Geplaatst op

MONK – WAAROM SPAGHETTI AND HOW TO EAT SPAGHETTI?

Filip Jans is gepokt en gemazeld of beter gerookt en gemarineerd in de dranken- en tabaksindustrie, fan van het eerste uur van het nieuwe hoofdstuk in het Brusseleir!-verhaal en sterkhouder in de buurt met café Monk. We kunnen er niet om heen, bij Monk denk je meteen aan spaghetti want de hunnen is den beste of een plankske mè een beke van alles met daarbij een lekker drankje dat van over de hele wereld kan komen. Tegenwoordig kan je nog altijd bij Monk terecht via hun Take Away- service voor de befaamde bolo/gnèse/naise, al dan niet met een signatuursaus van een bekende chef of buur. Op naar 1 mei om het bruisende café weer in al zijn glorie te kunnen beleven met zicht op de Noordzee!

Hoe komt een Kempense Leuvenaar in Brussel terecht?

Ik studeerde Toegepaste Economie in Leuven. Mijn eerste job bij Philip Morris bracht mij eind jaren negentig naar Brussel, het was liefde op het eerste gezicht en dé manier om de stad beter te leren kennen. Brussel was groots en volop aan het evolueren. De Ancienne Belgique was dicht, de Beursschouwburg kende haar hoogtepunt, alle evenementen werden elders georganiseerd zoals bijvoorbeeld in de VK, waar ik Moloko zag. Na een omzwerving in Leuven waar ik een restaurant startte en een korte internationale marketingcarrière in de sterke dranken -en tabaksindustrie ben ik in Brussel blijven hangen, onder meer door het Monk café van de ondergang te redden.

Wat voor plek is Monk volgens jou?

De naam komt van Thelonious Sphere Monk , een Amerikaanse jazzpianist. De piano stond er altijd al, we hebben hem met veel liefde gerestaureerd en een centrale plak gegeven. Het was een voornamelijk Vlaams lokaal café, een bruin café zoals ze zeggen. Maar het miste dynamiek. Het café heeft een prachtig interieur maar dat kwam niet tot zijn recht. De ruimte achteraan waar je nu spaghetti kan eten was de stockageruimte van het leeggoed, zonde. Toen ik de zaak overnam wilde ik een meer internationale kaart trekken en tegelijk het bruine karakter bewaren, het publiek dat bij ons langskomt is van alle allooi: kunstenaars, studenten, oudere mensen, mensen uit de buurt. Het is fijn om het ritme van het café te zien doorheen de dag. Rond 11u komt de oudere garde een koffietje drinken, sommigen maken er zelfs een wekelijkse uitstap van waarbij ze van in de ‘Vlaanders’ naar de hoofdstad trekken, de Bourgondiërs genieten van een wijntje. Tegen de middag komt de werkende mens voor een pistolet of spaghetti en later de kunstenaars, muzikanten, hier en daar zakenmensen en schrijvers. Het valt me op dat hier veel geschreven wordt. Er komt bovendien geregeld iemand langs om te werken op een oude tikmachine. Dan volgt het uur van de apero onder collega’s, een beetje het publiek van ’s middags, vervolgens verjongt het volk enigszins en komen de mensen uit de buurt bij ons toeven. We zijn een groot team van bijna 30 mensen soms, het is een puzzel om 7 op 7 open te zijn vanaf 11 uur, soms tot diep in de nacht, en alles te doen draaien, maar dat lukt wonderwel heel vaak. We zetten ook in op cultuur en muziek in het café. Zo zijn er concerten en maak ik plaats vrij voor bijvoorbeeld de riso prints van Axel Pixel die een riso drukkerij heeft, verderop in de Vlaamsesteenweg (Chez Rosi, nvdr). Ik zie een samenwerking tussen Axel en Brusseleir! eigenlijk volledig zitten. Zijn tekenstijl en kleurgebruik geven echt zeer goed de Brusselse sfeer weer, in combinatie met Brusselse zwans zit daar vast muziek in.

Waarom spaghetti? And how to eat spaghetti?

Bij Monk zijn we de helden die van spaghetti iets typisch Belgisch gemaakt hebben. Natuurlijk was er een praktische keuze mee gemoeid, ik wilde iets aanbieden in het tien à elf euro segment én het moest een gerecht zijn dat ik alleen kon beheersen, spaghetti is ook wel iets dat bij een café aansluit. Het was een uitdaging om bij dat concept te blijven en de motivatie aan de dag te leggen om er te blijven voor kiezen. Mensen verklaarden me gek en na een mindere dag dacht ik wel eens of ik niet beter stoofvlees aan de kaart zou toevoegen. Maar kijk, de mijne is den beste en ik ben er blijven in geloven. Ik hoop dat mensen bij spaghetti aan Monk denken. Er schuilt ook een kracht in het aanbieden van slechts 1 gerecht. Wanneer iedereen hetzelfde eet creëer je een soort van gezellige samenhorigheid. Op die manier is er aandacht voor de vriendschap, een plat moet voor mij verbinden en geen doel zijn op zich. Het sociale aspect is in feite niet te onderschatten. Ik hou bijvoorbeeld daarom zo van de Spaanse eetcultuur, die draait eveneens om verbondenheid. Dat is het allerbelangrijkste.

Wat vind je van de wijk?

Ik ben hier eindelijk Brusseleir geworden denk ik, daarmee bedoel ik dat ik geleerd heb om op een quasi ironische manier met deze stad om te gaan. Ze wordt op een vreemde manier bestuurd, alles is zeer gefragmenteerd waardoor het nogal vierkant draait. Tegelijk zorgt dit ervoor dat je hier dingen tegenkomt die je elders niet ziet. Ik zie dat ook bij mijn kinderen, de wijde wereld ligt hier aan hun voeten, op een andere manier dan in pakweg het provinciestadje Leuven. Ze springen op de metro en gaan op avontuur, er gebeurt altijd wel iets. Daarom dat Brusselaars vaak het positieve ervan proberen inzien, grotendeels om te vermijden dat ze verzinken in frustratie en woede. De Dansaertwijk en het Katelijneplein is een fijne, toegankelijke buurt, al is het jammer dat de stad en haar beleid  vooral de toeristische kaart trekt, wat de plaatselijke economie niet ten goede komt. De kleinere restaurants en lokale handelaars trekken weg omdat ze de torenhoge huurprijzen niet langer kunnen betalen en noodgedwongen moeten wijken voor grote ketens. Het zit hier nog, het karakteristieke van weleer, maar het is meer naar de ondergrond verschoven.

Sinds vorige zomer heeft Brusseleir haar kantoor in de wijk, hoe sta je daar tegenover?

Dat vind ik fantastisch, het is echt een goed initiatief geweest naar deze locatie in de Vlaamsesteenweg te trekken. Het is een interessant gegeven, vooral voor de Belg als toerist in eigen land, de buurt is immers ook gekend onder Belgen. Het hele gebeuren leunt aan bij de Vlaamse identiteit die de stad in zich heeft. Dat dit daarenboven toevallig kan in de Vlaamsesteenweg is mooi meegenomen. Uiteraard gaat het om erfgoed dat beschermd moet worden, het is tof en fijn dat een organisatie hierover waakt. Als we deze coronacrisis het hoofd kunnen bieden wil ik graag meer in het Brussels communiceren. En zoals ik eerder al aanhaalde, eventueel met Axel Pixel en Brusseleir! een Brusselse samenwerking op poten zetten, volledig volgens de filosofie van de stad vol ironie: niet perfect maar toch mooi!


http://www.monk.be/

Geplaatst op

Bazaar Trottoir! “Ik nodig iedereen uit om zijn favoriete plekje te komen ontdekken”

Geen mens blijer dan Valérie De Ketelaere bij de heropening van de horeca, met de terrassen van haar favoriete plekjes om de innerlijke mens te versterken. Haar Brussel mocht weer een beetje léven. De stad is bovendien Valérie’s werkterrein of speeltuin zo u wil. Met Bazaar Trottoir, een exclusief venster op het soms – op het eerste gezicht -moeilijke Brussel, laat ze je Brussel echt beleven wat er leeft in de stad. Dat doet ze met een hele bazaar aan toffe wandelingen, elk met hun eigen karakter, die je Brussel op een authentieke manier willen laten zien. Het échte Brussel, door de ogen van mensen die houden van de stad.  Er is keuze te over in den Bazaar qua thema’s, zoals GRL PWR, bier, Street Art en duurzame ondernemingen,… zowel voor families, groepen én bedrijven. In ’t echt of digitaal met Botje. Ben je onderhand nieuwsgierig geworden naar Bazaar Trottoir en wil je weten wie Botje is? Volg de Gids!

Ben je uit Brussel afkomstig?

Ik kom uit West-Vlaanderen, meer bepaald uit Kortrijk. Het frappante is dat ik niet naar Brussel mocht komen om te studeren, wegens te gevaarlijk. Dus heb ik eerst communicatie met optie journalistiek gestudeerd in Kortrijk, wat vooral een praktische opleiding was. Daar leerde ik dat esthetiek of de vorm van een artikel er ook toe doet, je maakt immers kans op meer lezers als iets er ook mooi uitziet. Toch miste ik een theoretische omkadering en besloot ik rond mijn 20ste naar Brussel te verhuizen om er communicatiewetenschappen te studeren aan de Vrije Universiteit Brussel. Kortrijk was me overigens wat te saai, te klein en te eng geworden. Ik hunkerde naar de wereld, het buitenland lonkte, maar ik dacht dat Brussel in tussentijd wel een goede tussenstop zou zijn op weg naar het grote avontuur. Uiteindelijk ben ik er gebleven en nooit meer weg gegaan. Om mijn studies te financieren ging ik aan de slag in een callcenter in Diegem. Dankzij mijn collega’s daar leerde ik Brussel kennen en ontdekken door bezoekjes aan Monk Café bijvoorbeeld. Ik richtte er zelfs een zaalvoetbalclub op voor vrouwen die als de ‘Las Monkitas’ het beste van zichzelf gaven. Na 9 maanden in het callcenter werkte ik me op tot teammanager. Er was vrij veel variatie en ik kon er me  verrijken met verschillende projecten en het volgen van opleidingen. Uiteindelijk vond ik dat ik mijn Frans wat moest bijschaven en ging ik aan de slag in Charleroi. Tegelijkertijd gidste ik bij Vizit in Brussel om er hier nadien fulltime voor te gaan. Ik verzorgde de website, bedacht en maakte  nieuwe wandelingen in Brussel, gidste ook in Antwerpen en Bergen en regelde alles voor de wandelingen in de hoofdstad. Maar ik miste het commerciële aspect en ben dan teruggekeerd naar een job in die branche, bij Accent. Zo’n HR-functie lag me ook wel goed door het contact en gesprekken met mensen.

Hoe kwam het Bazaar-trottoir verhaal tot stand? En van waar die originele naam?

Goh, ik wist op een bepaald moment niet goed wat ik wilde doen. Wie mijn CV bekijkt, merkt al gauw  dat ik van vele markten thuis ben en dat ik heel wat dingen ondernomen heb in mijn loopbaan totnogtoe. Ik werkte in de IT, rekrutering – en digital marketingwereld en in bijberoep werkte ik als  Mamzel als ambassadrice van deze conceptwinkel met hebbedingen en cadeautjes die een verhaal vertelden. Ik speelde met het idee om een webshop te starten die focust op het duurzaam aspect. Bewust duurzaam leven, hoe doe je dat? Het was een zoektocht. Gelukkig kon ik terecht bij Job Yourself. JobYourself richt zich tot mensen uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die een eigen job willen creëren en die ondersteuning zoeken om dit te realiseren. Met andere woorden, ze helpen mensen met ideeën en ondernemingszin om hun eigen job te creëren. Daar heb ik de liefde voor het gidsen herontdekt en besloten hiermee aan de slag te gaan. Dat was het begin van het verhaal van Bazaar Trottoir.

Bazaar heb ik altijd al een tof woord gevonden, dat wel eens in mijn dagelijkse “vocabulaire” voorkwam. Bazaar wordt gebruikt om vele dingen aan te duiden en te benoemen, net zoals er in mijn CV geen echte rode draad zit. Ik hou van verschillende dingen, liefst met een hoek af! Een vriend van me kwam op het idee om er trottoir aan toe te voegen. Gidsen doe je immers vaak van op een stoep en het rijmde ineens ook op Bazaar, ik vond het meteen goed klinken.

Hoe onderscheidt Bazaar Trottoir zich van andere gidsverenigingen?

De wandelingen vertrekken vanuit mezelf en ik probeer de mensen te boeien met thema’s die mij aangaan of nauw aan het hart liggen. Zo heb ik tijdens mijn rondleidingen veel oog voor ondernemerschap en duurzame projecten. Dit gaat van duurzame bedrijven, brouwerijen of vrouwelijke ondernemers. Een van de wandelingen die dieper ingaat op het laatste thema is GRL PWR die focust op vrouwen en hun passie voor ondernemen in de stad. Of organisaties die zich inzetten voor vrouwen zoals bijvoorbeeld Bruzelle, zij trekken zich het lot aan van vrouwen in menstruatie-armoede. Dit wil zeggen dat het aanschaffen van hygiënisch materiaal voor velen onder hen een te grote hap uit hun budget neemt. Het hoofddoel van BruZelle is om maandverbanden in te zamelen en deze in een mooi zakje, gratis, discreet en in waardigheid te bezorgen aan personen die in een moeilijke leefsituatie zitten, waarbij ze leven op straat, in gevangenissen of in opvangtehuizen. Ook studentes kunnen er terecht die op zichzelf zijn aangewezen  in hun leven en voor hun studies. Ondertussen zijn er al bijna 13.000 zakjes verdeeld over heel België. In de Dansaertstraat zijn er de Underweargirls van Underwear die je naast prachtige lingerie bovenal een goed gevoel bezorgen met hun persoonlijke aanpak en service. Elk bezoek  is gegarandeerd een feestje! Hoger in de bovenstad vind je Marie-Jeanne Falisse die zich al 33 jaar ontfermt over Les Mignonnettes du Quartier Bruegel. Een majorettegroep met danseressen van alle allooi, een bonte mix van mensen die de wijk vertegenwoordigen, mét en zonder tanden, de ene al leniger dan de andere. Aan het kunnen van Marie-Jeanne zal het niet liggen, zij kan op haar gezegende leeftijd nog goed overweg met de   ”baton “en traint de meisjes kordaat richting wedstrijden, festiviteiten en evenementen. Daarnaast is ze ook een van de bezielers van de Bruegelfeesten in de wijk. Twee dagen lang worden de bloemetjes buitengezet met vele folkloristische en muzikale activiteiten, een heleboel  volksspelen, kraampjes met kunstambachten en een braderij met kermis voor de kleinsten. De reuzen uit de Marollen mogen ook op stap voor de gelegenheid, vergezeld van de reuzen uit de andere Brusselse wijken.

Brussel is als een grote Bazaar, ik geef de mensen een venster op wat er leeft. Het hoeft niet altijd in Elsene of in Sint Gillis te doen zijn. Daar geraak je al met veel andere gidsenorganisaties, deze plekken staan een beetje makkelijker aangeschreven. Ik vind het wel belangrijk om het centrum mee op te nemen. Daarnaast vind ik het ook belangrijk verbinding te maken met de groep waarmee ik erop uit trek. Wat willen zij en wat zou er goed werken voor hen? Het gaat er ook om hen de goesting te geven om  nog eens terug te komen.

Natuurlijk kan je niet alle wandelingen zelf doen?

Dat zou fysiek onmogelijk zijn. Om nieuwe wandelingen te maken of te bedenken, ben ik genoodzaakt sommige zaken uit handen te geven om andere dingen te kunnen doen. Ik werk daarom met freelancers die weten wat er gebeurt in Brussel. Het hoeven zeker geen ervaren gidsen te zijn of mensen die een opleiding gevolgd hebben. Het gaat er vooral om de dynamiek te voelen binnen een groep en de persoonlijke interesse speelt uiteraard voor een groot deel mee. Ik vind het belangrijk dat niet steeds dezelfde verhaaltjes verteld of herhaald worden. Zo passeert de wandeling rond Street-art langs de haven en de vismarkt. Daar kan eventueel het historisch aspect ook aan bod komen, zonder een klassieke wandeling te zijn die alleen de Katelijne-wijk en de Vismarkt aandoet. Je kan deze al bekendere plekken ook vanuit een ander oogpunt bekijken en hiermee kan je mensen verrassen en inspireren.

Als gids passeer je langs verschillende plekken en organisaties, kende je Brusseleir! al?

Vroeger kwam ik al eens in het Goudblommeke in Papier. Ik leerde het kennen via een vriend die me op sleeptouw nam door de stad met de belofte dat dit stamineetje het meest charmante van Brussel was. Ik volgde er het reilen en zeilen op de voet nadat de zaak failliet ging en overgenomen werd door 4 mannen die niet de eerste de beste waren, waaronder Danny Verbiest, een jeugdidool, dat moet gezegd (lacht)! Ken je dat verhaal van de pralines die hij wilde maken en zijn experimenten, met wisselend succes? Hij maakte er eerst gevuld met Lambiek, maar die ontploften echter in zijn koelkast. Onderhand is de juiste combinatie gevonden en kan je in het Goudblommeke hun zelfgemaakte pralines eten met een vulling van kriek-Girardin, héérlijk bij de koffie. Ik ben echt opgelucht dat ze het café hebben kunnen laten verder leven en na verloop van jaren heb ik een band met de bezielers en de frequente bezoekers opgebouwd. Ik kwam er vrijwel dagelijks langs. Op die manier leerde ik Brusseleir kennen, omdat jullie toen in het aanpalende gebouw jullie zetel hadden. Door Chris en Stef, de barmannen,  werd ik destijds wel eens op de hoogte gesteld van jullie activiteiten zoals de Brusselse “konversoêsetoêfels” of wanneer jullie een Brusselse avond verzorgden in het zaaltje. Binnenkort komt er ook een Brusselse wandeling met typische Brusselse gerechten, figuren of organisaties en een echte Brusselse wandeling in ’t Brussels met Botje.

Vertel eens wie Botje is?

De naam Botje komt van chatbot, eigenlijk heb ik het principe van een chatbot nagebootst waarbij ik vooral aan de slag ben gegaan met het positieve aspect van deze voor sommige mensen irritante pop-ups, namelijk mensen verder helpen en hen iets op maat aanbieden. De coronacrisis was niet de aanleiding om met botje te werken, maar het heeft het hele proces wel in een stroomversnelling gebracht. Door de coronacrisis moest ik op zoek naar een alternatief voor de “tours”, omdat dat niet meer mocht. Toch wilde ik de mensen iets kunnen aanreiken om Brussel te ontdekken in hun eigen bubbel. Bazaar Botje is dus onze virtuele gids waarmee ik van een dienst een product ben gaan maken. Ik stelde mij de vraag waarom mensen naar Brussel komen en dat ben ik in dat product gaan stoppen. Het geeft ook vrijheid aan de mensen, ze hangen nergens aan vast en kunnen hun eigen programma samenstellen. Het botje voorziet in vrijheid en opties. Net als een echte gids neemt Botje je mee door Brussel. Je kiest zelf een van de Bazaar Trottoir- themawandelingen, de taal en wanneer en met wie je de wandeling wilt doen. Via Messenger krijg je alle info door en je bepaalt zelf op je eigen tempo hoeveel je wilt lezen, en waar je even halt wilt houden. Een interactieve tour waar je toch de begeleiding krijgt om de stad te verkennen. En wie weet binnenkort met een Brussels Botje.

Heb je iets met dialect?

In Kortrijk vinden ze dat mijn West-Vlaams Algemeen Nederlands geworden is (lacht). En mensen in Brussel merken soms dat er nog steeds een beetje Kortrijks in mijn taal sluipt af en toe. Als ik ‘geheugen’ zeg valt het immers niet te ontkennen. Ik ging op Erasmus in Nederland, dat was de meest exotische bestemming die we toen konden kiezen, ja. Daar leerde ik op mijn taal te letten, anders begreep niemand mij. Wanneer West-Vlamingen AN willen spreken, spreken ze gewoon trager. Mijn moeder speelt soms tolk voor mij als we op familiebezoek gaan. Ik heb wel een paar favoriete woorden zoals kobbenette (spinnenweb), seule (emmer) en wittekoko (schommel). In’t Brussels is dat ‘dasjteren’, al zeggen we dat in Kortrijk ook wel als het niet vooruit gaat. Misschien niet toevallig omdat ik niet zo handig ben . ‘We zijn op “vadrouille of “we zijn voesj” vind ik ook leuk en natuurlijk de smeuïge klassiekers zoals “tisj” en “pansj”! 

Valt er voor jou nog iets te ontdekken in Brussel?

Er valt zeker nog een en ander te ontdekken, dat maakt ook een beetje deel uit van mijn job. Ik moet er wel aan toevoegen dat ik redelijk behoudsgezind ben, ik ga graag uit in Brussel. Op plekken waar ik mij goed voel, kan je mij aan de toog vinden. Ik geraak overal thuis, ik zet mijn elleboog tegen de muur en alle wegen leiden wel naar het kanaal en ik vind de weg wel. De buurt waar ik woon aan het kanaal ligt mij nauw aan het hart. Ik ben een grote fan van mijn appartement in pakketbootstijl, dat vlak aan het water ligt in een bruisende buurt, waar vele werelden samen komen. Ik ben blij te kunnen vaststellen dat er aan die kant van het kanaal van alles aan het bewegen is en aan het veranderen is in positieve zin. Er kwamen ook veel nieuwe appartementen bij, ik ben benieuwd wat dat gaat geven. De nieuwe bewoners kan ik wel geruststellen en hen zeggen dat er veel veranderd is de laatste 10 jaar. Al talloze keren verloor ik mijn portefeuille op straat en elke keer kreeg ik hem terug dankzij de behulpzame, vriendelijke mensen die er wonen. Vroeger kwam er bijna niemand over de brug die Molenbeek met het centrum verbindt en ’s avonds al zeker geen vrouwen alleen. Dat is nu niet meer het geval, er is veel passage. Er kwamen ook een paar nieuwe cafés bij zoals de Midpoint, Bar du Canal en ook restaurantjes om te ontdekken. Het is er druk, mijn stamcafés zijn er. Als ik hier even aan wil ontsnappen trek ik naar het Ooievaarstraatje, een rustige impasse aan de Vlaamsesteenweg. De Godshuisstraat is nog zo’n stille plek, toch vergeleken met de drukte van de stad. Qua nieuwe plekken trek ik tegenwoordig graag naar de buurt rond Tour en Taxis, daar is van alles aan het veranderen in zeer positieve zin met bijvoorbeeld de renovatie van de Gare Maritime en de aanpak voor een groenere omgeving. Daarnaast is er ook veel aan het bewegen in de buurt rond de Abbatoir en de Heyvaertwijk in Anderlecht , onder andere dankzij Cultureghem en het Circularium. De wijk is gekend om haar industriële site en een grote cluster van autohandelaars. Via de installatie van Circularium gaan ze er voor de creatie van een plek bestemd voor productieve activiteiten met korte voorzieningsketens, voor actoren uit de culturele sector en voor het buurtleven. Een ruimte voor iedereen, waar men werkt, leeft en elkaar ontmoet.

Je vertoeft vaak in onze hoofdstad, is er werk aan de winkel?

Brussel sprak me enorm aan omwille van het internationale karakter. Maar ik vind het jammer dat iedereen apart leeft op zijn eigen eiland. Er zijn weinig uitgestoken handen waardoor het lijkt alsof het allemaal niet zo goed “geblend” raakt. We wonen met velen door elkaar maar we leven te weinig samen met elkaar. Wel naast elkaar, we begrijpen elkaar niet altijd, weten niet wat er in andere gemeenschappen gebeurt, komen elkaar niet altijd tegemoet. Ik vind het jammer dat iedereen zich terugtrekt in zijn eigen gemeenschap , wat niet bijdraagt tot de leefbaarheid. Ik heb de indruk dat je dat zelfs niet mág zeggen. Natuurlijk ligt dat ook een beetje aan mijn persoonlijkheid, als gids ben ik altijd op zoek naar een verhaal en verbinding met de mensen. Dat maakt dat ik benieuwd ben naar wat er zich achter de façades schuilhoudt. Van de man van de winkel aan de overkant vraag ik me al jaren af hoe hij het volhoudt om zijn winkel dagelijks te openen. De bakker vraagt me niet om bijvoorbeeld naar het trouwfeest van zijn dochter te komen. Allicht is dit typisch aan de stad op sommige plekken, iedereen is behulpzaam en vriendelijk en toch  is er een zekere afstand terwijl je elkaar vaak dagelijks ziet. Ik maakte ooit een wandeling met een aantal gesluierde vrouwen uit Molenbeek, dat was heel boeiend. Ze blokkeerden toen ik voorstelde om naar de Vismarkt te gaan uit angst dat ze uitgelachen, beschimpt of becommentarieerd gingen worden omwille van hun kleding. Ze kenden het daar ook helemaal niet. Zo zie je dat de omgekeerde beweging zich ook voordoet. Er heerst nog een groot wij- zij gevoel. Het hele Gewest is dan ook nog eens zo versnipperd, door de 19 gemeenten en de problematiek die daarmee gepaard gaat. Dat helpt  natuurlijk niet om een geheel te vormen. Zo werk je het creëren van de enclaves nog meer in de hand. Ik zou het fijn vinden mochten we elkaar méér vinden en mekaar proberen te begrijpen. Er is nog veel ruimte om er een mooie(re) stad van te maken. Er gebeurt tegenwoordig veel meer van onderuit, vanuit de bewoners zelf die dingen willen veranderen. De politiek pikt dat meer en meer op. Brussel is er een pak op vooruit gegaan qua internationale aantrekkingskracht. Nu moeten alleen de Belgen Brussel nog aantrekkelijk vinden (lacht)!

Hoe ziet de toekomst eruit?

Als het kan en we mogen weer meer buitenkomen hoop ik op nog meer mensen die de verborgen plekjes van onze hoofdstad willen zien 😊. Tegelijkertijd wil ik ook meer en meer met Botje aan de slag gaan om nog meer op maat te kunnen aanbieden. Je kan de info kiezen de je interesseert, zo veel of zo weinig als je wil. Er zijn een heleboel tips zoals cafés en restaurantjes die de moeite waard zijn. Ik vind het leuk de gidsenwereld uit te dagen en het elitaire, afstandelijke imago eraf te schudden en daarin te groeien. Er zijn tal van manieren om te gidsen, voor mij hoeft het niet saai te zijn en alleen geschiedenis of datums afhaspelen en mensen daarmee rond de oren slaan. Brussel vraagt net wat meer moeite, ze spreidt zich niet zomaar uit. Het vraagt een beetje tijd om haar te ontdekken, maar daarna is de liefde vaak onvoorwaardelijk! Ik wil de mensen goesting geven om er met mij of met Botje op uit te trekken. Het mooiste compliment is wanneer ze blijven terugkomen. Er is hier zoveel aan het “bougeren”. Brussel is nooit een voortrekker geweest in veel dingen, maar dat is stilaan aan het veranderen en dat is geweldig! Ik nodig elkeen dan ook graag uit om zelf zijn of haar favoriete plekje in de hoofdstad te komen ontdekken!

https://www.bazaartrottoir.be/

https://www.bruzelle.be/nl/

http://www.circularium.be/nl/

Geplaatst op

AU DARINGMAN – THUISKOMEN BIJ MARTINE

Het café heet eigenlijk Au Daringman, naar het schijnt omdat de vorige uitbater een bokser was en een grote fan van de voetbalploeg Daring Molenbeek. Maar de meeste tooghangers gaan een pintje drinken ‘bij Martine’ of ‘Le Café Rouge’ zoals de Franstaligen zeggen. Er werd reikhalzend uitgekeken naar mei 2020, want dan zou “twintig jaar Martine” in de Vlaamsesteenweg gevierd worden. 20 jaar in ’20. Maar dat was buiten corona gerekend, helaas. We kunnen misschien voorzichtig stellen dat we het feest tegoed hebben in mei 2021. The Guardian zette Chez Martine op haar lijst van beste cafés ter wereld en wie durft The Guardian tegenspreken? Toch is het kleine café als een dorp in de stad met de meest geweldige playlist, bezoekers van alle allooi, steevast een boeket in een grote vaas links van de toog én Martine, met haar mooie warme doorleefde stem. Geen wonder dat menig Brusselaar hier thuiskomt.

Je bent afkomstig uit Aartselaar, hoe ben je in Brussel terechtgekomen?

Om niet onder de kerktoren te blijven hangen , maar ook andere horizonten te verkennen, besloot ik mijn studies voor maatschappelijk werkster in De Haan aan te vatten, in het Zeepreventorium, en niet in de Sociale school van Antwerpen of Gent. Door in het weekend  te werken en voor de naschoolse opvang te zorgen buiten onze lesuren in het Zeepreventorium, kon je er rekenen op kost en inwoon. Ik vertoefde eigenlijk vaak bij mijn lief in Gent, maar dat wisten mijn ouders niet (lacht). Na mijn studies aan zee ging ik vrijwel meteen in Brussel aan de slag, in een vrouwenopvang in de Kogelstraat. Het werk bestond erin vrouwen in een crisissituatie onderdak te bieden tot ze een oplossing hadden om hun situatie te verbeteren. Er moest dag en nacht iemand beschikbaar zijn om vrouwen in nood te helpen, het ging dan om verslaafden, politieke vluchtelingen of slachtoffers van huishoudelijk geweld,… Vaak deed ik weekendshifts van zaterdagmiddag tot maandagochtend. Ik pendelde tussen Gent en Brussel, maar bleef op maandagochtend rondhangen in de buurt omdat ik dat hier zo tof vond. Al snel vond mijn lief ook werk in de hoofdstad en besloten we naar Brussel te verhuizen. Ik werkte er zo’n tien jaar, maar werken in deze sector is slopend,  vooral voor de moraal. Laat ons zeggen dat ik stilaan mijn idealisme was kwijtgeraakt en het soms moeilijker werd om niet te denken dat ze het zelf gezocht hadden. Dat was voor mij een teken dat ik misschien beter wat afstand moest nemen. Ik wilde absoluut geen verbitterde maatschappelijk werkster worden, dat zou ik vreselijk gevonden hebben. Toen dacht ik bij mezelf, ik doe een paar jaar iets anders en dan zien we wel. Op het Vossenplein was er een klein caféetje  om over te nemen :  ‘La Puce’, ik besloot om ervoor te gaan. Ik had wel geen enkele ervaring in het vak. Misschien maar goed ook achteraf bekeken, anders had ik het allicht nooit aangedurfd.  Het was mei , een warme zomer was in aantocht en ik speelde cafeetje, vaak alleen met vrienden die langskwamen. Dat was een heel gezellige tijd, met de markt elke dag voor de deur. Uiteraard kwamen de doorwinterde marktkramers me testen, ze spraken me  aan over wat ze meenden betaald te hebben en opperden dat ik hen te weinig terug gaf. Maar ik hield voet bij stuk en gaf niet  toe en zo bleek dat ik voor de test geslaagd was en ik erbij hoorde. Tegen september was het vollen bak in La Puce, we gaven ook eten met keuze uit twee voorgerechten, twee hoofdgerechten of dagschotels en een dessertje. Ik herinner me dat het nog maar vrijdagmiddag was en ik overdonderd op de trap zat door het vele werk en de klanten die maar bleven toestromen.

Ondertussen ben je al twintig jaar bezig in de Vlaamsesteenweg, hoe is dat gekomen?

La Puce werd te koop gesteld, ik was immers geen eigenaar van het pand. De eigenaar wilde het hotel dat er al gevestigd was uitbreiden en ik wist dat ik niet zou kunnen opboksen tegen de hoogste bieder. Via via hoorde ik dat Au Daringman over te nemen  was.  Het was toen een totaal ander café dan nu overigens. Een café dat vooral oudere mannen als bezoekers had, die niet zelden veel te dronken waren, stonken naar de pis en vooral veel rechtse praat verkochten. Dat wist ik voordien al toen ik in de Vlaamsesteenweg in panne viel met mijn wagen en ik het café binnenstapte met de vraag of ik de wegendienst mocht bellen. Ik kreeg de boodschap dat er geen telefoon was, ook al hing die zichtbaar achter de toog. Ondanks deze ietwat onaangename ervaring had ik op deze manier wel het interieur van het café langs de binnenkant kunnen bekijken en wist ik dat er zeker potentieel was. Het was hoe dan ook een mooi café, waar zeker iets van te maken viel. Au Daringman werd al snel ‘Bij Martine en Paul’, mijn toenmalige partner en mettertijd  ‘Bij Martine’. De klanten die er voordien waren bleven vanzelf weg. Ik heb nooit iemand van hen de deur moeten wijzen, maar ik was enigszins opgelucht dat mijn opmerkingen over hun gedachtegoed hun doel niet hadden gemist. Het interieur bleef ongewijzigd. Toen ik het overnam heb ik wel dagenlang gepoetst en geschrobd, natuurlijk. De houten elementen met rode accentjes op de muren waren voordien groen maar die hebben we rood geschilderd want dat paste beter bij het geheel. Ik haalde de lelijke skai van de banken en richtte de keuken en toiletten anders in. Voorts ziet het café er al 20 jaar hetzelfde uit met de iconische rode ‘Stella Artois’ reclame halverwege de gelagzaal.

Wat maakt het café zo bijzonder?

Het fijne is dat iedereen hier mekaar kent en als dat nog niet geval is, dat er heel gemakkelijk contacten worden gelegd. Het cliënteel is heel open en kent een boeiende mix van zowel Nederlandstaligen als Franstaligen die van de ene taal naar de andere switchen, maar er komen even goed veel Italianen bijvoorbeeld. Ik vind het heel belangrijk dat dit café de thuis is van vele mensen en helemaal  geen uitsluitend Vlaams café is. Net die mix van mensen maakt het interessant volgens mij. Ik zit graag op de houten bank rechts in het café op het einde van mijn shift. Al gebeurt dat  zelden, want het is namelijk een geliefkoosd en bijzonder plekje in het café. Het kan er intiem zijn, je kan er in je eentje op je gemak heel het café overschouwen of je knoopt er een gesprek aan met je buurman -of vrouw. Vroeger deden we al eens tegen een uur of twee dicht om zelf elders op stap te gaan. Nu is dat minder, ik zit op den duur al heel mijn leven op café! Het mooie is dat mijn klanten met mij zijn meegegroeid, sommigen kwamen van La Puce naar hier, ik heb hun kinderen zien groot worden. En diezelfde kinderen komen nu op hun beurt langs. Dat vind ik een geweldige evolutie.

Is er veel veranderd in die 20 jaar?

En of! Hier was niks, je moet je voorstellen dat cafés zoals Roskam en Monk zoals je die nu kent,  toen nog niet bestonden. Er waren eerder veel cafés zoals de vroegere Daringman in de straat. Er waren hooguit twee restaurants, een bakker, een doopsuikerwinkel en drie bruidswinkels. 10 jaar geleden vond je hier de tofste mix van oude en nieuwe handelszaken. Veel van die oude handelszaken zijn nu jammer genoeg verdwenen en hebben plaats gemaakt voor ketens, een betreurenswaardige trend die het lokale karakter verloren doet gaan. Er kwamen meer mensen in de buurt wonen dan voorheen, die al eens klaagden over overlast in het straatje. Daar zit het rookverbod ook voor iets tussen natuurlijk, want dat gebeurt nu buiten op de stoep. Er is sprake geweest om de straat autovrij te maken, maar ik heb het liever zo. Het hoeft geen woonwijk te worden, een feestje af en toe moet kunnen. Verkeersdrempels zouden echter wel welkom zijn om de snelheidsduivels wat af te remmen en dit voor de veiligheid van de voetgangers. Ik woon zelf op het Vossenplein, ik ga dan van hier naar de Vlaamsesteenweg en weer terug. Nu door de coronacrisis en het sluiten van de cafés ben ik die wandeling meer gaan appreciëren en ben ik beginnen genieten van deze buurt en de schoonheid ervan. Voordien had ik daar veel minder oog voor door de alledaagse rush. Op zich kan ik mij vreselijk ergeren aan het vuil op straat en aan het stadsbestuur. Soms trek ik naar Antwerpen en dan denk ik, ik kom hier een jaar wonen, zo’n schoon stad! Tegen de middag zijn het dan een paar maanden geworden, vervolgens een weekend en wanneer ik tegen de avond de Antwerpenaren bezig hoor op een terras ben ik blij dat ik ’s avonds weer naar huis mag. Brussel is zo uniek in België, je kan het nergens mee vergelijken. De mentaliteit die je hier vindt, vindt je nergens anders. Zo open.

Wat vind je van een organisatie zoals Brusseleir! die zich verderop in de Vlaamsesteenweg vestigde?

Ik heb eigenlijk niet zo veel  gemeen met het Brussels dialect “an sich”. Zelf spreek ik geen dialect. In de Laboureur, het café op de hoek van de Vlaamsesteenweg en de Leon Lepagestraat kwam wel eens een echte Brusseles, Thérèse. Als je die bezig hoorde in dat sappige dialect kreeg je vanzelf goesting in het Brussels. Ik vind het zeker charmant van mensen die het nog dagelijks spreken. En het is zeker belangrijk dat het kan behouden worden, op een natuurlijke manier. Het maakt onlosmakelijk deel uit van de mix in de straat en de Dansaertwijk en dat is even goed belangrijk.