maar op, alles wat ze maar nodig hebben. Ik hield me er bezig met de logistiek van alle ziekenhuisdiensten. Uiteindelijk heb ik daar een jaar doorgebracht, op de -2, zonder verse lucht of daglicht. Toen ik de vacature zag voor een administratieve functie in een organisatie die iets promoot dat mij eigenlijk heel nauw aan het hart ligt, het Brusselse dialect, dacht ik, wel ja, waarom niet. Het Brussels Volkstejoêter kende ik al wel van naam, maar van de organisatie (die later brusseleir werd) had ik nog niet eerder gehoord. Ik was keicontent dat ik die betrekking uiteindelijk kreeg. Het was ook geen job die ik van iemand overnam, ze bestond nog niet, ik heb ze dus zelf mee gecreëerd . Het leuke eraan is dat niet alle dagen dezelfde zijn. Teksten schrijven voor het magazine, tickets verkopen, mensen helpen aan de telefoon, interviews afnemen, de boekhouding voorbereiden, boeken registreren, enz. superveel verschillende opdrachten. Maar anderzijds zijn we natuurlijk afhankelijk van onze kleine bezetting en dat beperkt het aantal mogelijkheden.
Je bent nog niet zo lang met Brusseleir! verhuisd van een piepklein bureautje naar een ruim en nieuw pand aan de Vlaamse Steenweg, blij?
“Dat oude kantoor was achteraf bekeken een uitdaging, al had het ook zijn voordelen. Ik kan mij nu niet meer voorstellen dat ik mij in die omgeving best kon geduren. Maar goed, ik heb mij daar zeer snel in geschikt, maar nu ik hier zit besef ik wel dat het ver van ideaal was. Ik zie wat we nu doen echt als een tweede adem en als we nog langer in dat kleine lokaal waren gebleven, had ik dat nooit zo kunnen zien. We maken een nieuwe start, ik zie ons nu uitbreken, een merk worden. We zetten in op sociale media, de tijd is er rijp voor denk ik. Jezelf heruitvinden is absoluut nodig, als we het dialect willen promoten, dan moeten we daar alles en iedereen bij betrekken. Een logische en noodzakelijke stap.”
Je interviewt nogal wat Brusselaars, hoe sta je daar tegenover?
“Dat is geweldig om te doen, je krijgt een perfect excuus om mensen uit te vragen. Het gaat vooral over het dialect, maar soms ben je ook geïnteresseerd in de persoon zelf en daar is dan minder ruimte voor. Ik probeer toch altijd wel een middenweg te zoeken. Schrijven, dat is iets wat ik heel graag doe en ook altijd zou willen blijven doen. Er is niet altijd even veel tijd voor, want er wachten nog een hele resem andere taken en je wordt heel veel afgeleid. Maar ik doe het wel heel graag. Ik moet ook vaak opletten als ik met vrienden samenzit, dat ik die niet begin te interviewen. Mijn mama zei altijd dat ze dacht dat ik ooit voor het VRT-journaal zou gaan werken, omdat ik als kind al vaak met mijn Fisher-Price casetteradio rondliep en journalistje speelde.
Met iemand als José Geal (Toone) spreken, dat was geweldig, op zijn poppenzolder, maar ook Paul Michiels, dat was natuurlijk een goed excuus om eens dicht in zijn buurt te komen. Je komt ook vaak bij de mensen thuis. Ik ben vooral blij als ik weet dat ik de geïnterviewde min of meer kan aanvoelen en er een boeiend verhaal van weet te maken. Ik had eigenlijk ook best wat meer vrouwen willen interviewen.”
Heb je ook nog vrije tijd en wat doe je dan?
“Ik heb een kappersopleiding gevolgd en in mijn vrije tijd kap ik regelmatig mensen. Nu met corona was mijn “kapsalon” dus dicht. Spijtig. Verder kook ik ook heel graag. Dat zou ik wel wat meer willen doen. Oh ja, ik zit ook graag op café. Ik heb nood aan het horen van een verhaal, aan een gesprek, aan een inkijk in iemand zijn wereld. Ik lees graag … en fietsen, als ik kon zou ik nog prof willen worden bij de vrouwen. Afzien, maar voelen hoe je ritme goed zit, je hoort de fiets vlotjes draaien en je heb de wind mee, … lijkt mij top. Alleen dat broekske, dat is er te veel aan.”
Favoriet plaatsje in Brussel?
“Bij Martine, in den Daringman, op het bankje, daar zit ik graag. En mijn bed, dat zie ik vaak te weinig. En verder alle plaatsen in Brussel, waar je nog kan zien dat het een oude stad is.”
Interview en foto’s: Guido Van den Troost