De Spelling van het Brussels

1 Vlaamse woorden

Het Brussels is een Vlaams (eigenlijk Brabants) dialect. De Brusselse woordenschat is dan ook grotendeels Vlaams. Het Brussels ontleent echter ook heel wat woorden aan het Frans. Daarom wordt hier eerst de spelling behandeld van de Vlaamse woorden. In het tweede deel komen de – overwegend Franse – leenwoorden aan de beurt.

A. Algemene principes

1. Er wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de spelling van het Nederlands wat betreft:

– de waarde van de digrafen (oe, ui,ie,ou …);

– de verdubbeling van de medeklinkers (vetà vette);

– de s/z en f/v-regel (leisà leize);

– de slotconsonanten.

Bedoeld worden de volgende verschijnselen:

digrafen

(d.w.z. vaste combinaties van twee letters om één klank voor te stellen) hebben dezelfde waarde als in het Nederlands

            oe in boek, ie in ien (één), eu in zeuke (zoeken)

verdubbeling van de medeklinkers na korte klinker, als er een doffe e op volgt:

  1. vet/vette  rot/rotte    em/emme (heb/hebben)

         kët/këtte (kort/korte)

   na de korte oe wordt echter niet verdubbeld

               bv koeke (koeken)  boeke (boeken)

de s/z en f/v-regel

v en z steeds en alleen aan het begin van een lettergreep; op andere plaatsen worden ze door respectievelijk f en s vervangen

               dus      geive   maar   geif en geift  (geven … geef … geeft)

                          leize                leis en leist  (lezen … lees … leest)

op het einde van een woord schrijven we nooit twee keer dezelfde medeklinker

  1. ei et (hij eet)

Maar: lange klinkers worden, anders dan in het Standaardnederlands, steeds dubbel geschreven

  1. roop en roope (roep/roepen)  bluut en bluute (bloot/blote)
  2.  

2. In een ideale spelling bestaat tussen foneem en letter een één-op-één-relatie: d.w.z. elk foneem wordt steeds door dezelfde letter(combinatie) weergegeven”

(Van Keymeulen, 1995)

3. Er worden zo weinig mogelijk zogenaamd diakritische tekens gebruikt (accenten of trema’s). Een liggend streepje wordt tussen de twee delen van een samenstelling geplaatst om een ongewenste klinkerbotsing te vermijden do-ouver (daarover)

[vergelijk met het Nederlands in bv. auto-ongeluk]

4. In principe wordt in de spelling geen rekening gehouden met assimilatie-verschijnselen,

– noch in het woord, bv. kosjvraa (kuisvrouw) bestaande uit kosj (kuis) en vraa (vrouw), uitgesproken kosjfraa

– noch op de woordgrens: ik val, uitgesproken ik fal.

In een beperkt aantal gevallen wordt echter een onderscheid gemaakt tussen de vorm van (losse) woorden in het lexicon en bepaalde gewijzigde vormen in tekstverband (bv. ikke/ik/’k).
(Zie D)

B. Welke letters voor welke klanken (fonemen)?

1. medeklinkers

            b          zoals in ‘bak’

            c          bestaat losstaand niet in het Brussels; wel in ‘…ch…’

            d          zoals in ‘dak’

            f           zoals in ‘of’

            g          zoals in ‘gat’

            h          wordt in het Brussels niet uitgesproken en evenmin geschreven

            j           zoals in ‘jas’

            k          zoals in ‘kot’

            l           zoals in ‘vol’

            m         zoals in ‘mes’

            n          zoals in ‘nat’                                       ng        zoals in ‘zing’

            p          zoals in ‘pot’

            q          bestaat niet in het Brussels

            r          zoals in ‘rot’

            s          zoals in ‘was’                                      sj          zoals in kosje (kuisen)

            t          zoals in ‘teen’

            v          zoals in ‘vol’

            w         zoals in ‘was’

            x          bestaat niet in het Brussels; wordt geschreven als ‘ks’

            y          bestaat niet in het Brussels

            z          zoals in ‘zot’                                        zj          zoals in sozje (sargie, deken)

Opmerkingen

1. Zoals in het Nederlands schrijven we ik lach (wegens lache) en ik lig (wegens ligge). We schrijven dus ook gruut (groot) en voot (voet) wegens gruute en voote, maar ood (hoed), good (goed) en ruud (rood) waar in de verbogen
vorm geen t gehoord wordt, maar een j of niets: ’n gooi vraa (een goede vrouw), ne ruuen otto (een rode auto). Om dezelfde reden schrijven we pjêd (paard) – meervoud pjêre; maar sjêt (staart) – meervoud sjête; en – in de verleden tijd – vond – meervoud vonne van vinne (vinden), maar stont – meervoud stonte van stoên (staan).

2. Werkwoordsvormen
• de voltooide deelwoorden van regelmatige werkwoorden gaan uit op d of t volgens dezelfde regel als in het Nederlands, de zogenaamde ‘’t kofschip-regel’
                        bv. vulde  gevuld                                                                                                                                                                         pakte  gepakt
NB: men hoort het verschil als er een klinker op volgt: gevuld eit, gepakt eit
• in de 2de en de 3de persoon van de tegenwoordige tijd is de uitgang t

            bv. ze pakt       z’et (ze eet)     ze rait (ze rijdt, van het werkwoord raaie)
                  z’antwout (ze antwoordt, van het werkwoord antwoure)
(alleen werkwoorden met een hoorbare d in de stam krijgen dt-vormen
            bv. ge redt (van redde)          ze wëdt (van wëdde, worden)

3. Tal van Brusselse woorden gaan uit op e maar krijgen daarachter een n als er een andere klinker op volgt
            bv. stoole        maar   stoolen en toêfels (stoelen en tafels)
                  binne
         maar   binnen of boeite (binnen of buiten)

(dezelfde regeling wordt toegepast op woorden die alleen in de verbogen of afgeleide vormen een r hebben: bv. dui, de duire (deuren))

2. semi-vocalen

Er zijn geen problemen met de w.

De j-klank wordt met i weergegeven, behalve als er een volle klinker op volgt (een andere klinker dan de doffe e)

beei (bier) maar      janke   pjêd

3. klinkers

korte klinkers

            a          man

            e          en        (soms è zoals in , zie ‘Opmerkingen’ pagina 7)

            ë          kërf (korf)

            i           in

            o          op

            oe        boek

            u          dus

ange klinkers

            aa        aaf, aave (houden)

            ee        geet, geete (gieten)

            eu        zeukel (zoeken)

            ê          vêr (ver)

            ie         ien (één)

            oo       roop, roope (roepen)

                    oêk (haak)

            ô          lôke (laken, als variant op )

            uu       kuup, kuupe (kopen)

opmerkingen

  • Anders dan in het Nederlands worden aan het woordeinde lange klinkers dubbel geschreven.
  1. vraa (vrouw) wee (wie)

Een enkele letter geeft een korte klinker weer.

  1. no (naar) ni (niet)

Aan het einde van een woord krijgt de ‘e’ een accent grave: , , , . Dit doet men ook in enkele korte woorden, om ze van heel frequente woorden met doffe ‘e’ te onderscheiden: dèn (‘dan’, om het niet met het lidwoord ‘den’ te verwarren),

èt (‘hebt’, ‘eet’, ‘hard’, ‘hart’, om die niet te verwarren met het lidwoord of het voornaamwoord ‘’t‘ of ‘et‘).

Op langere vormen, waar verwarring niet mogelijk is, plaatsen wij geen accent. We schrijven dus bv. etter (harder), etteke (hartje), ettefretter (hartenvreter), enz.

  • Sommigen spreken lange klinkers met een e-achtige naslag uit; zulke fonetische varianten hoeven niet in de spelling weergegeven te worden.

4. tweeklanken

alleen bij ai/aai en oi/ôi is de duur relevant

            korte tweeklank ai     paipke (pijpje) lange tweeklank  aai    paaip (pijp)

            korte tweeklank oi     floitsje (fluitje)            lange tweeklank  ôi      flôit (fluit)

NB: van ôi bestaat een variant: oei: bôik of boeik (buik)

andere           

ei                     eite (eten)

ui                    vuil (veel)

ooi                  gooi (goede)

ou                   bouve (boven)

au                   (in enkele woorden die zoals in het Nederlands uitgesproken worden: saus, paus)

 

C Enkele frequente woorden

  • het bepaald lidwoord heeft de volgende vormen:
    – mannelijk enkelvoud: den, de – den deuvel (de duivel), de meur (de muur)
    – vrouwelijk enkelvoud: de, d’ – de vraa (de vrouw), d’aa vraa (de oude vrouw)
    – onzijdig enkelvoud: ‘t – ’t glas of ’t gelas
    – meervoud: de, d’de boore (de boeren), d’uure (de oren)

In vaste uitdrukkingen of specifieke contexten kunnen afwijkende vormen optreden: no ’t stad, no ’t schoul (school), het is nochtans de stad en de schoul

  • het onbepaald lidwoord heeft de volgende vormen:
    – mannelijk enkelvoud: nen, ne –  nen deuvel, ne meur
    – vrouwelijk enkelvoud: ‘n –  ’n vraa, ’n aa vraa

    – onzijdig enkelvoud: e, ’n –   e glas, ’n uur
  • het persoonlijk voornaamwoord ‘hem’ schrijft men altijd em
  • het persoonlijk voornaamwoord ‘het’ schrijft men et of ’t (afhankelijk van hoe men het uitspreekt)
  • men schrijft niet aan elkaar ne mi (niet meer) en ne ki (een keer, eens)

D De spelling in de tekst

Wie een tekst in het Brussels schrijft, doet dat het best volgens de zopas beschreven systematiek. Daarenboven moet rekening gehouden worden met een aantal tekstkenmerken.

a. de doffe e van korte, onbeklemtoonde voornaamwoorden valt weg als er een klinker op volgt; in de spelling wordt dit door een apostrof aangegeven:
z’eit (ze eit, ze heeft), m’emme (me emme, we hebben),
edd’ons (edde ons, heb je ons)

Dit geldt ook voor het lidwoord ‘de’: d’ander vraa (de andere vrouw),
d’operoêse (de operatie)

Opmerking: bij een gelijkaardige weglating van de e binnen een woord, nl. in voltooide deelwoorden, wordt geen apostrof gebruikt: geite (gegeten),
gopereid (geopereerd)
Ik met een onuitgesproken klinker wordt ‘k geschreven: ‘k em (ik heb)

b. we schrijven altijd no (naar) behalve in nor ôis (naar huis)

c. dat schrijven we datte, dat of da (als men noch een dentale medeklinker, noch een slot -e hoort). Dit geldt ook voor wat: wat, watte, wat of wa.
Het feit dat we in principe geen rekening houden met assimilatieverschijnselen (behalve de in dit onderdeel behandelde gevallen) heeft tot gevolg dat we soms heel korte woorden moeten reconstrueren die we niet of nauwelijks horen; in de zin ‘ik denk dat het het eerste kind is’ hebben we na paas (peins) eerst het voegwoord dat, daarna het voornaamwoord et, daarna het lidwoord ’t zodat we krijgen: ik paas dat et ’t ieste kind es (bij normaal spreken hoort men in feite: … datieste …).

d. de t van werkwoordsvormen die in de uitspraak wegvalt vóór medeklinkers en vóór het voornaamwoord et wordt daar ook niet geschreven:
ei kom ni (hij komt niet), ei pak et op (hij pakt het op)

Als vóór die t of vóór een andere uitgang die met t of d begint, ook een r wegvalt, dan wordt die evenmin geschreven:
            da deu ni lank (dat duurt niet lang), da deude ni lank (dat duurde niet lang), ei lie Frans (hij leert Frans)

Als in de plaats van die t een g uitgesproken wordt, dan wordt die geschreven:
            ei eiget ni gezeen (hij heeft het niet gezien), ei uuget ni (hij hoort het       niet)

e. werkwoordsvormen en persoonlijke voornaamwoorden van de 2de persoon
in die volgorde worden aan elkaar geschreven:

Dus: g’et (ge hebt)              maar   edde of eie (hebt ge)
            ge woit (ge waart)      maar   woide/woie (waart ge)
            ge doet (ge doet)        maar   doede / dooie (doet ge)
            ge komt (ge komt)      maar   komde (komt ge)

f. verbindings -n
als een woord dat op een doffe e uitgaat, gevolgd wordt door een woord dat met een klinker begint, kan die doffe e wegvallen (zoals onder punt a); in andere gevallen hoort men een n tussen de twee woorden, waarbij de n aan het eerste woord wordt toegekend:
ei paasdegen uuk dat em … (hij dacht ook dat hij …)
            moote men em da vroêge? (moeten we hem dat vragen?)

2 LEENWOORDEN

A Woorden die anders uitgesproken worden dan in het Frans

Het Brussels telt een groot aantal woorden van vreemde (vooral Franse) herkomst die zich aan het Brussels aangepast hebben, vooral wat de klanken en eventuele uitgangen betreft. Er is geen enkele reden om die anders te spellen dan de rest van de Brusselse woorden.

            de koesj (auto)                                                mv. koesje

            ’t plafong (plafond)                                        mv. plafongs

            boezjee (bougie)                                             mv. boezjees, boezjeekes

            kapoêbel (capable), kapoêbelste

Het kan gebeuren dat een woord anders dan in het Frans uitgesproken wordt, maar toch een klank bevat die niet ‘Vlaams’ is, namelijk een nasale klinker. De Spelling van het Brussels schrijft voor om die als volgt te schrijven:

            an/am             sanseebel (sensible)

            on/om             ne kontaabel (comptable)

            ẽn/ẽm             ẽmpermeaabel (imperméable)

Wie dat wenst, kan de nasalisering aangeven door een tilde boven de klinker te plaatsen: sãnseebel, kõntaabel

B Woorden die uitgesproken worden zoals in het Frans

Deze woorden worden geschreven zoals in het Frans, dus bv. conducteur, train, authentique, enz.

Dit geldt uiteraard voor de talrijke Franse woordgroepen, zoals rez-de-chaussée, agent de charge, brise-lames, cuisine installée, deux-chevaux, enz.

Franse woorden kunnen Vlaamse uitgangen krijgen; die worden zonder meer aan de Franse vorm toegevoegd: conducteurs, trains, rez-de-chaussées, rez-de-chausseeke, cuisine installées, deux-chevauxs, deux-chevauxke.

Als men in het meervoud een e-uitgang hoort, schrijft men steeds –en:

enkelvoud: ’n cabine, meervoud: tweei cabinen. Zo ook ’n laisse (voor de hond), tweei laissen.

Belangrijk: al deze Franse woorden worden cursief gedrukt, zodat de lezer ze onmiddellijk herkent. Verwarring is dus uitgesloten tussen bv. facteur (postbode, Fr. facteur) en fakteur (Fr. facture); monteur (Fr. monteur) en monteur (Fr. monture).

Werkwoorden op -eire

Tal van Franse werkwoorden (vooral Franse werkwoorden op -er) worden ook in het Brussels gebruikt. Ze gaan op -eire uit en worden vervoegd zoals de inheemse, Vlaamse regelmatige werkwoorden. Omwille van de herkenbaarheid – en om vreemd aandoende vormen als esjanzjeire, swisideire, foejeire te vermijden – is het aanbevolen om hun stam zoals in het Frans te schrijven.

Enkele voorbeelden:

            echangeire, entoureire, favoriseire, introduiseire, suicideire, fouilleire

 Deze werkwoordsvormen zijn goed herkenbaar en worden daarom niet gecursiveerd. Waar het Franse werkwoord met een accent geschreven wordt, wordt dit accent weggelaten: echangeire, derailleire …

De cursieve afdruk van een woord wijst de lezer erop dat het woord zoals in het Frans uitgesproken wordt:

            monteur – monture (van een bril) in het Frans – wordt normaal geschreven

            monteur – monteur (de vakman) in het Frans – wordt cursief geschreven

B Woorden die uitgesproken worden zoals in het Frans

Die woorden worden geschreven zoals in de oorspronkelijke taal: penalty, corner, ersatz …

TER ILLUSTRATIE TEKST in twee dialectvarianten

Pépé zain paaip

Klaaine Rudy, veer joêr oud, zit mè zain aavers on toêfel. Ei uut uile klappen ouver ne neuven otto da ze zaan wille kuupe. As Rudy insisteit, wannier da ze daanen otto goên emme, zei zai poepa: menneken, doevui moo iest Pépé zain paaip ôit zaain.

’n Weik doenoê es Rudyke mè zai moema en zai poepa op bezeuk bai Pépé. En swenst da ze zuu on ’t babbele zaain, vult da kadeiken ’n zjat mè woêter, lupt ermei no Pépé en kapt dei in zain paaip.

Pépé es kwoêd. “Mo wa stekte gaai naa ôit ?”

“Awel, ma poepa ei gezeid da me ne neuven otto koste kuupen as a paaip ôit was”.

Moral: mè kadeikes moet’ oppasse op a woure …

Pépé zan paaip

Klaaine Rudy, veer joêr oud, zit mè zan aavers on tôfel. Ei uut uile klappen ouver ne neuven otto da ze zôn wille kuupe. As Rudy insisteit, wannier da ze daanen otto gon emme, zei za poepa: menneke, dovui moo iest Pépé zan paaip oeit zaain.

’n Weik donô es Rudyke mè za moema en za poepa op bezeuk bè Pépé. En swaailes da ze zoe on ’t babbele zaain, vult da kadeiken ’n zjat mè wôter, lupt ermei no Pépé en kapt dei in zan paaip.

Pépé es kwôd. “Mo wa stekte ga na oeit ?”

“Awel, ma poepa ei gezeid da me ne neuven otto koste kuupen as a paaip oeit was”.

Moral: mè kadeikes mooi oppasse op a woure …

OVERZICHT

Welke letters voor welke fonemen in het Brussels?

klinkers en tweeklanken

                                    Brussels                                              Nederlands (of Frans)

a                                  and, plat                                             hand, plat

aa                                vraa, maa                                           vrouw, mouw

ai                                 paipke, rait                                         pijpje, rijdt

aai                               azaain, raaie                                      azijn, rijden

an/am                        sanseebel (of: sãnseebel)                  gevoelig

au                               saus, paus                                           saus, paus

e                                  echt, met                                            echt, markt

e                                  de, et                                                  de, het

ê                                  pjêd, nê                                              paard, nauw

è                                  mè, dèn                                              met, dan

ee                                teen, zeen                                          tien, zien

ẽn/ẽm                          ẽmpermeabel                                    (impermeable)

ei                                 geil, ambeteire                                  geel, (embêter)

eu                               zeuke, fakteur                                     zoeken, (facture)

            ook in              chauffeur, facteur                              chauffeur, (facteur)

ë                                  kët, wët                                              kort , wrat

i                                   in; licht                                               in, licht

ie                                 tien, ien                                              teen, een

o                                  kot, locht                                            kot, lucht

ô                                 lôke, zôke                                           laken, zaken

oo                               roope, ood                                          roepen, hoed

oe                               boek, koek                                          boek, koek

                               boêt, koêk                                          baard, kaak

oei                              boeik                                                   buik

oi                                loit, moind                                          laat, maand

ôi                                lôie, rôite                                            laden/luiden, ruiten

oin                              pointeire                                            (pointer)

ooi                              kooi, gooi                                           koe, goede

ou                               belouve, woure                                  beloven, woorden

on/om                        Remon, kontaabel (of õn)                  Raymond, (comptable)

u                                 snutte, put                                          snuiten, put

uu                               bruud, nuut                                        brood, nooit

medeklinkers

b, ch (zoals in acht), d, f, g, j, k, l, m, n, ng, p, r,

s, sj (zoals in kosje kuisen), t, v, w, z, zj (zoals in sozje, deken)