Jaja, ik weet het wel, de herfst is dat seizoen waar de dagen korter worden en de temperatuur stilaan maar zeker naar het vriespunt neigt. En dus gaan sommigen ook wat verdrietig door het leven. Maar je kan het ook anders bekijken: in de herfst laat de natuur zich van haar mooiste kant zien. Het volstaat in de talrijke Brusselse parken voorbij te wandelen – of as ge good ingedoefeld zaait uuk op ’n bankske te gon zitte – om de kleurenpracht in het najaarse Brussel te bewonderen. Okee, er zullen wel altijd groemelpotte zijn die het niet eens zijn met dit idyllische verhaal. Maar er is een andere reden waarom de herfst 2021 ons ‘Joepie!’ laat roepen.
BRUSSELEIR! komt weer naar buiten!
Vanaf november gaan we ons opneut dikkes teigen et laaif kunne luupe. Allei, teigen et laaif es masscheen vuil gezeid. As ge ‘gekoronaseeft’ zaait tenminste. En dus dachten we zo bij ons eigen – dat es nen exercice da kik nogal dikkes en geire doon, want dèn em ek altaaid gelaaik – dat het goed zou zijn om even ons Brussels te oefenen. Kweste van da gaaile ni in affronte valt as ge e schuun Brussels mokske teigen komt of nen toffe Brusselse knël. Laten we dus onze woordenschat even oefenen, om terug in de mood te geraken.
HET BRUSSELS ALFABET: 21 LETTERS
Voor we eraan beginnen wel even herinneren aan het feit dat we in ons Brussels dialect feitelijk maar 21 van de 26 gekende letters gebruiken. Niet dat we die andere niet mooi vinden, maar ofwel spreken we ze niet uit, zoals de H, ofwel worden zij in de geschreven vorm vervangen door andere letters om verwarring te vermijden bij niet-dialectsprekers die toch wat in het Brussels zouden willen lezen. Zoals de C die ofwel als S of als K wordt geschreven, of de Q (als K), en de X en de Y. Et es mo da g’et wet, vè de rest muigde da vergeite.
WE BEGINNEN UITERAARD MET DE LETTER A
Om al onmiddellijk de groemelpotten te plezieren: ook in de herfst kan je elke dag van de zon genieten. Je stapt ’s morgens uit bed, liefst met je beste been. Je slentert naar de keuken, rekt je uit, doet de deur open, en je merkt dat het buiten koud is. Het regent, hagelt of sneeuwt, er hangt misschien ook wat mist, je rilt even, maar toch: je tovert een heel grote glimlach op je gezicht. En je roept tegen de kou: “stap et op tisj, ik gon toch de zonne oêle”. En je draait je om, stapt deze keer gezwind naar het aanrecht, waar je een mooie ronde vrucht uit de fruitmand neemt die je even gezwind uitperst en waarvan je het sap in een groot glas giet. Dat sap heeft dezelfde kleur als de vrucht (Ollanders uute da ‘zudoransj’) en je twijfelt… Want je dacht aan appelseen, verbrusseling van het Nederlandse (of moote me zegge Schuu Vloms?) appelsien… Niets mis met appelseen, in het dialect kan je immers geen fouten maken, niemand staat daar op te wachten. Maar ja, er is een ander woord voor, dat stilaan in de vergetelheid is geraakt. Maar waarvan wij vinden dat het echt wel een revival verdient: onze gooien aaven AROINJAPPEL.
Naar ons weten wordt dit alleen of hoofdzakelijk in Brussel gezegd. Het komt natuurlijk van ‘oranje appel’, en daarmee bewijzen we alweer dat ons Brussels dialect niet moet onderdoen in de grote Nederlandse stam. Want zelfs den Hollander horen we vandaag niet meer zingen over zijn ‘appeltjes van Oranje’. Voilà sè, zegt da kik et a gezeid em!
EN WIE A ZEGT MOET OOK…
…B zeggen natuurlijk. En terwaailest da me dèn efforkes doon vè opneut mier Brussels te klappe, kan het ook gebeuren dat we wat naar onze woorden moeten zoeken. Of dat we over onze woorden struikelen. Geen nood, daarvoor hebben we een prachtige omschrijving: BROEBELE! Of volgens Marcel de Schrijver ook tottele als synoniem. Alhoewel tottele naar mijn mening eerder wijst op stotteren en dus bij stotteraars (of totteleirs en tottelesse) past, daar waar het broebele iedereen wel eens overkomt, al dan niet in beschonken toestand. Of mè e stuk in a zjilei. Marcel vertelt in zijn bloemlezing overigens ook dat een van zijn vrienden, conférencier Willy Van Cauwenbergh, zich destijds bij het begin van een optreden dikwijls voorstelde als iemand die zes talen sprak: Vloms, Frans, broebele, akkele, tottele en zievere. Ik denk dat nogal wat Brusseleirs zich hierin ook zullen herkennen.
Voor alle zekerheid willen we er nog wel aan toevoegen dat ook het water kan BROEBELE. Dat betekent dan borrelen. Zoals in: “doet et veu oeit, et woêter es al on ’t broebele”; waarmee bedoeld wordt dat het water kookt.
In ieder geval wil ik iedereen van harte aanmoedigen om ons schuun Brussels dialekt volle gaas te beizege, uuk al moede dobaa vantaaid is broebele. Domei kunne d’ander is goo lache, en de besten onder ons lachen wel met hun eigen gebroebel mee…