Geplaatst op

Jan Brusten – President van de Gezellen van Sint Laurentius

HET LEVEN IS AL ZO MOOI, PLUK DE DAG!

Limburg Troef deze zomer! Jan Brusten mag als Breeënaar het lijstje van ketsjes deze zomer vervoegen als ketsje van augustus. Jan is reeds vier jaar president van de Gilde van de Gezellen van Sint Laurentius vzw, de gezellen zijn sinds jaar en dag de organisatoren van Brussels bekendste folklorefeest, namelijk de Meyboomplanting op 9 augustus. De gezellen hebben hun lokaal op de hoek van Stalingradlaan en de Rogier Van der Weydenstraat. De aanblik van het gebouw aan de buitenkant doet niet meteen iets van de glorie binnenin vermoeden. Niet alleen het interieur is indrukwekkend, maar je vindt er ook het patrimonium van de Gezellen terug, inclusief de prachtige reuzenfamilie en een werkatelier. Het doet daarom ook dienst als museum zodat de bezoekers kunnen kennismaken met deze lange traditie en haar werking. Dat ligt de laatste tijd wat stil door de maatregelen tegen het coronavirus, maar de gezellen zijn zeer opgetogen dat na de sobere editie vorig jaar, de hele stoet weer van stal mag voor de 713de planting van de boom vóór 17 uur. We vroegen Jan om ons Meyboomgeheugen nog eens op te frissen en hoe een Limburger president van de Gezellen van Sint Laurentius wordt. Een goedlachs gesprek met, hoe kan het ook anders, het speciaal gebrouwen Saison du Meyboom van Brasserie de la Senne en een verdwaald Piètje te Puut.

Velen kennen de Meyboom, maar misschien kan je het collectief geheugen eens opfrissen, dan wel verrijken?

Er bestaan verschillende versies over de aanleiding tot het uiteindelijke jaarlijkse planten van de Meyboom. De legendes staan immers niet op papier, er is geen schriftelijk bewijs van teruggevonden. De twee meest bekende gaan enerzijds over een geschil op een huwelijk tussen een Leuvense en Brusselse familie en anderzijds over een uit de hand gelopen discussie omtrent de gangbare bieraccijnzen, waardoor de Brusselaars liever buiten de stad naar de kroeg gingen. Wat vast staat is dat de toenmalige gezanten van Sint Laurentius in 1213 deel uitmaakten van de stedelijke milities die instonden voor het beschermen van de stad. Toen was het gangbaar dat burgers instonden voor de verdediging van de stadswallen. Zij zouden de Brusselaars te hulp hebben geschoten bij het uit de hand gelopen huwelijksfeest of de razernij rond de bieraccijnzen ter hoogte van de herberg ’t Kattenhuys, dat net buiten de stadswallen lag, wat nu zou overeenkomen met de hoek van de Zandstraat en de Broekstraat. Het was Hertog Jan de Derde die aan de gezellen van Sint Laurentius het privilege verleende om een boom te planten op 9 augustus en dit voor 17 uur. Waarom dan die datum, wel omdat op 10 augustus de Heilige Laurentius wordt gevierd. Het is echter pas in 1308 dat er voor de eerste keer overgegaan werd tot de planting van de Meyboom. Er is tot op de dag van vandaag niet echt een reden waarom er zo lang geen gebruik van het privilege werd gemaakt. Wat wel zeker is, is dat het sindsdien een waar volksfeest was voor de mensen die in de Basfondswijk woonden op dat moment. Denk daarbij aan festiviteiten die wel twee weken duurden en een kermis. Tijdens de Franse Revolutie  werd het moeilijker de Meyboom te organiseren gezien de afschaffing van alles wat te maken had met religie en folklore, de gilden werden toen bijvoorbeeld ook ontbonden. In 1880 werd de Gilde van de gezellen van Sint Laurentius weer nieuw leven ingeblazen en sindsdien zijn zij verantwoordelijk voor de Meyboomplanting alsook tal van reuzestoeten. De Basfondswijk verdween rond 1955 volledig door de bouw van het Administratief Centrum, maar het volksfeest is gelukkig gebleven.

Hoe ziet de planting er uit op de negende augustus?

De boom in kwestie is meestal een beuk. In Leuven is er doorgaans sprake van een Berk. Deze wordt door de Buumdroegers enkele dagen voor de planting uitgezocht in het Terkamerenbos, in samenspraak met de groendienst. Er worden meestal 2 of 3 bomen gekozen waarvan 1 als reserve. Vervolgens wordt de boom op 9 augustus ’s morgens gekapt. Doordat de meeste van de voormalige inwoners van de Basfondswijk uitgeweken zijn naar de omliggende gemeenten zoals Etterbeek,  Schaarbeek en Sint Joost ten Node, gaat de boom traditioneel eerst in processie naar die gemeentehuizen, respectievelijk in die volgorde. Vervolgens gaat het richting Grote Markt voor de presentatie van de boom en een ereronde rond half vier. Dit alles gebeurt in een  officiële stoet met de reuzen en hun Poepedroegers. Tijdens de gehele lengte van stoet van de Meyboom dansen de in het wit geklede Poepedroegers met hun reuzen. De Poepedroegers worden ook regelmatig uitgenodigd voor diverse folkloristische festiviteiten in binnen- en buitenland. De instandhouding van de traditie van de Brusselse reuzen door de Gezellen van St. Laurentius zorgde ervoor dat zij in 2005 werden opgenomen in de Lijst van Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid van UNESCO. Twee jaar geleden hadden we de reuzen Goliath, Gerarde en Kinneke Baba van Geraardsbergen op bezoek. Dit jaar zal de reuzengroep van Ath deelnemen aan de feestactiviteiten alsook de reus Raimundo, een reus naar het evenbeeld van Raymond Goethals . De Gardevils beschermen de boom. Deze groep werd met steun van Freddy Thielemans, voormalig burgemeester van Brussel, in 2001 in het leven geroepen na een incident met actievoerders die de boom dreigden te stelen. Het geheel wordt opgeluisterd door de fanfare van de Meyboom, waarbij de vereiste vooral is om een instrument te kunnen bespelen en overweg te kunnen met het repertoire dat uiteraard vooral bestaat uit Brusselse nummers. Dan zijn er ook nog de Piètjes te Puut, de kleine paardjes die zorgen voor een vlotte doorgang van de stoet en de nodige zwanze. De groep Madame Chapeau, naar het personage uit het bekende theaterstuk Bossemans en Coppenolle, moet ik ook nog vermelden. Jaarlijks wordt er een Madame Chapeau-verkiezing gehouden. De zowel vrouwelijke als mannelijke deelnemers worden aan diverse proeven onderworpen. Velen denken misschien dat de boom kappen een zekere verspilling met zich meebrengt, maar niets is minder waar. De boom brengt geluk en onderweg worden er takjes en blaadjes weggegeven aan de omstaanders om hen veel voorspoed te bezorgen. De boom word ook verzaagd waarbij de leden een stukje van de boom meekrijgen na de festiviteiten. Voor vijf uur wordt er overgegaan tot de uiteindelijke planting in een daarvoor voorziene put op het kruispunt van de Zand- en de Broekstraat. Ooit zorgde dit later op de avond voor een botsing met een automobilist die met zijn wagen tegen de boom was geknald. Je kon hem ergens wel begrijpen toen hij zei dat hij zweerde dat er 364 dagen per jaar géén boom op die plek staat (lacht). Tenslotte barst het feest los tot in de vroege uurtjes in en rond de wijk met tal van standjes van onder meer Brasserie de la Senne, Faro, Gambrinus en frietkraampjes. De weinige cafés die de buurt nog rijk is, leven even weer helemaal op. Ik ben blij dat de wijk tegenwoordig terug aan het opleven is met de vele renovaties en de komst van nieuwe bewoners.

Hoe ben je zelf bij de Meyboom terechtgekomen?

En stoemelings in feite (lacht). Toen ik hier komen wonen was las ik op een ochtend de weekendeditie van de krant De Morgen waarin voor de gelegenheid een paginagroot artikel te lezen stond over de Meyboom en haar traditie. Geboeid door wat ik las en omdat ik toch een dag verlof had besloot ik op 9 augustus in de namiddag naar de hoek van de Zand- en Broekstraat af te zakken en te delen in het feestgedruis. Dat was me erg goed bevallen en ik raakte aan de praat met de leden van de Meyboom. Na enig aandringen vroegen ze of ik het niet zag zitten om mee te werken. Ik startte als Poepedroeger, waarbij ik een aantal jaar ‘bomma’ en ‘bompa’ droeg. De ene reus ligt je immers beter dan de andere. Tijdens de stoet wisselen we elkaar af.  Meestal doe je eerst een aantal jaren stage. Afhankelijk van je kunnen of passies kan je dan helpen schilderen, de archieven beheren, subsidies aanvragen, allerhande technische euvels verhelpen. Omwille van mijn achtergrond als boekhouder werd ik al gauw schatbewaarder en verantwoordelijk voor de vertalingen in onze communicatie van het Frans naar het Nederlands. Later werd ik bestuurder, vicevoorzitter en na de driejarige verkiezingen die toen gehouden werden, ben ik tot voorzitter verkozen. Zodoende ben ik al vier jaar de fiere president van de gezellen van Sint Laurentius.

Favoriete Brussels woord?

Goh, dat vind ik nu een moeilijke vraag. Misschien is dat wel ‘En Stoemelings’. Vroeger werd er in de vereniging van de Meyboom wel nog meer Brussels gesproken dan nu. Dat is stilletjesaan aan het verdwijnen. De gemeenschap verandert ook, dus op zich is het wel logisch dat de mensen op veel plekken niks meer met het dialect hebben. Het Brees dialect spreek ik bijvoorbeeld ook niet zelf, maar ik versta het volledig en soms zwier ik er al eens een dialectwoord tussen, met het Brussels is dat voor mij net zo. Gelukkig vinden we wel nog genoeg leden om mee te werken door de naambekendheid van het evenement. Vooral bij de Poepedroegers die hun kinderen al eens meebrengen en laten meedoen. Die komen dan mee tot ze 13-14 jaar zijn en er dan later andere interesses op nahouden in het leven dan Brusselse folklore zoals deze (lacht), maar meestal komen ze 20 jaar later weer terug. We mogen op dat vlak niet klagen.

Kende je Brussel voordien al?

Mijn vader werkte bij L’Oréal, het bedrijf was toen gevestigd aan de Populierenstraat in het centrum. Tijdens het weekend kwamen we wel eens de Brusselse sfeer opsnuiven en deden we aan cultuur of gingen we er iets eten. Als student kwam ik wel eens een oude schoolgenoot opzoeken. Brussel was geen vreemde stad voor mij, ik kende ze wel al min of meer. Voor mijn eerste werkdag, nu alweer 25 jaar geleden, kwam ik quasi toevallig in Brussel terecht en het was meteen liefde op het eerste gezicht, ik ben er nooit meer weggegaan. Ik woonde een aantal jaar in de Rue de Flandre op nummer 35, de buurt was er toen wel anders dan nu. Vroeger kwam daar na elf uur ’s avonds bijna niemand meer buiten, tegenwoordig is het meer en meer een echte uitgaansbuurt met cafés, restaurants en de winkels die erbij kwamen, dat heeft de straat wel ten goede veranderd. De laatste 10 jaar woon ik Jette aan de Place du Miroir, wat me ook goed bevalt! Het is een beetje rustiger maar het heeft zeker zijn charmes. Ik kom er graag in de Gele Poraa waar ze overigens een uitstekende selectie aan bieren hebben en Atelier 340 is ook een echte aanrader. Er is namelijk een grote tuin, waar kleine dieren gehouden worden zoals kippen, die dan op een bepaald moment losgelaten worden. Dat is heel gezellig, vooral met kinderen die er de tijd van hun leven hebben.

Is er een plek die je kan bekoren?

Ik heb een zwak voor sympathieke Brusselse cafés zoals de Poesjenellekelder, Het Goudblommeke in Papier en theater Toone. Vroeger was de Dolle Mol mijn stamcafé, het legendarische rode café op een boogscheut van de Grote Markt. Het was een tijdje gesloten maar is nu weer open. Er blijven nog weinig cafés over met die Brusselse spirit, Au Daringman is er zo eentje met zijn onveranderd interieur, dan wel een ander publiek dan vroeger. En natuurlijk de Laboureur op de hoek van de Lepagestraat en Vlaamsesteenweg met de voormalige legendarische cafébazin en madre familias Thérèse. Ze was een echte Marolienne en het café was een familiezaak. Op een dag kwamen studenten van Sint-Lukas een vechtscène inblikken voor een filmproject. Thérèse was jarig en organiseerde een feest .  Haar zoon had de studenten toestemming gegeven maar hij had Thérèse hiervan niet op de hoogte gebracht. . Toen de scène begon kreeg een van de acteurs ook een veeg uit de pan van Thérèse waarna ze moest tegengehouden worden om haar te overtuigen dat het niet echt was (lacht)! Zo zijn er wel meer verhalen van op die hoek te vertellen.

Je woont hier nu al 20 jaar, is er veel veranderd?

Oh ja, in positieve zin! Op veel vlakken zijn ze hier goed bezig. Het autovrij maken van bepaalde zones heeft wel bijgedragen aan de leefbaarheid in de stad. De luchtkwaliteit is nog niet optimaal, maar het is wel al beter dan voorheen, vind ik. Vooral voor mensen zoals ik, die er wonen. Vroeger kwam het veel vaker voor dat we met collega’s na het werk bleven hangen, dat is sterk verminderd omdat sommigen het gewoon niet kennen en dat boezemt hen angst in. Als je zegt dat Brussel niet zo gevaarlijk is als de doorsnee Vlaming vaak denkt, geloven ze je meestal niet. Brussel is een op en top kosmopolitische stad, voor mij is Brussel de enige grootstad in België. Hier wonen mensen met zoveel verschillende nationaliteiten en culturen, er wonen zelfs nog eens zoveel mensen die uit alle uithoeken van België afkomstig zijn. Voor mij is Brussel bovendien een van de weinige plekken waar je zo lekker kwaliteitsvol kan eten voor een heel schappelijke prijs zoals bij Den Boer of Le Marmiton. Er wordt gezegd dat er veel verdwijnt, maar kijk de Meyboom en Ommegang kennen onderhand wel al een hele lange traditie. Er komen ook zoveel nieuwe dingen bij. Zoals de Zinnekeparade, dat is nieuwe folklore. De mensen klagen zo vaak, maar je moet toch ook geen mirakels verwachten. Als je de dingen tijd geeft, veranderen ze meestal ten goede. Als ik dan toch iets zou mogen wensen, dan graag een tram of bus die later rijdt dan 1 uur ’s nachts. Voor een grootstad als Brussel vind ik het toch geen al te beroerd idee om dat openbaar vervoer 24 uur op 24 te laten rijden, zodat iedereen veilig thuis geraakt.

Wat mogen we je wensen voor de toekomst?

Goh, ik ben al zo blij! Soms is het beter de voeten op de grond te houden. Al die onbereikbare dromen, daarvan ga je nooit gelukkig zijn. Het leven is al zo mooi, pluk de dag! Ja, ik weet het, het zijn misschien dooddoeners, maar met klagen en zagen komen we ook nergens. Daarbij, in Brusselzijn er alle dagen morgelijkheden te over om je goed te amuseren en gelukkig te zijn!