Even ter herinnering: we waren in de vorige edities begost met een overzicht van plezante of bijzondere Brusselse woorden aan de hand van een alfabetische volgorde van de beginletters. Na de klinker A en de letters B, C en D komme me naa dus logischerwijze terecht bij de wellicht meest gebruikte klinker in het Brussels dialect die bovendien in talloze variaties geserveerd wordt: de E.
Je mag gerust stellen dat onze goede vrienden Marcel en Sera, toen ze destijds de spelling voor het Brussels dialect uitwerkten in opdracht van de Akademee van et Brussels, op die E een tijdje hebben zitten ‘sjikken’. In hun overzicht van de klinkers en tweeklanken onder de welluidende titer ‘welke letters voor welke fonemen in het Brussels?’ neemt ons E-ke meer dan een derde voor zijn rekening, echteg en techteg woê.
DE KLINKENDE CHAMPION VAN ET BRUSSELS: DE ‘E’!
Bezee mo: van de 22 Brusselse woorden in deze tekst die tot deze lijn in vetjes staan zijn
er niet minder dan 17 waar één of meerdere E’s staan te pronken. Geen klinker of mede-
klinker die beter doet. Maar ze worden niet allemaal op dezelfde manier uitgesproken, de
klank van de ene is niet noodzakelijkerwijs die van de ander. Ook in hetzelfde woord,
zoals in echteg en techteg. De eerste E klinkt zoals de eerste van Akademee. De tweede is
dan weer doffer en vinden we terug in het lidwoordje et, of in de werkwoorden begost
en komme. En de lange E van Akademee es d’aaigeste als die in bezee. De enige waar
al een accent op staat is in woê (‘waar’ in ‘t schuu vloms), maar dat gaat dan weer over de
uitspraak van de O die aan de E voorafgaat.
Gekomplikeid? Ja en nee. Marcel en Sera hebben voor de weergave van de grote verschei-
denheid van de uitspraak van onze E feitelijk een redelijk eenvoudige oplossing gevonden.
Uitgaande van het feit dat het Brussels als een van de Brabantse dialecten behoort tot de
Nederlandse taal schrijven we het op dezelfde manier als we dat in het Nederlands zouden
doen (voor zover dat nodig is, want zoals al zo dikwijls herhaald: een dialect is in de eerste
plaats een gesproken taal, ’n toêl da ge klapt).
Met weliswaar een vocabularium dat eigen woorden heeft of kweekt, en vooral andere
klanken produceert dan de standaardtaal of zelfs een zeer naburig dialect. Maar wat je
hoort schrijf je op, in ’t vloms dus. Nen eksempel? De OU: in ’t schuu vloms klinkt da gelak
as in ik hou van jou. In ’t Frans gelak as ’n OE (ik hoe van joe ;-)… ). Bref, vanèr no de E: omdat die klinker op veel tefrente manieren wordt uitgesproken moesten Marcel en Sera wel enkele hulpmiddeltjes gebruiken. En daarvoor kwamen ze uit bij de Franse en Duitse accenten. Den accent aigu (krol no links), den accent grave (krol no rechs), den accent circonflexe (kapke op de letter), en uuk den umlaut (twie poeinkes op de letter).

Voilà, en as ge’t naa nog ni verstoên èt, doet dèn gelak as da nènèn (man bomma) altaaid zaa: legt er aa kop baa. Of spel mè a tiene tot et vermoêk van a eele! En dobaa, et es ee vè de moment vuil te werm. Ik gon agaa ’n fles limonaad oêlen op den oêk in d’espeseederaa.
Santei, en tot de noste ki!